Blok 2
Hoorcollege 3
Contract gesloten, wat dan?
Algemene uitgangspunten:
- Art. 6:45 BW: nakoming geschiedt alleen door voldoening van de verschuldigde
prestatie. Dat geldt ook indien de andere prestatie van gelijke of zelfs hogere waarde
is. het staat de schuldeiser echter vrij om met een hem aangeboden vervangende
prestatie genoegen te nemen,
- Art. 6:29 BW: verbintenissen moeten in beginsel ineens worden voldaan. De
schuldenaar is niet bevoegd om zonder toestemming van de schuldeiser het
verschuldigde in gedeelten te voldoen.
- Art. 6:30 BW: verbintenissen zijn in beginsel onpersoonlijk. Een verbintenis kan in
beginsel door een ander dan de schuldenaar worden nagekomen. Nakoming door
een ander bevrijdt de schuldenaar. Wel is vereist dat de derde nakomt met het
oogmerk om de schuld van de schuldenaar te voldoen. Niet alle verbintenissen zijn
onpersoonlijk.
Uit de inhoud of strekking van de verbintenis kan voortvloeien dat de verbintenis is
aangegaan met het oog op de persoon van de schuldenaar, zodat deze de prestatie
persoonlijk moet verrichten.
- Art. 6:38 BW: verbintenissen zijn in beginsel dadelijk opeisbaar.
De verbintenis terstond kan worden nagekomen en nakoming kan ook terstond
worden gevorderd, indien geen tijd voor de nakoming is bepaald.
Als er wel een tijd is bepaald, dan wordt krachtens art. 6:39 BW dat die tijdsbepaling
in het belang van de schuldenaar is gesteld. Hij mag dan ook vóór de vervaldag
nakomen. Een door de schuldenaar bedongen tijdsbepaling vervalt op grond van art.
6:40 BW: A)wanneer hij in staat van faillissement is verklaard, B) wanneer hij in
gebreke blijft de toegezegde zekerheid te verschaffen, of C) wanneer door een aan
hem toe te rekenen oorzaak de gestelde zekerheid voor de nakoming onvoldoende is
geworden. Dat de schuldenaar zich niet meer kan beroepen op de tijdsbepaling
betekent dat de verbintenis opeisbaar wordt.
Welke remedies zijn er als er niet wordt nagekomen?
- Alsnog nakomen
- Schadevergoeding vorderen (aanvullend of vervangend)
- Combinatie van nakoming en (aanvullende) schadevergoeding
- Opschorten van betaling
- Ontbinden (geheel of gedeeltelijk)
- Combinatie van ontbinding en (aanvullende) schadevergoeding
Maar eerst → KLAGEN! → klachtplichtregeling, art. 6:89 BW (en art. 7:23 BW
consument)
,Klachtplicht, art. 6:89 BW (en 7:23 BW)
“De schuldeiser kan op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, indien hij niet
binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten
ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd.”
Waarom klachtplicht?
- Rechtszekerheidsbeginsel: Ter bescherming van de schuldenaar tegen late en
daardoor moeilijk te betwisten klachten.
Partijen die met elkaar contracteren, moeten weten waar ze aan toe zijn. Want als er
jaren later nog een vordering aankomt die je niet hebt zien aankomen of die je niet
aan had hoeven zien te komen, dan zou het niet makkelijk zijn om je procesrechtelijk
te verweren, want je hebt de bewijstukken waarschijnlijk niet eens meer.
Alles-of-niets-benadering
Dit betekent dat indien je niet eerst klaagt in de zin van art. 6:89 BW, dan kan je ook geen
remedie inroepen!
Binnen bekwame tijd klagen
Wat is dat? Is in een reeks jurisprudentie nader ingevuld.
Voor de consument (art. 7:23 BW) → binnen 2 maanden is tijdig.
HR Pouw/Visser
Stel je hebt op 1 december 2000 een huis gekocht.
In juni 2001 kom je erachter dat het huis beschimmeld is en er rottend hout in het huis zit.
Op 26 september 2001, (10 maanden na aankoop huis) laat je een deskundige kijken.
Stel die deskundige zegt: hier is niks aan te doen, gigantische kostenpost, alle hout moet vervangen
worden, dit rottend hout is al jaren aan de gang.
Een dag later, op 27 september 2001 stel je de verkoper aansprakelijk.
Die verweert zich, die zegt je hebt 10 maanden geleden het huis gekocht, dat is niet meer binnen
bekwame tijd, je hebt te laat geklaagd.
Ik hoefde niet te verwachten dat er nog een klacht zou komen.
HR zegt dan:
Bij de toepassing van de klachtplichtregeling van art. 6:89 BW heeft de koper (niet zijnde
consumentenkoop) een onderzoeksverplichting en een mededelingsverplichting.
Onderzoeksverplichting:
Als koper mag je in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs enige tijd nemen om
onderzoek te doen naar het gebrek dat je hebt geconstateerd.
DUS: je hoeft niet direct te klagen, je hebt afhankelijk van de omstandigheden
onderzoekstijd.
Mededelingsverplichting
Indien je je binnen de onderzoekstermijn bevindt en je constateert dat er inderdaad sprake is
van non-conformiteit, dan moet je binnen bekwame tijd mededeling doen over de non-
conformiteit.
DUS: geen specifieke tijdsaanduiding, want is afhankelijk van omstandigheden.
,Conclusie van casus HR Pouw/Visser:
Het is dan wel 10 maanden later dat er pas is geklaagd, maar er zijn ongeveer 3 maanden
kwijt geweest aan onderzoek, vervolgens is de dag na het resultaat van het onderzoek direct
een mededeling gedaan. Daarnaast is het rottend hout en de schimmel niet direct ontdekt,
maar zijn daar ook weer een paar maanden overheen gegaan.
➔ Tijdig geklaagd, dus kopers kunnen remedie inroepen.
De HR vult de open norm binnen ‘bekwame tijd’ nader in, in andere jurisprudentie:
HR Ploum/Smeets
Ploum verkocht aan Smeets een enorm groot perceel met 15 tankstations erop.
Enkele jaren voorafgaand aan de verkoop van die tankstations, waren die allemaal verbouwd en was
er ook een saneringsplan gemaakt, omdat er olieverontreiniging in dat perceel zat.
Hier was koper Smeets bekend mee.
Na de levering van het perceel, bleek dat de verontreiniging veel erger was dan waar koper Smeets
vanuit ging bij het kopen van het perceel en veel erger dan wat in het saneringsplan stond.
De koper is toen het saneringsplan gaan doorlichten, informatie bij de gemeente opvragen etc. Dat
heeft hij allemaal gedaan en vervolgens heeft hij een jaar later geklaagd bij verkoper Ploum.
Ploum verweerde zich met een beroep op art. 6:89 BW. Hij gaf aan dat het nu een jaar is sinds de
koop van het perceel, Smeets wist van de verontreiniging en het saneringsplan dus dan is koper
Smeets echt te laat met klagen.
De HR gaf toen een omstandighedencatalogus die te gebruiken is bij de vraag of er tijdig is
geklaagd:
Bij de toepassing van de klachtplichtregeling, is de context van belang. Er zijn een aantal
factoren belangrijk:
- Wat is de aard van de gekochte zaak?
- Zijn er geruststellende mededelingen door de verkoper gedaan?
- Hoe ingewikkeld is het om onderzoek te verrichten voor zo een koper?
- Eventuele medewerking van een derde?
Conclusie van casus HR Ploum/Smeets
- Wat is de aard van de gekochte zaak?
In dit geval ging het om grond, een perceel, dat is lastig om bodemonderzoek naar te
doen. Niet zo makkelijk als een paar schoenen waarvan de zool niet goed vastzit.
- Geruststellende mededelingen door de verkoper gedaan?
In dit geval ja, want verkoper heeft aangegeven dat er verontreiniging in zit, maar we
hebben een saneringsplan en netjes opgelost zo.
- Hoe ingewikkeld is het om onderzoek te verrichten voor zo een koper?
In dit geval, heel ingewikkeld, want koper moest plannen opvragen bij overheid,
monsters van bodem laten nemen.
- Eventuele medewerking van een derde?
Ja, koper was afhankelijk van overheid en andere deskundigen om goed onderzoek
te kunnen doen.
De onderzoekstermijn was in dit geval heel erg lang. Duurde bijna 10 maanden, maar dat
maakte niet uit, want er is tijdig geklaagd gezien de context en omstandigheden van het
geval.
,Klachtplicht en geen fysieke roerende zaak
De klachtplichtregeling is geschreven voor de handelskoop zoals die vroeger was.
Vroeger waar men op grote beurzen en veilingen partijen goederen kocht en direct kon
inspecteren of het in orde was.
Bv. vlees: ruikt het goed, ziet het er goed uit?
MAAR: wat als de geleverde prestatie gebrekkig is, geen fysieke roerende zaak is, maar een
soort zorgverplichting, een inspanningsverbintenis die partijen met elkaar afspreken.
Geldt de klachtplicht van art. 6:89 BW ook op dezelfde manier?
HR Van de Steeg/Rabobank:
Ging over een agrarische ondernemer die belegde in aandelen in de periode 1997 en 2002.
Had een financiële adviesrelatie met de Rabobank.
Die belegging draaide op hele grote verliezen uit voor Van de Steeg wat in 2002 aan het licht
kwam.
Van de Steeg klaagt vervolgens 3 jaar later (2005) bij de Rabobank over de gelede
schade(verlies) en zegt dat de Rabobank schadevergoeding moet betalen.
Hij beroept zich dus op een remedie.
De Rabobank doet een beroep op de klachtplicht en zegt dat Van de Steeg te laat is met
klagen gezien het 3 jaar verder is sinds het verlies. De klachtplicht regeling is een alles-of-
niets-benadering en jij bent te laat dus je kunt geen schadevergoeding vorderen.
De HR geeft dan een aantal punten aan:
- De klachtplicht regeling van art. 6:89 BW geldt voor alle soorten verbintenissen, dus
ook beleggingsadviesrelaties.
- Tijdsverloop is niet doorslaggevend! (zoals bij HR Ploum/Smeets)
Is afhankelijk van context en omstandigheden van het geval.
- Belangenwaardering rechter vereist!
Dus we hebben een onderzoektijd, denktijd, klaagtijd, en dat allemaal gegeven de
context van het geval, moet de rechter elke keer de belangen gaan afwegen tussen
de koper en de verkoper.
Onder andere wordt meegenomen of de schuldenaar nadeel heeft ondervonden van
het feit dat er zo laat is geklaagd.
Conclusie van casus HR Van de Steeg/Rabobank
Vanwege voldoende omstandigheden is er alsnog tijdig geklaagd door Van de Steeg.
In 2002 zijn er verliezen geleden door Van de Steeg, hij wist dat hij niet de winsten had waar
hij op had gehoopt, die hem zijn toegezegd.
Dat betekent nog niet dat Van de Steeg meteen hoefde te weten dat de bank vervolgens de
aansprakelijk persoon was.
Het kan ook aan andere dingen liggen, hoeft niet meteen te liggen aan je beleggingsadvies-
relatie.
Het feit dat het lang heeft geduurd voordat Van de Steeg heeft geklaagd, is ontoereikend
voor een succesvol beroep op het klachtplicht verweer.
,Met andere woorden: het feit dat er lang tijd zit tussen de schade die je hebt geleden en het
klagen. > fors tijdverloop is niet doorslaggevend voor het slagen van een klachtplicht
verweer.
Net zoals bij HR Ploum/Smeets. Je moet het in de context van het geval bekijken.
Klachtplicht regeling voorbij, wat nu?
Mag je dan zelf kiezen als schuldeiser welke remedie je inroept?
HR Multigoed Vastgoed/Nethou
Een bouwzaak waarbij een Multi Vastgoed in opdracht van Nethou( groot
opdrachtgeversbedrijf) een aluminiumgevelbeplating had gerealiseerd voor een groot
gebouw.
De gevel bleek aangetast door corrosie. Dat is niet erg, maar het ziet er niet mooi uit.
Het doet niks met de technische staat van een kozijn of gebouw.
Opdrachtgever was er niet blij mee. Die eiste volledige vervanging van de aangebrachte
gevelbeplating. Hij beroept zich op nakoming.
Dat betekent dus dat al die gevelbeplatingen van dat gebouw afgehaald moesten worden.
Dat is een tijdrovende en zeer dure klus.
Nethou was er niet blij mee, die zou 6 miljoen gulden moeten betalen om dat te realiseren,
nakoming.
In principe staat die opdrachtgever wel in zijn recht, want hij heeft betaald voor dit gebouw,
het is af, opgeleverd, maar hij heeft iets gekregen waar hij niet blij mee is.
Dus in principe wel logisch dat hij zegt ik wil nakoming.
Die aannemer betrok het geschil in rechte.
Die zei dat de eis disproportioneel is.
De aannemer deed een tegenaanbod, een alternatief.
Hij zei dat de enkel in het oog springende gevelbeplatingen, die je heel goed van beneden
kunt zien, dat hij die zou vervangen en dat hij voor de rest een soort onderhoudsplan zou
maken, waardoor die corrosie minder zichtbaar werd en zo ook wordt voorkomen dat het op
andere delen komt te zitten.
Dat zou veel minder geld kosten
Hij beriep zich dus op schadevergoeding, die hij in natura ging vergoeden.
De opdrachtgever bleef bij de nakoming. Die zei ik heb recht om nakoming te vragen.
Ik wil gewoon een gebouw zoals ik het voor ogen had.
Geschil kwam bij de rechter:
In beginsel heeft de schuldeiser de vrije keuze tussen nakoming en schadevergoeding!
MAAR, hier zitten wel grenzen aan.
Er zijn dit arrest verschillende rechtsbeginselen afgewogen:
- Contractsvrijheid: in beginsel contracteren met wie je wil en je mag contractrecht
toepassen zoals je wil, dus ook welke remedie ingeroepen wordt..
- Pacta sunt servanda: belofte maakt schuld, je moet in principe de gevel opnieuw
bouwen.
- Proportionaliteitsbeginsel: je bij de uitoefening van je rechten en remedies maat
houden.
- Subsidiariteitsbeginsel: je mag geen zwaardere rechtsmiddel inzetten dan nodig.
, - Redelijkheid en billijkheid: je moet rekening houden met de gerechtvaardigde
belangen van de wederpartij.
In dit arrest dus keuze tussen herstel of nakoming.
Hier moet dan een belangenafweging gemaakt worden!
Keuze tussen ontbinding en andere rechtsmiddelen
Er zijn twee soorten ontbindingen mogelijk:
- Ontbinding vanwege tekortkoming in de nakoming van de wederpartij
Art. 6:265 lid 1 BW.
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan
de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden,
tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze
ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
= je mag bij iedere tekortkoming ontbinden, TENZIJ sprake van uitzondering.
HR Mol/Meijer Beheer
Ging om de heer Meijer die kocht alle aandelen over van een vennootschap van Mol.
Mol die had echter niet aan Meijer medegedeeld dat die vennootschap eniger tijd
onder de loep had gelegen van de Belastingdienst, omdat zij illegale afvallozingen
hadden gedaan in water.
In het koopcontract had de verkoper een aantal garanties gegeven.
Waaronder de juistheid van de jaarcijfers die bij de verkoopstukken zaten.
Enige tijd nadat die aandelen zijn overgedragen, krijgt Meijer in een keer hele hoge
belastingaanslagen van het Waterschap. Veel hoger dan hij had verwacht.
Meijer gaat dan op onderzoek uit en ontdekt dat er een hele periode is geweest dat
de vennootschap Mol illegale activiteiten heeft verricht en als gevolg daarvan dus nog
allerlei boetes openstonden.
Wat doet Meijer? Die wil van de overeenkomst af. Wil niet met illegale activiteiten
geassocieerd worden. Die ontbindt de overeenkomst.
Waarom? Op basis van art. 6:265 lid 1 BW, omdat volgens Meijer de Mol is
tekortgeschoten in de nakoming, doordat Mol niet Meijer had ingelicht over de
belastingkwestie, illegale activiteiten en de hoge belastingaanslagen waardoor Meijer
niet volledig geïnformeerd was.
Mol was er niet blij mee. Die dacht ik heb net mijn aandelen verkocht, zit er nu
warmpjes bij en nu opeens weer ontbinden. Dus die zei, je kunt niet zomaar
ontbinden. Zo erg is mijn tekortkoming ook niet.
Ik kan je ook een schadevergoeding geven, dan heb ik gewoon je hoge aanslagen
vergoed.
dus: Mag Meijer een beroep doen op ontbinding of moet hij genoegen nemen met
een andere remedie?
, Kwam bij de HR:
De schuldeiser is vrij het kiezen van ontbinding, ook als voor de schuldenaar een
minder bezwaarlijke mogelijkheid bestaat (bv. schadevergoeding).
Want als er wordt gekeken naar art. 6:265 lid 1 BW staat er ‘iedere tekortkoming’.
Het maakt dus niet uit hoe zwaar die tekortkoming is, TENZIJ de tekortkoming gezien
haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding en haar gevolgen niet
rechtvaardigt.
De TENZIJ-regel moet heel beperkt worden uitgelegd.
Conclusie van het arrest Mol/Meijer Beheer:
In casu geen sprake van de TENZIJ-regel, dus Meijer mag ontbinden.
Je mag niet te snel beroep doen op de TENZIJ-regel en al helemaal niet als je
eigenlijk bewust je wederpartij hebt misleid, bewust verkeerde informatie hebt
verschaft, dan geldt de TENZIJ-regel al helemaal niet.
**annotatie JBM Vranken: als partijen in het rechtsverkeer betrekkelijk snel tot
ontbinding over mogen gaan, dan geeft dat veel rechtsonzekerheid. Dat brengt grote
maatschappelijke gevolgen met zich mee. Kritische blik dus.
Wordt de HR Multi Vastgoed/Nethou leer doorgetrokken naar ontbinding?
In HR Multi Vastgoed/Nethou zagen we dat in beginsel je een vrije keus hebt tussen
nakoming en schadevergoeding, maar de beperkende werking van de redelijkheid en
billijkheid kan ertoe leiden dat je niet zo vrij bent in die keuze.
Als je die leer trekt naar ontbinding:
Je kunt je afvragen of die HR Multi Vastgoed/Nethou leer wordt doorgetrokken naar de
ontbinding en of dat wel slim is, omdat je anders een inconsistent stelsel hebt.
Afgaande op HR Multi Vastgoed/Nethou kan je zeggen dat een nakoming vorderen, dus het
hele pand opnieuw begevelen, dat is te zwaar. Dat is disproportioneel. Genoegen nemen
met schadevergoeding of herstel in natura is redelijker.
Maar ontbinden kunnen we wel doen. Dat is minder bezwaarlijk voor de wederpartij terwijl
ontbinden een heftiger rechtsgevolg heeft dan nakoming.
Dus dat is gek, dan lijkt het dat er alsnog onderscheid wordt gemaakt tussen inroepen van
remedies.
Leidt art. 6:265 lid 1 BW (TENZIJ-regel) tot onevenwichtigheid in de belangen van
schuldeiser en schuldenaar?
Twee stromingen:
- Stroming van Bakels
Hangt de leer van het redelijke alternatief aan.
Ontbinding zou niet mogelijk moeten zijn als er voor de schuldeiser een minder
verstrekkende maatregel is.
Als er een redelijk alternatief voor handen is, dan moet je dat eerst inroepen en niet
meteen ontbinden.
Bijvoorbeeld bij HR Meijer/Mol(overname vennootschap) schadevergoeding.
Schadevergoeding is een redelijk alternatief.
, - Stroming van Hartlief
Je moet alleen ontbinden als er echt wezenlijke tekortkomingen zijn.
Dan kun je je wel afvragen of die tekortkoming in HR Meijer/Mol: het expres
achterhouden van belangrijke informatie voor de wederpartij, dat kan je wel
kwalificeren als een wezenlijke tekortkoming.
Dus twee alternatieven om een beetje meer balans te brengen tussen de keuzevrijheid die er
bestaat in remedies.
Vervolgens richtinggevende arrest: HR Woningstichting Eigen Haard/X
Ging over een huurovereenkomst in Amsterdam. Sociale woonruimte, mensen die aan de
ondergrens zitten met hun inkomen. Er was iemand die zo een pand huurde.
Die had de sociale woonruimte OM NIET aan vrienden van hem verhuurd, dus gratis.
Dat mocht niet. In de huurovereenkomst stond een beding dat alleen jij als huurder mag
huren. Je mag het niet onderverhuren.
Hij had het dus om niet gedaan, hij kreeg er geen geld voor.
De man was op vakantie, naar Thailand eniger tijd, en had vervolgens ook niet zijn huur
voldaan. Dat opgeteld heeft de verhuurder de overeenkomst ontbonden op art. 6:265 lid 1
BW. Waardoor een rechtsgevolg in werking trad: ontruiming.
Toen die meneer uit Thailand terugkwam, waren zijn vrienden (onderhuurders) weg en kon
hij ook zijn huis niet meer in, want het pand was ontruimt.
Een ontruiming betekent vooral in Amsterdam dat je niet makkelijk weer een huis kunt huren.
Je komt onderaan de wachtlijst, want dan wordt je beticht van woonfraude.
Dus rechtsgevolg was fors.
Om uit deze situatie te komen, moet art. 6:265 lid 1 BW op een andere manier worden
uitgelegd dan de wetgever heeft bedoeld.
Kwam bij de HR
Bleef bij de wettekst van art. 6:265 lid 1 BW. Heeft korte metten gemaakt over de discussies
over dat artikel, zoals leer van redelijke alternatief, leer van wezenlijke tekortkomingen etc.
Geeft aan dat juist door die TENZIJ-regel er voldoende mogelijkheid is voor een
belangenafweging.
Dus → de mogelijkheid om te ontbinden bij iedere tekortkoming moet blijven bestaan.
Ontbinding is een hele belangrijke remedie voor een schuldeiser om ook in het licht van de
contractsvrijheid van elkaar af te kunnen als er niet wordt nagekomen.
DUS: GEEN terughoudende toepassing van art. 6:265 lid 1 BW.