BLOK 3: TAAK 4: KNIE
COMPLEX
,Inhoudsopgave
Taak 4 – Knie complex ....................................................................................................................................... 3
1 De student kan een fysiotherapeutische diagnose opstellen en toepassen op de casus. ........................ 4
1.1 Indicatiestelling: .................................................................................................................................. 7
2 De student kent de anatomie en kinematica van de meniscus. (functie) ............................................... 9
2.1 Vorm en verankering van de menisci:.................................................................................................. 9
2.2 Functie menisci: ................................................................................................................................. 12
2.3 Schematische opbouw menisci: ......................................................................................................... 12
2.4 Gewrichtssturing: .............................................................................................................................. 14
2.5 Innervatie meniscus: .......................................................................................................................... 14
2.6 Krachtoverdracht: .............................................................................................................................. 15
2.7 Sturende rol: ...................................................................................................................................... 15
2.8 Voeding en smering: .......................................................................................................................... 15
2.9 Meniscusbeschadiging en herstel: ..................................................................................................... 16
2.10 Meniscectomie: ................................................................................................................................. 16
2.11 Meniscustransplantatie: .................................................................................................................... 16
2.12 Kinematica menisci: ........................................................................................................................... 17
2.12.1 Factoren waarvan bewegingen van menisci afhankelijk zijn: .................................................. 18
2.12.2 Verplaatsing van de menisci bij rotatie: ................................................................................... 19
3 De student kan de meniscustesten uitleggen en toepassen. (evidence statement) .............................. 20
4 De student beschrijft het capsulair patroon en de MLPP en CPP van de knie. ...................................... 27
4.1 CPP van art. genus: ............................................................................................................................ 27
4.2 CPP art. patellofemoralis: .................................................................................................................. 27
4.3 MCPP art genus: ................................................................................................................................ 27
4.4 Alternatieve MCPP’s knie:.................................................................................................................. 27
4.5 MLPP art genus: ................................................................................................................................ 27
4.6 MLPP van de art. patellofemoralis: ................................................................................................... 27
4.7 Capsulair patroon art. genu: ............................................................................................................. 27
5 De student beschrijft de pathologie van meniscusirritatie. .................................................................. 29
5.1 Menisci: ............................................................................................................................................. 29
5.1.1 Meniscusirritatie: .......................................................................................................................... 29
5.1.2 Meniscuslaesies: ........................................................................................................................... 31
6 De student koppelt de mensicusschade aan de stabiliteit. (Kapanji).................................................... 33
7 De student legt de wisselwerking uit tussen meniscusirritatie en artrose. (evidence statement) ......... 36
7.1 Atrose ontwikkeling door meniscusirritatie/schade: ......................................................................... 36
7.2 Ontstaan meniscusschade door artrose: ........................................................................................... 38
,8 De student beschrijft het therapeutisch proces en beredeneerd zijn handeling. (wat, waarom,
wanneer) ..................................................................................................................................................... 40
8.1 Conservatieve behandeling: .............................................................................................................. 40
8.1.1 Volgens boek Oefentherapie bij knieaandoeningen: p148-152 ................................................... 41
8.2 Operatieve ingreep: ........................................................................................................................... 45
8.2.1 Meniscopexie:............................................................................................................................... 45
8.2.2 Meniscectomie: ............................................................................................................................ 66
8.2.3 Kunstmeniscus: ............................................................................................................................. 73
9 De student kan een PICO opstellen voor de casus. .............................................................................. 74
10 De student herhaalt de convex-concaaf regel en legt de tractie-transaltie richtingen voor de knie uit. 75
Taak 4 – Knie complex
Hans is 56 jaar oud en heeft sinds enkele maanden last van zijn rechterknie. Momenteel voelt hij
vaker een stekende pijn aan de binnenzijde van zijn aangedane knie. Ook hoort en voelt hij soms
een krakend geluid in de knie. Het hurken lukt niet goed en ‘s ochtends heeft hij het gevoel dat hij
eerst even 20 min. “warm” moet lopen voordat hij zijn knie weer soepel kan bewegen. Tijdens het
tennissen, dat tijdens het winterseizoen binnen uitgevoerd wordt, merkt Hans dat hij niet meer voor
alle ballen kan gaan. Als hij plots naar het net moet, geeft de rechter knie steeds vaker een
pijnscheut. Soms heeft Hans ook gevoel dat hij ‘door de knie gaat’. Gedurende zijn werk – hij is
advocaat met een eigen kantoor – voelt hij de knie alleen als hij lang in dezelfde positie heeft
gezeten of bij de rechtbank veel trappen af moet lopen.
Hans komt via de huisarts bij fysiotherapeut Anja terecht. Tijdens het fysiotherapeutische
onderzoek, dat door de stagiaire Lars uitgevoerd wordt vallen de begrippen, overbelasting,
artrotische veranderingen en meniscusirritatie. Ter voorbereiding op de behandeling van Hans,
moet de stagiaire Lars een PICO opstellen. Deze PICO moet laten zien wat de best mogelijke
behandeling is voor Hans.
,1 De student kan een fysiotherapeutische diagnose opstellen en
toepassen op de casus.
Bron: BSL, Fysiotherapie, proces en werkwijze, Hoofdstuk 9:Diagnose en indicatiestelling
Fysiotherapeutische Diagnose
Hans 56 jaar , Artrotische veranderingen in rechter knie en meniscusirritatie rechterknie.
Hulpvraag:
• Terug zonder knie klachten kunnen functioneren binnen de alle daagse
activiteiten.
Functiestoornissen: (onderzoeksgegevens nog erbj typen)
• Aanwezigheid van ochtendstijfheid
• Aanwezigheid van startstijfheid
• Verminderde artrogene mobiliteit: TPS
o Flexie R: 130°, leeg eindgevoel + enige afweerspanning
o Extensie R: blijft hangen op 20° flexie, leeg eindgevoel
o Abductie 0° R: 0°, elastisch eindgevoel
o Abductie 20° flexie knie R: 0°, elastisch eindgevoel
o Adductie 0° R: 0° elastisch eindgevoel
o Adductie 20° R: 0°, elastisch eindgevoel
o Endorotatie R: 15°, elastisch eindgevoel
o Exorotatie R: 45°, elastisch eindgevoel
• Verminderde myogene mobiliteit: Tonisch onderzoek:
o Oriënterende lengtetest mm. Hamstrings: positief
o Specifieke lengtetest mm. Hamstrings: positief 60° (norm 80°)
• Verminderde spierkracht:
o LSI quadriceps 60% R tov L
• Afwijkend beweegpatroon:
• Verminderde actieve stabiliteit:
o Y-ebt: positief: 3%
• Afwijkend looppatroon:
o Aanwezigheid van een flexiepatroon: been gaat niet in extensie omdat
quadrips hier niet toe in staat is.
o Verminderde steunfase rechterbeen
o Verminderde zwaaifase linkerbeen
o Gewicht wordt meer op linkerzijde geplaatst tijdens gang
• Aanwezigheid meniscuslaesie/ verminderde passieve stabiliteit:
o Meniscustesten:
§ McMurrey:
o Positief: pijn in combinatie met voelbare knap mediale
meniscus (exorotatie/adductie)
§ Joint line tenderness test (JLT):
, o Positief: Pijnlijk punt ter hoogte van achterhoorn mediale
meniscus
§ Passieve extensie test:
o Positief: Blijft in 20° flexie , leegeindgevoel, > 10° afwijking
tov normale ROM 0° + pijn
§ Passieve flexie test:
o Positief: 130° flexie, leeg eindgevoel, ernstig letsel > 25°, in
combinatie met een pijn in de knie
§ Thessaly test:
o Positief: Pijn aan mediale meniscus, achterhoorn
Beperkingen in activiteiten:
• Trappen AF lopen: PSK 7
• Hurken: PSK: 9
• Tennissen: PSK 7
• Bureauwerk: PSK 4
Participatieproblemen:
• Deelnemen aan tennistrainingen
• Werken:advocaat
Externe factoren:
• Woont in een eengezinswoning met twee verdiepingen.
Persoonlijke factoren:
• Aanwezigheid van bewegingsangst: bang dat er nog meer schade veroorzaakt
wordt door de knie te belasten.
• Gemotiveerd
Indicatiestelling:
Op basis van de diagnose en de hulpvraag is fysiotherapie ten behoeve van het verbeteren van
beperkingen in participatie, en daarmee een verbetering van functie stoornissen, geïndiceerd.
Prognose:
Op basis van de diagnose, ziektelast en literatuur is de verwachting dat de doelstellingen van de
patiënt grotendeels of geheel kunnen worden gerealiseerd.
Behandelbare componenten:
• Pijn
• Spierkracht
• Spieruithoudingsvermogen
, • Mobiliteit
• Angst
Behandelplan
Einddoel:
Hulpvraag: Hans kan binnen 4 maanden zijn activiteiten binnen het dagelijks functioneren,
hobby’s en werk pijnvrij uitvoeren. Hierbij komend een VAS evaluatie van 8 naar 0.
Formuleren volgens smart
• Hans kan binnen … maanden de knie terug naar 160° flecteren.
• Hans kan binnen … maanden de knie terug naar 0° extenderen.
• Hans verbetert de spierkracht van de bovenbeenspieren dmv actieve oefentherapie volgens
KRS 3 waarbij binnen … maanden een LSI van 90% rechterbeen tov het linkerbeen behaald
wordt.
• Hans durft binnen 1 week de knie volledig te belasten zonder dat er sprake is van
bewegingsangst.
,Binnen de fysiotherapeutische diagnose kunnen we verschillende onderwerpen
onderscheiden:
• De gezondheidstoestand van de patiënt: Gebasseerd op het ICF model: Stoornissen
in functies en anatomische structuren, beperkingen in activiteiten,
participatieproblemen, interne en externe factoren
• Onderliggende medische factoren, inclusief ziektes/aandoeningen/syndromen en
operaties
• Onderliggende externe en persoonlijke factoren, inclusief psychische en fysieke
belasting-belastbaarheid en medische nevenproblematiek. (comorbiditeit)
• Het gezondheidsprobleem van de patiënt qua BELOOP, met aandacht voor
belemmerende en bevorderende factoren voor herstel en gezondheid
• Het gezondheidsgedrag
• Mogelijke prognose
• De hulpvraag van de patiënt
De omschrijving van deze fysiotherapeutische diagnose hangt ook af van de wijze waarop
het computerprogramma dat gebruikt wordt in de praktijk of instelling gebouwd is.
De diagnose zal richting geven voor de indicatiestelling en de inhoud van de
behandeldoelen.
1.1 Indicatiestelling:
Bij het bepalen of er wel of geen indicatie is, spelen verscheidene overwegingen een rol. In
het algemeen geldt dat de fysiotherapeut zich moet afvragen hoe het
gezondheidsprobleem van de patiënt zich zal ontwikkelen met en zonder behandeling
door de fysiotherapeut (zie fig. 9.2). De volgende vragen worden in ieder geval gesteld:
Vragen die gesteld kunnen worden:
• Wat is de aard van de hulpvraag en/of van de zorgbehoefte van de patiënt?
• Valt dit beeld in een in de KNGF-richtlijnen besproken patiëntenprofiel?
,• Wat zijn te verwachten beïnvloedingsmogelijkheden door de fysiotherapeut en is
fysiotherapie wel de meest geschikte discipline om het gezondheidsprobleem
positief te beïnvloeden?
• Wat is de te verwachten doelmatigheid van de te verlenen zorg? Doelmatigheid is de
mate waarin de inspanningen (geld, middelen, tijd) zich verhouden tot de
opbrengsten (baat van zorg). Deze doelmatigheid moet worden afgewogen tegen
het natuurlijk beloop.
• Wat is de te verwachten doeltreffendheid van de te verlenen zorg? Doeltreffendheid
is de mate van overeenstemming tussen het gestelde doel en het daadwerkelijk in
de praktijk behaalde resultaat.
,2 De student kent de anatomie en kinematica van de meniscus.
(functie)
Bron: De Morree, Dynamisch van het menselijk bindweefsel, hoofdstuk 6, paragraaf 6.4 Vezelig
kraakbeen en trekvast collageen in minisci en disci
Bron: Extemiteiten 2019, Hoofdstuk 14, paragraaf 14.2.1. Art. tibiofemoralis:
2.1 Vorm en verankering van de menisci:
• Beide menisci vertonen overeenkomst met een halve
maan
o De laterale meniscus:
§ Meer gekromd
§ Bijna gesloten cirkel
§ Grote bewegelijkheid omdat deze
niet bevestigd is aan andere
structuren
§ Even breed over hele opp
o De mediale meniscus:
§ Minder gekromd
§ Breder aan achterkant en smaller aan voorkant
§ Groter dan laterale meniscus
§ Grotere aanhechtingsplaats op tibiaplateau (punten waarmee mediale
meniscus aan het bot vast zit liggen verder uit elkaar dan laterale
meniscus) en aanhechting aan lig collaterale tibiale: hierdoor minder
bewegelijk en dus meer kwetsbaar.
§ Functies menisci:
• Schok absorptie
• Bevorderen congruentie tussen gewrichtsoppervlakken
• Helpen in het verdelen synoviale vloeistof (synovia)
• Verzorgd passieve stabiliteit
• De menisci hebben een dikkere buitenrand en een dunner midden.
Scheur in meniscus: vraag hoe oud is patiënt?
• 0-12 maanden: meniscus is volledig doorbloedt
• 18m-18j: 1/3 deel meniscus is doorbloedt (lateraal deel)
• 50 jaar of ouder: ¼ deel meniscus is doorboedt (laterale deel)
, Wanneer er dus een scheur is in het laterale deel van de meniscus zal een operatie niet
vanzelfsprekend zijn.
• De menisci hechten zich vast via de voorhoorn en de achterhoorn via korte banden in eht
bot van de area intercondylaris anteriores en posteriores.
• Positie bepaalt door het feit dat ze tijdens embryonale
ontwikkeling van achteren af zijn binnen gedrongen.
o Liggen dus extracapsulair
o Maar ook intra-articulair
Bloedvoorziening:
Buitenste deel:
• Bloedvoorziening vanuit de FOSSA POPLITEA (via a.
media genus)
o Bindweefselige delen (buitenste deel) menisci
die dicht bij het kapsel liggen zijn goed
doorbloed:
§ De penetratiediepte van de vaten in de mediale meniscus ligt tussen de 10
en 30 %;
§ In de laterale meniscus ligt de penetratiediepte van de vaten tussen 10 en
25 % (fig. 1.22)
Binnenste deel:
o Centrale binnenste delen bestaan uit vezelig kraakbeen
o Binnenste delen zijn vaatloos en worden gevoed door synovia