Probleem 2 – Feit of fictie?
Stevens et al., 2018 – Psychische problematiek bij jeugdigen met een migratieachtergrond in
Nederland en Vlaanderen Een literatuuroverzicht
Stevens & Vollebergh, 2008 – Mental health in migrant children (vanaf p. 284)
Yaman, et al., 2010 – Perceived family stress, parenting efficacy, and child externalizing behaviors in
second-generation immigrant mothers
Bean et al, 2007 – Comparing Psychological Distress, Traumatic Stress Reactions, and Experiences of
Unaccompanied Refugee Minors With Experiences of Adolescents Accompanied by Parents)
Duinhof et al., 2020 – Immigration background and adolescent mental health problems: the role
of family affluence, adolescent educational level and gender
Delforterie et al., 2016 – Parental solicitation, parental control, child disclosure, and substance use:
native and immigrant Dutch adolescents
Jansen et al., 2010 – National Origin and Behavioural Problems of Toddlers: The Role of Family Risk
Factors and Maternal Immigration Characteristics
Oort et al., 2006 – Internalising and Externalising Behaviours in Young Adults: Dutch Natives and
Turkish Migrants in the Netherlands
Hoe kunnen deze verschillen verklaard worden? → theoretische perspectieven en empirische
literatuur (past de empirie bij de theorie?)
(Stevens et al., 2018 – Psychische problematiek bij jeugdigen met een migratieachtergrond in
Nederland en Vlaanderen Een literatuuroverzicht)
Er worden 2 theoretische perspectieven op de relatie tussen het hebben van een
migratieachtergrond en psychische problematiek onderscheiden:
1. Het stressperspectief: Lang is er in de wetenschappelijke literatuur van uitgegaan dat
migratie primair gezien moet worden als een stressvol gebeuren (negatieve kant). Redenen:
Migreren betekent afscheid nemen van belangrijke mensen in het leven.
Migranten zijn genoodzaakt een leven op te bouwen in een nieuw land, een nieuwe taal te
leren en zich aan te passen aan een nieuwe culturele omgeving met vaak nieuwe waarden,
normen en gebruiken. De normen en waarden van het land van oorsprong kunnen daarbij als
onverenigbaar worden gezien met die van de ontvangende maatschappij.
Veel jeugdigen hebben dit proces van migratie niet zelf meegemaakt, omdat zij geboren zijn
nadat hun ouders al gemigreerd waren. Toch kunnen zij indirect hier mee te maken krijgen,
namelijk via de stress die het oplevert voor hun ouders. In migrantengezinnen lijkt regelmatig
sprake te zijn van asymmetrische acculturatie: een situatie waarin kinderen positiever zijn
over de waarden, normen en gebruiken van het ontvangende land dan hun ouders.
Deze verschillen tussen ouders en kinderen kunnen vervolgens leiden tot
intergenerationele conflicten en stress meer risico voor psychische problematiek
bij zowel kinderen als hun ouders.
Jongeren zitten in een levensfase waarin ze een eigen identiteit ontwikkelen
jeugdige migranten van verschillende generaties moeten beslissen hoe zij zich
(willen) verhouden tot het land van herkomst en de ontvangende maatschappij
kan resulteren in vervreemding en (psychische) problemen. Veel onderzoeken
hebben laten zien dat jeugdigen die sterk georiënteerd zijn op zowel de cultuur van
oorsprong als de ontvangende cultuur minder depressie, angst en agressief gedrag
laten zien dan andere jeugdigen met een migratieachtergrond.
Confrontatie met vooroordelen en discriminatie : Discriminatie verkleint de kans op een baan
een afname van carrièrekansen, minder inkomen en de noodzaak te wonen in relatief
onveilige buurten. Ook is er een risico op bijv. angst, depressie en agressie.
Social identity theory: Etnische discriminatie is pijnlijk, omdat dit gepaard gaat met
het besef dat een belangrijk deel van een persoon (zijn of haar etnische achtergrond)
door anderen niet wordt gewaardeerd of zelfs wordt afgewezen resulteert soms
in angst, depressie of agressie.
1
, Andere auteurs benadrukken dat het ervaren van discriminatie een constant gevoel
van dreiging met zich mee kan brengen, omdat mensen zichzelf zien als doelwit van
kwaadwillige intenties en attitudes, of een gevoel van een tekort aan controle over
eigen leven.
De verwachting is dat jeugdige migranten van de 1 e generatie minder gevoelig zijn voor
processen van discriminatie en uitsluiting dan de 2 e generatie, omdat 2e migranten meer dan 1e
migranten volledige participatie in de ontvangende maatschappij verwachten en nastreven.
De specifieke culturele achtergrond van bepaalde migrantengroeperingen kan zorgen voor
een verhoogde kans op de ontwikkeling van psychische problemen bij jeugdigen en dan met
name met agressief, delinquent en oppositioneel gedrag.
Mohler onderscheid 2 modellen waarin de culturele achtergrond van jeugdigen gerelateerd
wordt aan psychische problematiek:
Problem-suppression model: Het gedrag van jeugdigen wordt direct beïnvloed door
culturele normen over geaccepteerd en niet-geaccepteerd gedrag, omdat jeugdigen
deze normen internaliseren.
Adult-distress threshold model: Een indirect effect van cultuur op psychische
problematiek wordt verwacht, omdat ouders en andere volwassenen (zoals
leerkrachten) bepaald (gewenst) gedrag bij kinderen stimuleren terwijl ander
(ongewenst) gedrag onderdrukt wordt.
Deze 2 modellen bieden geen verklaring voor probleemgedrag in het algemeen, maar meer voor
specifieke soorten probleemgedrag. Zowel het stimuleren als het onderdrukken als het proces
van internaliseren van gedrag bij jeugdigen zelf, kunnen onvoorziene effecten hebben: het sterk
onder druk zetten van jeugdigen om bepaald gedrag al dan niet te vertonen, kan leiden tot
gevoelens van angst en depressie.
2. Het veerkrachtperspectief: Het is niet terecht te veronderstellen dat migratie leidt tot allerlei
psychische problemen bij jongeren. Dit perspectief benadrukt het potentieel van migranten.
Dit potentieel kan voortkomen uit:
De kenmerken van migranten voorafgaande aan migratie Selectie: Volgens het ‘healthy
migrant effect’ is er sprake van een selectieve migratie, waarbij slechts de ‘veerkrachtigen’
het migratieproces aandurven en aangaan (bijv. er zijn cognitieve en emotionele
vaardigheden nodig om voor te bereiden en alles achter te laten) Kinderen van deze
migranten groeien dus op in een veerkrachtig gezin.
Het idee van selectieve migratie is niet nieuw, maar vroeger werd gedacht dat individuen
met een verhoogd risico op psychische problematiek eerder migreren, maar hier geen
empirisch bewijs voor gevonden.
De ontvangen steun en het positieve perspectief op de toekomst na migratie invloed:
Komt ook terug in de immigratieparadox, waarbij de veerkracht voornamelijk het gevolg is
van de positieve context van migranten nadat zij gemigreerd zijn. De immigratieparadox
geeft aan dat het beter gaat met migranten (en zeker met diegenen die behoren tot de 1 e
generatie – zij die geboren zijn in het land van herkomst) dan op basis van hun SES en
minderheidspositie verwacht zou kunnen worden. Mogelijke verklaringen zijn:
o De mate van steun die (vooral 1e-) migranten ontvangen van hun eigen etnische
groep.
o Jongeren met een migratieachtergrond hebben hoge academische aspiraties
beschermen tegen vooral oppositioneel en delinquent gedrag.
(Stevens & Vollebergh, 2008 – Mental health in migrant children) meta-analyses
Het belang van de informant bij het bepalen van de prevalentie van probleemgedrag bij
migrantenkinderen
2
,Volgens studies zouden er meer overeenstemming kunnen zijn over het niveau van probleemgedrag
van het kind tussen migrantenouders en hun kinderen dan tussen ouders of kinderen en de
leerkrachten. Deze discrepanties in zelf-, ouder- en leerkrachtgerapporteerd probleemgedrag kunnen
een weerspiegeling zijn van:
Werkelijke verschillen in gedrag van kinderen : Het ontbreken van consistentie in het niveau
van gerapporteerd probleemgedrag tussen informanten kan worden verklaard door het feit
dat de informanten niet worden blootgesteld aan identieke voorbeelden van het gedrag van
een kind, omdat het kind in verschillende contexten wordt gezien en omdat leraren een
andere interactie hebben met de kind dan ouders.
Verschillen in drempels om probleemgedrag te melden : Verschillen in culturele normen van
wat passend kindergedrag is, zouden ook de discrepanties in gerapporteerd probleemgedrag
tussen de informanten kunnen verklaren. Om dit mechanisme te testen, onderzochten
sommige studies of ouders met verschillende culturele achtergronden verschillende ideeën
hadden over wat normaal gedrag is, en er waren geen verschillen. Daarnaast werden de
reacties van ouders op vignetten van kindergedrag beoordeeld. In tegenstelling tot de vorige
studies, vonden de auteurs etnische verschillen in de opvattingen van ouders over normaal
en afwijkend gedrag (bijv. Met betrekking tot tolerantie voor fysieke agressie, driftbuien,
oneerlijkheid en verwachtingen van concentratie).
Vooroordelen in rapporten over probleemgedrag : Vooroordelen in zelf-, ouder- en
leerkrachtgerapporteerd probleemgedrag kunnen ook verantwoordelijk zijn voor de
discrepanties in de niveaus van gerapporteerd probleemgedrag. Migrantenouders en
adolescenten kunnen gedragsproblemen onderrapporteren omdat ze zich bewust zijn van
hun lage status in de samenleving en daarom geen brandstof willen toevoegen aan de
negatieve perceptie die de autochtone bevolking heeft over hun kinderen of zichzelf.
Verschillende informanten geven ons dus zeer verschillende resultaten over probleemgedrag bij
migrantenjongeren, die verschillende oorzaken kunnen hebben. Een onderzoek dat dit probleem
probeerde op te lossen, introduceerde een professionele diagnose als de ‘gouden standaard’ voor
het probleemgedrag van kinderen resultaten gebruiken van kinderen, hun ouders van in
combinatie met schoolinformatie.
Het belang van kenmerken van de migrantengroepen bij het bepalen van de prevalentie van
probleemgedrag bij migrantenkinderen
De 2e reden waarom ze op basis van onze geselecteerde onderzoeken geen algemene conclusies
konden trekken over het niveau van psychische problemen bij migrantenkinderen, is dat het effect
van migratie varieert met de specifieke kenmerken van de migrantengroep. Het is dus problematisch
om autochtonen te vergelijken met een mix van migrantenjongeren op basis van de veronderstelling
dat het algemene migratieproces telt, en niet zozeer de specifieke kenmerken van de
migrantengroep, omdat het grote differentiële effecten tussen bepaalde migrantengroepen kan
verhullen.
SES: SES verschillen tussen migranten en autochtonen verklaren niet volledig de verschillen
in probleemgedrag tussen probleemgedrag van kinderen.
Familie stress: Migrantengezinnen kunnen intergenerationele conflicten hebben, aangezien
migrantenjongeren over het algemeen sneller accultureren met de waarden van de nieuwe
samenleving dan hun ouders. Echter, studies laten zien dat migrantenjongeren niet meer
problemen ervaren met hun ouders dan andere adolescenten. Integendeel, deze factor zou
kunnen verklaren waarom migrantenjongeren juist minder risico lopen op het ontwikkelen
van probleemgedrag (beschermende factor).
Cultuur van oorsprong: De erkenning van het dynamische karakter van cultuur wijst er
duidelijk op dat toegenomen niveaus van probleemgedrag in de cultuur van herkomst niet
noodzakelijk een verklaring zijn voor toegenomen niveaus van probleemgedrag bij de
immigrantenbevolking. Zo hebben immigranten vaak een tussenpositie tussen home-native
en host-native.
3
, Validiteit: Het gebrek aan interetnische/interculturele gelijkwaardigheid van de gebruikte
instrumenten kan tot op zekere hoogte verantwoordelijk zijn voor de verschillen in
probleemgedrag maar onbekend in welke mate.
Het belang van kenmerken van de gastlanden bij het bepalen van de prevalentie van
probleemgedrag bij migrantenkinderen
Selectie van migranten door het gastland: Kan afhangen van de specifieke selectie van
bepaalde typen migranten door de ontvangende landen. Er bestaan belangrijke
verschillen/redenen tussen immigratielanden in het potentieel van de migrantengroepen om
(SES) succes te behalen na migratie. VB: Terwijl het gemiddelde inkomen van immigranten in
Canada na 10 tot 12 jaar hoger is dan dat van de nationale bevolking, 30 jaar na hun migratie
naar Nederland is de SES van Marokkaanse en Turkse immigranten nog steeds erg laag
kan verklaren waarom Australische en Canadese studies geen verhoogde niveaus van zelf- en
ouder-gerapporteerd probleemgedrag vonden.
Pluralisme en multiculturalisme in het gastlan d: De mate van pluralisme en houding ten
opzichte van integratie in het ontvangende land zou van invloed kunnen zijn op het
gemiddelde niveau van probleemgedrag bij allochtone jongeren. VB: Een hogere frequentie
van internaliseringsproblemen bij de Turken in Noorwegen dan in Zweden zou verklaard
kunnen worden door hun zwakkere Turkse identiteit en hogere frequentie van ervaren
discriminatie, die het gevolg leek te zijn van verschillen in immigrantenbeleid en attitudes
tussen gastlanden ten opzichte van immigranten in de twee landen.
Internationale verschillen in het welzijn van kinderen in gastlanden : Aangezien alle
opgenomen onderzoeken gebruik maakten van autochtone kinderen uit het ontvangende
land als benchmark, bemoeilijken interculturele of internationale verschillen in geestelijke
gezondheidsproblemen bij kinderen van autochtone bevolkingsgroepen de vergelijking van
onderzoeken die in verschillende landen zijn uitgevoerd aanzienlijk grote verschillen
gevonden tussen landen. VB: Lagere niveaus van internaliserende problemen bij Nederlandse
dan bij Amerikaanse en Australische kinderen waardoor de vergelijkingen voor
migrantenpopulaties in Nederland veel minder gunstig zijn.
Het matigende effect van geslacht en leeftijd
Geslacht: Verschillende eisen aan dochters in vergelijking met zonen in migrantengezinnen,
met name in gezinnen die uit meer traditionele culturen komen, zouden kunnen leiden tot
verschillende effecten van migratie op probleemgedrag bij jongens en meisjes. Verschillende
onderzoeken hebben dit inderdaad bevestigd, hoewel de richting van dit effect niet
consistent was met de onderzoeken.
Leeftijd: Ook inconsistente resultaten. Een onderzoek toonde aan dat kinderen van 4-11 jaar
grotere problemen vertoonden dan oudere kinderen. Een andere studie toonde het
tegenovergestelde en een andere toonde geen verschillen.
Het modererende effect van de migrantenstatus op de voorspellers van probleemgedrag
Deze onderzoeken gingen ervan uit dat de relatie tussen verschillende risico/beschermende factoren
en probleemgedrag in beide populaties vergelijkbaar is. Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn,
aangezien de impact van bepaalde risicofactoren kan afhangen van de culturele achtergrond. Een van
de culturele kerndimensies die in intercultureel onderzoek wordt onderscheiden, is de dimensie die
ten grondslag ligt aan individualistische vs collectivistische culturen:
- Er is gesuggereerd dat in culturen waarin familiesolidariteit, cohesie en onderlinge
afhankelijkheid essentieel zijn (d.w.z. in collectivistische culturen), ouderlijke warmte nauwer
verband houdt met het probleemgedrag van kinderen dan in individualistische culturen.
- Meer in het algemeen kunnen mensen uit collectivistische culturen kwetsbaarder zijn voor
relationele stress (d.w.z. problemen met ouders, vrienden en school) en het gebrek aan
steun van deze belangrijke anderen.
4