100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
MBA Kostencalculatie 5 tussenvragen €3,49   In winkelwagen

Antwoorden

MBA Kostencalculatie 5 tussenvragen

1 beoordeling
 78 keer bekeken  1 keer verkocht

Tussenvragen uit het boek Kostencalculatie niveau 5 (noordhoff uitgevers) voor het examen van de Associatie.

Voorbeeld 2 van de 6  pagina's

  • 26 november 2020
  • 6
  • 2020/2021
  • Antwoorden
  • Onbekend
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (2)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: hamlet • 3 jaar geleden

avatar-seller
donnacooking
Tussenvragen Kostencalculatie niveau 5
H1 – Enkele kostensoorten
1. Welke kosten zijn verbonden aan het aanleggen en aanhouden van voorraden?
Deze voorraadkosten kunnen we splitsen in twee groepen:
a) kosten voor het aanleggen van voorraden:
- bestelkosten en/of productiekosten
b) kosten van het aanhouden van voorraden:
- rentekosten over het vermogen dat in de voorraad is vastgelegd
- kosten voor afschrijving en rente van het magazijn
- arbeidskosten van het magazijnpersoneel
- kosten voor verwarming en verlichting van het magazijn
- behandelings- en conserveringskosten van de voorraden
- kosten mbt risico’s voor bederf, diefstal, brand, veroudering, prijsdaling
2. Wat is het verschil tussen de technische en economische voorraad?
Technische voorraad: die daadwerkelijk in het magazijn aanwezig is.
Economische voorraad: waarover de onderneming prijsrisico loopt. (technische + voorinkopen –
voorverkopen).
3. Wat is het verschil tussen technische en economische slijtage?
Technische slijtage: treedt op door het gebruik van de machine.
Economische slijtage: ontstaat door economische veroudering (nieuwe machine op de markt die
beter is, of vraagpatroon van afnemers wijzigt)
4. Wat is het verschil tussen de technische en economische levensduur?
Technische levensduur:
a) absoluut technische levensduur: treedt op als de machine niet meer in staat is de prestaties te
leveren waarvoor ze is aangeschaft
b) relatief technische levensduur: treedt op als de machine niet meer in staat is de
kwaliteit/hoeveelheid te leveren waarvoor ze is aangeschaft
Economische levensduur: de levensduur waarbij de all-in kostprijs het laagst is
5. Wat zijn complementaire kosten?
Kosten die nodig zijn om de machine aan te praat te krijgen/houden. Bijv. energie, arbeid en
hulpstoffen (smering).
6. Wat is het verschil tussen gelijktijdige en voltijdige capaciteit?
Gelijktijdige capaciteit: het prestatievermogen van de machine per tijdseenheid
Volgtijdige capaciteit: het productievermogen gedurende de levensduur van de machine
7. Waarom is de rente een onzelfstandige kostensoort?
Ze staan niet op zichzelf, maar hangen samen met het vermogen dat voor andere kostensoorten
wordt gebruikt.

H2 – Buitengebruikstelling en afschrijvingssystemen
1. Wat verstaat men onder het indifferentiepunt?
Het indifferentiepunt is die productiehoeveelheid waarbij het, uit het oogpunt van kosten, niet
uitmaakt of er gebruik gemaakt wordt van een kapitaalintensief of een arbeidsintensief
productieproces.
2. Noem 3 afschrijvingsmethoden
Afschrijvingsmethoden zijn te onderscheiden in:
* lineaire afschrijving:
- afschrijving via een vast % van de aanschafwaarde
* degressieve afschrijving:
- afschrijving via een vast % van de boekwaarde

, - afschrijving dalend met een vast bedrag per jaar
- afschrijvingsbedragen die afhankelijk zijn van de waarde van de werkeenheden
* progressieve afschrijving:
- afschrijving via gelijkblijvende annuïteiten waarbij de jaarlijkse rentekosten afnemen en
afschrijving toe.


H3 – Aspecten van kostenberekening
1. Welke twee opbrengstwaarden kent u?
De directe opbrengstwaarde en de indirecte opbrengstwaarde
2. Noem twee kosten indelingen:
Directe en indirecte kosten & constante en variabele kosten
3. Wat zijn trapsgewijs-variabele kosten?
Bij discontinu- of trapsgewijs-variabele kosten nemen de variabele kosten sprongsgewijs toe,
afhankelijk van de productieomvang.
4. Wat is productie op regiebasis?
Bij productie op regiebasis wordt de prijs achteraf vastgesteld op basis van een nacalculatie
5. Wat is het verschil tussen directe en indirecte kosten?
Directe kosten zijn direct toewijsbaar aan het product. Indirecte kosten zijn niet direct toewijsbaar
aan het product.
6. Is de vaststelling van het standaardverbruik alleen een technisch probleem?
Nee, het is ook een economisch probleem. Als het bijv. goedkoper is om iets meer grondstoffen te
verbruiken dan strikt noodzakelijk omdat het afmeten van de juiste hoeveelheid grondstof veel
arbeidstijd vergt, kan de onderneming ervoor kiezen een ruimere hoeveelheid grondstof in de
standaardkosten op te nemen. Dit zal dan tot meer afval leiden.
7. Wat is het verschil tussen afval en uitval?
Afval ontstaat tijdens het productieproces. Het gaat dan om grondstoffen. Uitval ontstaat na het
productieproces. Het gaat hierbij om afgekeurde producten (dus grondstoffen én arbeid).
8. Welke van deze twee (afval en uitval) is voor de onderneming nadeliger en waarom?
Uitval is nadeliger dan afval. Bij uitval gaat het om producten die niet aan de gestelde
kwaliteitseisen voldoen. Hieraan zijn naast grondstoffen ook arbeidsuren en machine-uren
besteed.
9. In welk opzicht verschillen de standaardkostprijs, voorcalculatie en nacalculatie van elkaar?
De standaardkostprijs wordt bepaald aan de hand van de standaardhoeveelheid te verbruiken
productiemiddelen. Soms is het moeilijk deze hoeveelheid te bepalen. Er wordt dan een schatting
gemaakt = voorcalculatie. In de nacalculatie wordt het werkelijke verbruik van de hoeveelheid
productiemiddel bepaald.
10. Wat zijn efficiencyverschillen?
Efficiencyverschillen zijn hoeveelheidsverschillen, die ontstaan als de werkelijk verbruikte
hoeveelheid productiemiddel afwijkt van in de standaardkostprijs/voorcalculatie berekende
hoeveelheid.
11. Waarom worden prijsverschillen gerelateerd aan de werkelijk verbruikte eenheden?
Prijsverschillen ontstaan doordat de werkelijk betaalde prijs afwijkt van de standaardprijs. Omdat
de onderneming deze werkelijke prijs heeft betaald voor de werkelijke hoeveelheid, worden de
prijsverschillen berekend over de werkelijk verbruikte eenheden productiemiddel.

H4 – Capaciteitsbepaling en methoden van kostenberekening bij 1
product
1. Noem drie oorzaken van rationele overcapaciteit
Seizoensinvloed voor de afzet die doorwerkt in de productie; reservecapaciteit wegens
onderhoud; ondeelbaarheid van de machines.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper donnacooking. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 75323 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,49  1x  verkocht
  • (1)
  Kopen