Module 1.2
vragen voor het tentamen
Psychologie en sociologie
Vraag 1
Kun je aangeven waarom kennis van psychologische, maar ook sociologische
en pedagogische begrippen voor een werker van belang zijn?
Theoretische kennis uit de psychologie en de sociologie geeft inzicht in de wijze
waarop kinderen zich ontwikkelen en worden gesocialiseerd, en de pedagogiek leert
ons te zien wat de rol is van opvoedingsaspecten daarbij zoals de opvoedingsstijl
van verzorgers hun opvoedingsdoelen. Met pedagogiek bedoelen we letterlijk de leer
van begeleiding van het kind naar volwassene. Het is de wetenschap (maar ook de
leer) van het opvoeden en opvoeding. De studie van opvoedingsprocessen en alles
wat daarbij van belang is, zoals opvoedingsdoelen, opvoedingsopgaven,
opvoedingsstijlen, opvoedingsrelatie, onderwijs etc. Daarbij maakt de pedagogiek
veel gebruik van begrippen en inzichten uit de psychologie en de sociologie, zoals
hechting (ontwikkelingspsychologie) en socialisatie (sociologie).
Vraag 2
Expertantwoord psychologiebril
Psychologisch denken maakt het mogelijk dat we de roerselen van mensen, hun
gedachten, gevoelens, strevingen, bewuste en onbewuste motieven en het
waarneembare gedrag van individuen kunnen begrijpen en inschatten. Hiermee
kunnen we problemen onderscheiden en begrijpen en proberen op te lossen, ook in
geval van problematische opvoedingssituaties. Bij deze film kunnen we nadenken
over de sociaal-emotionele ontwikkeling van Stacey en haar cognitieve ontwikkeling.
De psychologie kan ons inzicht geven bij de volgende vragen die Stacey oproept:
hoe ontwikkelt ze zich als adolescent en jongvolwassene? Hoe denkt ze na over
zichzelf en de wereld (heeft ze een beperking? Is ze normaal begaafd?). Hoe gaat ze
om met haar kind en haar moederrol, lukt de opvoeding, hoe gaat het met haar kind?
Hoe is de band met haar kind, is er een veilige band? Wat is haar motivatie? Hoe
voelt ze zich, hoe is haar draaglast en draagkracht, kan ze haar praktische
problemen wel aan, welke begeleiding en steun heeft ze emotioneel en sociaal en
praktisch nodig?
Expertantwoord sociologiebril
Sociologisch denken zorgt ervoor dat we gedrag van individuen vanuit een
maatschappelijk perspectief kunnen begrijpen. Terwijl individuen zelf kunnen menen
dat ze zelfbewust en uniek handelen, is veel gedrag maatschappelijk te verklaren. De
sociologie wijst ons op de maatschappelijke kant van gedrag (zie Hoeksema pag.
14). Bij Stacey uit de film kunnen we nadenken over haar maatschappelijke positie
als tienermoeder. De maatschappelijke context waarin haar identiteitsontwikkeling
plaatsvindt als 19-jarige, wat is de bagage die ze meegekregen heeft (sociaal-
economische achtergrond); welke doelen op het gebied van zelfstandigheid moet ze
realiseren, wat wordt er van haar gevraagd als ouder (ook vanuit wettelijke eisen),
hoe ziet haar financiële situatie er uit (eigen huishouding, schulden), wat heeft ze
voor opleiding en wat zijn haar kansen op de arbeidsmarkt? Welke
, (on)mogelijkheden zijn er vanuit de maatschappelijke realiteit
(huisvestingsproblematiek, studeren met schulden of gaan werken). En ook: hoe
kunnen wij en zijzelf haar functioneren begrijpen vanuit haar socialisatie
(gezinssituatie thuis)? Wat voor socialisatie krijgt haar dochtertje? Wat voor rol speelt
de Nederlandse staat door middel van jeugdzorg? Welke normen en waarden spelen
een rol in onze samenleving bij het opvoeden en welke spanningsvelden brengen die
mee voor opvoeders?
Hechting en hechtingsstijlen
Vraag 1
1. Welk inzicht gaven de proeven met jonge aapjes van Harlow ons over
menselijk contact?
2. Wat heeft dit te maken met nature en nurture?
Jonge aapjes en mensen hebben een natuurlijke behoefte aan contactsteun; dit
zoeken en vinden aapjes bij een warme ouderfiguur, liever een warme pop dan een
kille metalen voedselouder.
Vraag 2
Welk inzicht gaf Bowlby ons over hechting?
Hechting bij een jong kind is een aangeboren behoefte, een levensstrategie. Volgens
Bowlby is het de beschikbaarheid van de verzorger/opvoeder waar het voor een kind
om draait, meer dan gewoon nabijheid, waar Harlow ons eerder op wees.
Vraag 3
Welke twee vormen van hechting onderscheidt Ainsworth?
Veilige en onveilige hechting.
Vraag 4
Welke 3 hechtingstijlen onderscheidt Ainsworth?
- Veilige gehechtheid
- Angstig-vermijdende gehechtheid
- Angstig-afwerende gehechtheid (wordt ook wel ‘angstig-ambivalent’ genoemd)
Vraag 5
Welke vier opvoedingsstijlen onderscheiden we?
- Autoritatieve opvoedingsstijl
- Autoritaire opvoedingsstijl
- Permissieve opvoedingsstijl
- Onverschillige opvoedingsstijl
Vraag 6
Ga bij elke opvoedingsstijl na welke hechtingsstijl hierbij zou kunnen
aansluiten.
Belangrijk voor een veilige hechting zijn liefdevol handelen (sensitiviteit) en aandacht.
Een autoritatieve opvoedingsstijl en permissieve opvoedingsstijl bieden dat meestal
wel. Bij een autoritaire opvoedingsstijl kan liefdevol handelen afwezig zijn en is er
gevaar voor een angstig-afwerende gehechtheid, toch kan deze stijl ook samengaan