Samenvatting BVD DT1
Epitheelweefsel
Leerdoelen
1. De basisstructuur en plaatsen van voorkomen van de diverse vormen en varianten van
epitheelweefsel globaal kunnen beschrijven.
2. Kennis hebben van de verscheidenheid aan functies die door epitheel / epitheelcellen
kunnen worden uitgeoefend.
3. De structuur en de functie van tight junctions, desmosomen en gap junctions kunnen
beschrijven.
4. De processen kunnen beschrijven die plaatsvinden in meerlagig plat verhoornend epitheel.
5. De embryonale ontwikkeling van exocriene klieren en van endocriene klieren kunnen
beschrijven.
Leerstof
- C930-931, Fig. 7.30 op C190 en de collegestof
Terminologie
- basement membrane = basale lamina
- columnar epithelium = cilindrisch epitheel
- cuboidal epithelium = kubisch epitheel
- mucous membrane = mucosa, een weefsellaagje met veel slijmproducerende epitheliale
kliercellen
- pseudostratified epithelium = pseudogelaagd epitheel
- pseudostratified ciliated columnar epithelium = pseudogelaagd cilindrisch trilhaarepitheel
- salivary gland = speekselklier
- squamous epithelium = plat epitheel
- simple epithelium = eenlagig epitheel
- stratified epithelium = meerlagig epitheel
Inleiding:
Weefsels:
- Vier soorten weefsels:
o Epitheelweefsel
o Steunweefsel
o Spierweefsel
o Zenuwweefsel
- definitie:
o cellen allemaal dezelfde afkomst
hebben. Zelfde vorm en functie.
- Epitheelweefsel:
o De cellen zitten allemaal, op een laagje
stof (dood) dat lamina heeft.
- Deze weefsels hebben alle dieren, behalve
sponzen.
Ectoderm → zenuw-weefsel
Mesoderm → spieren en steunweefsel
Endoderm/ mesoderm/ ectoderm→ epitheelweefsel
1
,Epitheelweefsel:
- Bedekt het:
o Lichaamsoppervlakte, is de huid en binnenkant spijverteringskanaal
o Holte, is de buikholte, ofwel coeloom
- Een of meer lagen
- Diverse celvormen met basale en apikale kant
o Basale kant is de kant die in contact staat met lamina
- Speciale cel-cel contacten
- Functie: bescherming, absorptie, filtratie, excretie, secretie
Steunweefsel/bindweefsel (connective tissue)
- Verbindt lichaamsdelen
- Bestaat uit verschillende type cellen
- Veel extracellulaire matrix
- Functie: verbinden en steun, bescherming, isolatie en transport
1. De basisstructuur en plaatsen van voorkomen van de diverse vormen en
varianten van epitheelweefsel globaal kunnen beschrijven.
2. Kennis hebben van de verscheidenheid aan functies die door epitheel /
epitheelcellen kunnen worden uitgeoefend.
2
, 3. De structuur en de functie van tight junctions, desmosomen en gap junctions
kunnen beschrijven.
Tight junctions:
- Vooral in spijsverteringsstelsel, niet in huid
- Ondoordringbare verbintenis
- Zorgt ervoor dat vloeistoffen niet door de cellen heen lekken
Desmosomen:
- Verankering
Gap junctions:
- Kleine poortjes tussen twee cellen waar kleine moleculen doorheen kunnen
4. De processen kunnen beschrijven die plaatsvinden in meerlagig plat
verhoornend epitheel.
- Hoe meer de cellen naar buiten gaan, hoe meer keratine ze in zich hebben. Totdat ze zo veel
hebben, dat ze dood gaan.
- Zo verliezen we elk jaar 18 kilo huid.
5. De embryonale ontwikkeling van exocriene klieren en van endocriene klieren
kunnen beschrijven.
- Alle klieren ontstaan uit epitheelweefsel.
- Exocriene klieren ontstaan als er een uitstulping
ontstaat uit het epitheel en dat de verre cellen dan
differentiëren.
- Endocriene klieren ontstaan hetzelfde als exocriene
klieren, alleen laat de verbinding met ‘buiten’ dan
los en dan maken ze contact met de bloedbaan.
3
,Steunweefsel
Leerdoelen:
1. De basisstructuur, plaatsen van voorkomen en functies van de diverse vormen en varianten
van steunweefsel globaal kunnen beschrijven.
2. Waarom wordt ook het bloed tot het steunweefsel gerekend?
3. Weten welke de belangrijkste bestanddelen van de matrix zijn en wat hun (chemische)
structuur en hun functie is.
4. Kunnen toelichten dat de eigenschappen van de steunweefsels vooral bepaald worden door
de extracellulaire matrix.
5. Weten hoe kraakbeenstukken kunnen groeien.
6. Weten hoe beenstukken kunnen groeien en inzicht hebben in de wijze waarop er voor
gezorgd wordt dat de beenstukken niet te zwaar/massief worden.
Leerstof:
C932 en de collegestof
Terminologie:
- adipose tissue = vetweefsel
- blood clotting = bloedstolling
- bone = been
- cartilage = kraakbeen
- collagen = collageen
- collagenous fibers = collagene vezels
- connective tissue = steunweefsel, soms ook wel bindweefsel
- elastic fibers = elastische vezels
- elastin = elastine
- erythrocytes = rode bloedcellen
- fibroblasts = bindweefsel-vormende cellen
- fibrocyts = bindweefselcellen
- fibrous connective tissue = vezelig/vast bindweefsel
- Haversian system = osteon
- leukocytes = witte bloedcellen
- ligaments = gewrichtskapsels
- loose connective tissue = los bindweefsel
- platelets = bloedplaatjes
- red bone marrow = rood beenmerg
- reticular fibers = reticulaire vezels
- tendons = pezen
Inleiding:
‘Blast’ = bouwers. Voorlopers waaruit de andere cellen
ontstaan.
‘Clast’ = afbreken
‘Cyt’ = cel
4
, 1. De basisstructuur, plaatsen van voorkomen en functies van de diverse vormen
en varianten van steunweefsel globaal kunnen beschrijven.
Kraakbeen
- 3 soorten
o Hyaline kraakbeen
▪ Redelijk veel collageen vezels
▪ Stevig maar wel flexibel
▪ Neus, tussen gewrichten, tussen ribben en borstbeen
o Elastisch kraakbeen
▪ Weinig collagene veel elastische vezels
▪ Oor en epiglottus (strotteklepje)
o Vlezig kraakbeen
▪ Veel collagene vezels
▪ Tussenwervelschijven (ontstaan uit chorda) en meniscus
- Hoe groeit kraakbeen:
o Als de chondroblast ingesloten raakt door ECM noemen we het een chondrocyt.
o Interstitiële groei:
▪ Groei van binnenuit
▪ Deling van chondrocyten
▪ Secretie van matrix
▪ Tot de 18e á 21e jaar
o Appositionele groei:
▪ Groei van buiten
▪ Secretie van matrix door chondroblasten uit het perichondrium
▪ Chondroblasten worden chondrocyten
▪ Ook in volwassen stadium
- Kraakbeen is niet doorbloed, alles gaat via diffusie, daarom is het dunner
Bot
- Structuur
o Het bot bestaat uit een merg (holle ruimte), spongieus been en compact been.
Daaromheen zit het periosteum (alleen waar geen kraakbeen is)
o Als een osteoblast genoeg ECM heeft gemaakt en daarmee omsloten is, verandert
hij in een osteocyt. De osteocyten samen met de ECM vormen het bot.
- Voorkomen
o Door het hele lichaam
- Functie
o Stevigheid, bescherming, aanhechting van spieren → beweging
- Opbouw compact bot
- Opbouw spongieus bot
5
, o Als een bot gaat groeien, wordt er aan de buitenkant meer bot aangemaakt, maar
aan de binnenkant moet er bot worden afgebroken. Dat doen osteoclasten en dan
krijg je spongieus bot. Anders wordt het te zwaar
- Botgroei
o Kraakbeen wordt vervangen door bot
2. Waarom wordt ook het bloed tot het steunweefsel gerekend?
Alle steunweefsels ontstaan uit mesenchymale cellen. Bloed ook, dus is bloed ook een soort
steunweefsel.
3. Weten welke de belangrijkste bestanddelen van de matrix zijn en wat hun
(chemische) structuur en hun functie is.
ECM:
- Bestanddelen:
o Langgerekte, vezelachtige eiwitten zoals:
▪ collageen, fibronectines en elastines
o En uit glycosaminoglycanen (GAG's)
- Wordt gemaakt door ‘blasten’
- Functie:
o Stevigheid en structuur
4. Weten hoe kraakbeenstukken kunnen groeien.
- Als de chondroblast ingesloten raakt door ECM noemen we het een chondrocyt.
- Interstitiële groei:
o Groei van binnenuit
o Deling van chondrocyten
o Secretie van matrix
o Tot de 18e á 21e jaar
- Appositionele groei:
o Groei van buiten
o Secretie van matrix door chondroblasten uit het perichondrium
o Chondroblasten worden chondrocyten
o Ook in volwassen stadium
6