Zelfgemaakt oefententamen Psychologie van de adolescentie
Waarom is het eenzijdig om het begin van de adolescentie alleen in verband te brengen met
biologische veranderingen?
- Ten eerste beginnen hormonale veranderingen al veel vroeger, ver voordat er lichamelijke
verschijnselen waar te nemen zijn (dus voor de puberteit).
- Ten tweede loopt het psychisch ontwikkelingsproces niet altijd synchroon met de lichamelijke
rijping; kinderen kunnen lichamelijk al verder zijn dan psychisch, of andersom.
- Ten derde zien we aan het begin van de adolescentie ook al belangrijke veranderingen die sociaal
en cultureel bepaald zijn. De overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs is hier
een voorbeeld van.
Welke drie manieren waarop kenmerken van de persoon samenhangen met de omgeving zijn er?
Dit zijn verschillende manier van persoon-omgeving interactie:
- Passieve interactie: Het individu krijgt de omgeving die door biologische verwanten, namelijk de
ouders, wordt aangeboden. Hierbij is er uiteraard niet duidelijk sprake van het beïnvloeden van de
omgeving door de persoon.
- Evocatieve interactie: het individu beïnvloedt een omgeving door reacties die men bij anderen
oproept. Bepaalde kenmerken van de persoon (bijvoorbeeld verlegenheid of juist extraversie)
hebben bepaalde reacties van de omgeving tot gevolg. De omgeving verandert dus als gevolg van de
reacties die de persoon uitlokt.
- Actieve interactie: het individu selecteert een omgeving. Individuen zoeken bijvoorbeeld vrienden
die bij hen passen, of een werkkring waarin zij zich thuis voelen. De omgeving verandert dus als
gevolg van bepaalde acties van de persoon.
Wat is internaliserende problematiek en wat is externaliserende problematiek en noem een
voorbeeld.
Internaliserende problematiek zijn problemen die met innerlijke onrust gepaard gaan en niet altijd
zichtbaar zijn voor anderen, waardoor ze onvoldoende worden herkend en adequaat worden
behandeld. Angststoornissen en depressieve stoornissen vallen onder de internaliserende
problematiek
Externaliserende problemen en stoornissen gaan gepaard met conflicten met andere mensen of met
de maatschappij als geheel en zijn zichtbaar aan het uiterlijke gedrag. ODD en normoverschrijdend-
gedragsstoornis zijn twee stoornissen die vallen onder de externaliserende problematiek.
Welke drie begrippen komen steeds terug bij het bespreken van de lichamelijke ontwikkeling en
wat houden deze in?
Status, Timing en tempo
De status van de lichamelijke ontwikkeling verwijst naar het niveau van de lichamelijke rijping en
ontwikkeling van de jongeren (meestal aangegeven door één van de vijf stadia van het tanner-
schema)
De timing van de lichamelijke ontwikkeling geeft weer in hoeverre de rijping in de lichamelijke
ontwikkeling eerder, op hetzelfde moment of later plaatsvindt dan bij leeftijdsgenoten van dezelfde
sekse.
Het tempo van de lichamelijke ontwikkeling verwijst naar de snelheid waarmee een adolescent door
de stadia van rijping en ontwikkeling heen gaat. Sommige kinderen beginnen hun puberteit vroeg,
maar doen er langer over om deze af te ronden, terwijl andere kinderen laat beginnen, maar er snel
doorheen gaan.
,Op welke drie manieren zorgen hormonale
veranderingen tot veranderingen in gedrag?
- Via neurologische veranderingen
- Via een toegenomen vatbaarheid voor stress
- Via uiterlijke veranderingen als gevolg van die hormonen
Welke hersengebied gaan meer bijdragen aan sociale
cognitie en welke minder bij adolescenten?
De mediale prefrontale cortex is vooral actief wanneer
mensen nadenken over wat voor henzelf gunstig is in
vergelijking met iemand anders. Dit gebied is meer actief
bij adolescenten dan bij volwassenen.
De temporaal-pariëtale junctie is echter meer actief wanneer mensen nadenken over de intenties
van iemand anders en dit gebied is weer minder actief bij adolescenten.
Wat verstaan we onder theory-of-mind
Onder theory-of-mind verstaan we de vaardigheid om na te denken over de gedachten en
handelingen van iemand anders.
Wat zijn de drie benaderingen van cognitieve ontwikkeling en wat houden ze in?
De piagetiaanse benadering, de informatieverwerkingsbenadering en de psychometrische
benadering.
1. Bij de eerste benadering de Piagetiaanse benadering, is men geïnteresseerd in de
ontwikkelingspsychologische veranderingen die zich manifesteren in de wijze waarop vraagstukken
worden aangepakt. Met name gaat het om de soorten redeneringen die adolescenten gebruiken en
de verschillen in manier van denken met voorafgaande periodes in de ontwikkeling. Deze benadering
gaat ervan uit dat veranderingen in manier van denken samenhangen met kwalitatieve
veranderingen in de cognitieve structuren die karakteristiek zijn voor opeenvolgende stadia in de
ontwikkeling.
2. Een tweede benadering, de informatieverwerkingsbenadering, richt zich vooral op veranderingen
in de capaciteit van het cognitieve systeem en op veranderingen in de efficiëntie en organisatie van
cognitieve processen. Deze benadering is vooral geïnteresseerd in de soort informatie die
adolescenten uit hun omgeving opnemen, de wijze waarop ze informatie verwerken en de manieren
waarop ze informatie gebruiken bij het oplossen van problemen. De verschillen tussen kinderen en
adolescenten wordt opgevat als voortkomend uit kwantitatieve groei van de capaciteit van het
cognitieve systeem. Ook wordt er een toenemende efficiëntie verondersteld in de wijze waarop
informatie wordt verwerkt.
3. Ten slotte is er de zogenaamde psychometrische benadering. Deze is vooral geïnteresseerd in het
vaststellen van het niveau van cognitief functioneren van adolescenten en gebruiken daarbij testen
als meetinstrumenten om de intellectuele capaciteiten van adolescenten zoals die op een bepaald
moment aanwezig zijn zo betrouwbaar mogelijk vast te stellen. Het accent ligt bij deze benadering
veel meer op verschillen tussen individuen dan op algemene wetmatigheden.
Op welke drie vooronderstellingen is de theorie van Piaget gebaseerd?
1. Cognitief functioneren is een proces van aanpassen aan de omgeving, een proces van adaptie.
2. Tijdens de ontwikkeling van baby naar volwassene ontstaan kwalitatief nieuwe cognitieve
structuren.
3. De ontwikkeling van kwalitatief nieuwe cognitieve structuren: verloopt in een vaste opeenvolging
van stadia.
, Wat betekent dat de cognitieve ontwikkeling een transactioneel proces is?
De cognitieve ontwikkeling is transactioneel proces een, waarin het individu en de omgeving elkaar
wederzijds beïnvloeden. Deze wederzijdse aanpassing (ook wel adaptie) heeft tot gevolg dat er
telkens een nieuw ‘evenwicht’ (ook wel equilibrium) gevonden moet worden in de omgang van de
persoon met zijn omgeving.
Welke twee processen kunnen worden onderscheiden in het adaptieproces? En geef een
voorbeeld
Assimilatie en accommodatie
Assimilatie is het opnemen van informatie in zoverre dat past binnen de bestaande cognitieve
structuren. Bijvoorbeeld: een middelbare scholier is gewend aan het werken met Windows, maar bij
een vakantiebaantje moet ze met Apple werken, ze probeert haar kennis en vaardigheden van
Windows (mappen, startmenu, enzovoort) te gebruiken bij Apple om zo direct te kunnen werken met
dit onbekende besturingssysteem.
Accommodatie is het veranderen van de cognitieve structuur, zodat nieuwe elementen die niet in de
oude structuur passen daarin opgenomen kunnen worden. Als de bovengenoemde scholier de
onbekende mogelijkheden van het voor haar nieuwe besturingssysteem gaat ontdekken en
vervolgens haar werkwijze verandert, is dat een voorbeeld van accommodatie.
Wat zijn de ontwikkelingsfasen van piaget?
Senso-motorisch, pre-operationeel, concreet operationeel en formeel operationeel
Sensomotorisch: Het is de fase waarin het doen vooropstaat en nieuwe kennis bestaat uit het
kunnen doen van nieuwe dingen.
Pre-operationeel: De preoperationele fase is de fase waarin naast het doen, het denken zich steeds
meer ontwikkelt. Het belangrijkste wat geleerd is in deze fase is het kunnen denken over dingen.
Concreet-operationeel: De belangrijkste, nieuwe verworvenheid in deze fase is het kunnen denken
over doen.
Formeel operationeel: De belangrijkste, nieuwe verworvenheid van kinderen in deze fase is dus het
kunnen denken over denken.
Wat is wetenschappelijk denken?
Wetenschappelijk denken is het denken over de wereld met het doel nieuwe kennis te genereren,
bijvoorbeeld over oorzaak en gevolg van geobserveerde verschijnselen. Wetenschappelijk denken
komt voort uit het formeel-operationele denken.
Wat zijn de drie aspecten van wetenschappelijk denken?
Abstractie, Epistemologie (het denken over kennis) en argumenteren.
Wat is abstractie en in welke drie onderling verwante kenmerken van het formele denken zijn
essentieel voor het wetenschappelijke denken?
Deze betreffen het contrafactische, het hypothetisch-deductieve en het combinatorische karakter.
1. Contrafactisch (de reëel aanwezige stand van zaken wordt afgezet tegen datgene wat
mogelijkerwijs het geval zou kunnen zijn).
2. Hypothetisch-deductief (vanuit vooronderstellingen worden gevolgtrekkingen gemaakt die
vervolgens worden getoetst aan de concrete werkelijkheid).
3. Combinatorisch (de voor een probleem relevante aspecten worden eerst uit elkaar gehaald en
vervolgens systematisch gecombineerd zodat causale conclusies getrokken kunnen worden).