VASTGOEDMARKTE
N1
Samenvatting
, College 1
Hoofstuk 1
Met vastgoed wordt een object bedoeld (huis, kantoor)
Met vastgoedmarkten wordt de vraag naar en het aanbod van goederen bedoeld.
Nutsmaximalisatie is zoveel mogelijk behoeften bevredigen met beschikbare middelen,
combinaties maken die je maximaal nut opleveren.
Schaarste is de spanning tussen behoefte en beschikbare middelen, schaarse middelen zijn
alternatief aanwendbaar, je kunt van je vakantiegeld een fiets kopen of een reis maken.
Welvaart is de mate waarin spanning tussen behoeften en beperkte middelen is opgeheven.
Welzijn is de bevrediging van behoeften die niet schaars zijn, zuurstof, geluksgevoel.
Welstand is persoonlijk, in gezondheid.
Behoefte is het menselijk verlangen waaraan voldaan wordt door beschikking over schaarse
goederen en diensten, behoeften zijn oneindig.
Primaire vs secundaire behoeften
Primair zijn voedsel, onderdak en veiligheid
Secundair zijn luxegoederen en reizen
Stoffelijk vs onstoffelijke behoeften
Stoffelijk is tastbaar zoals voedsel
Onstoffelijk is dienstverlening
Individuele vs collectieve behoeften
Individuele behoeften zijn eigen behoeften
Collectieve behoeften zijn voor iedereen zoals veiligheid en wegen.
Inkomen is de stroom van verworven koopkracht zonder in teren, het inkomen is dus een
beloning
Natuur pacht/huur
Arbeid loon of winst uit ondernemerschap
Kapitaal inkomsten uit verhuur
Ook nog informatie en ondernemerschap
Bruto is voor belasting
Netto is na belasting
Discretionair is geld dat je aan luxe kunt besteden of sparen
Modaal inkomen is het meest voorkomende
Nominaal inkomen is het inkomen in absolute waarde bijvoorbeeld €2.200 per maand
Reëel inkomen is uitgedrukt in hoeveelheid goederen wat er mee gekocht kan worden
koopkracht.
De overheid komt aan inkomen door belastingen/premies, hiermee zorgen ze voor
collectieve behoeften zoals onderwijs en uitkeringen.
Primair inkomen zijn lonen, dividenden en rente.
Secundair inkomen als de overheid belasting inhoud op primair inkomen.
,Tertiaire inkomensverdeling zorgt voor nog meer nivellering dit is in de vorm van
toeslagen, kinderbijslag.
Productie is het geschikt maken van goederen/diensten voor gebruik. Aanbieders zijn
bedrijven en overheden.
Productiefactoren zijn natuur, arbeid en kapitaal
Vlottende kapitaalgoederen zijn gebouwen, machines en voorraden
Consumptiegoederen is brood, droger, tv
Vormen van economische orde
Centraal geleide planeconomie sterk aanwezig overheid
Vrijemarkteconomie zwak aanwezige overheid, vervult alleen kerntaken zoals onderwijs
en defensie
Georiënteerdemarkteconomie overheid reguleert in een vrijmarkteconomie
Niveaus binnen de economie
Macro – economie productie, consumptie als land of EU
Meso – economie bedrijfstak bijvoorbeeld makelaardij
Micro – economie individuele consumenten en bedrijven, prijs, kostprijs, inkomen
aspecten.
Data van de economie zijn zaken die wel invloed hebben op de economie van een land
maar die de economen niet onderzoeken.
- Behoeften schema’s van de consumenten
- Beschikbare hoeveelheden en kwaliteiten van productiefactoren
- Juridische en sociale organisatie/ordening van de maatschappij
- Stand van de technische kennis
- Omvang van beroepsbevolking
Economische indicatoren macroniveau
Binnenlands indicatoren
- Groei van bruto binnenland product, een groei van productie leidt tot meer
investeringen vanuit het bedrijfsleven
- Conjuncturele situatie, in een hoge conjunctuur geven mensen meer geld uit
- Index van consumentenvertrouwen
- Ontwikkeling werkloosheid, lonen, arbeidsproductiviteit
, - Prijsontwikkeling
- Orderportefeuille bedrijven, de mate waarin bedrijven voor de toekomst over
opdrachten beschikt.
Buitenlandse indicatoren
- Renteontwikkeling
- Ontwikkeling export en import, groei van export leidt tot een gunstige positie van het
land
- Ontwikkeling wisselkoersen
- Verkoop van de dollarkoers, is dominante munt
- Ontwikkeling energieprijzen, met name voor bedrijfsleven
CPB is centraal planbureau, geeft prognoses hoe het staat met de economische
ontwikkeling houdt ook rekening met binnen – en buitenlandse ontwikkelingen en de
indicatoren, dient als basis voor de troonrede.
Hoofstuk 2
In de macro – economie hebben we de collectieve sector: overheid en de particuliere
sector: ondernemingen die consumenten voorzien van goederen.
Conjunctuur is een meerjarig ontwikkeling van de economische activiteit van een land
afgemeten aan de nationale productie bbp bruto binnenlands product het gaat om de
aanbodzijde. De totale bestedingen van consumenten, overheid en bedrijfsleven bepalen de
stand van de conjunctuur, dus de vraagzijde.
1. neergang: werkloosheid stijgt, productievolume neemt af verdere afname in
bestedingen prijsdaling
2. recessie: langdurige teruggang in de productie oplopende werkloosheid, afname in
bestedingen prijsdalingen
3. Herstel: prijzen stabiliseren door toenemende vraag voorzichtig stijgende bestedingen
licht stijgend productievolume door aanvullen voorraden. Door daling prijzen/ kosten neemt
export weer toe.
4. opleving: aanbod stijgt doordat vraag stijgt op ten duur stijgt de werkgelegenheid
5. overspanning: de volledige werkgelegenheid en totale benutting van de
productiecapaciteit kan het aanbod niets verder stijgen vraag blijft stijgen prijsstijgingen
inflatie
6. crisis: door hoge prijzen nemen bestedingen af, aanbod blijft prijsdaling