Forensische psychopathologie alle hoorcolleges
Forensische psychopathologie hoorcollege 1 (30-10-2020)
Wat is forensische psychopathologie?
Forensische psychopathologie is gebaseerd op drie pijlers:
1. Classificatie: DSM-5, as-1 tot en met as-5.
2. Risico- en beschermende factoren: Hiervoor worden verschillende risicotaxatie instrumenten
gebruikt zoals de HCR-20, HKT-R etc.
3. Het delict: Wat vertelt het delict? Hoe is het gepleegd? Wie is het slachtoffer?
Deze drie pijlers zijn van belang voor het tentamen, dit is namelijk het fundament van de forensische
psychopathologie.
Criminogene factoren/needs: factoren die direct voorspellend zijn voor recidive. Bijv; antisociale-
gedragingen, cognities en levenswijze. De criminogene factoren worden gemeten door bovenstaande
drie pijlers. Veranderingen in criminogene needs worden geassocieerd met veranderingen in
recidiverisico. De veranderingen in criminogene needs kunnen verworven worden door behandeling
en interventies.
Niet-criminogene factoren/needs: factoren die indirect inwerken op de kans op recidive, deze
factoren kunnen versterkend en beschermend werken. Bijv; angst, zelfwaarde, vijandigheid etc.
Een zelfde factor, bijvoorbeeld stress, kan voor de één een criminogene factor zijn en voor de andere
een niet-criminogene factor. Dit hangt ook af van de psychopathologie.
Als je een cliënt voor je hebt dan begin je altijd met de vraag ‘wat is er aan de hand met iemand?’.
Hiervoor start je met de Needs.
Er wordt eerst gescreend op mogelijke gebreken/problematiek voordat een cliënt belast wordt met
een uitgebreide test.
Deze figuur laat zien dat je door middel van het kijken naar Needs kijkt naar de volgende informatie:
Diagnostische informatie, informatie over risico- en beschermende informatie en je hebt delict
informatie.
RNR model: Risk need responsivity. Het RNR model is geen examenstof.
Risk:
Hoe waarschijnlijk is het dat een persoon zal recidiveren in algemene criminaliteit,
gewelddadige criminaliteit of seksuele criminaliteit.
Wat is het risico niveau? Het niveau van risico moet in verhouding zijn met de intensiteit van
de behandeling.
, Wat is het gewenste niveau van beveiliging en behandeling?
Need:
Wat zijn de disfuncties van een persoon die gerelateerd zijn aan het delict en die behandeld
moeten worden? Hier kan een onderscheid gemaakt worden tussen criminogene factoren en
niet-criminogene factoren.
Responsiviteit:
Welke persoonlijke krachten en specifieke factoren hebben invloed op de behandeling?
Hoe moeten wij als behandelaren responsief zijn ten aanzien van de patiënten? Hoe kun je
je zo veel mogelijk aanpassen aan de patiënt om zo veel mogelijk uit de behandeling te
halen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen algemene responsiviteit (effectieve evidence-
based behandelingen) en specifieke responsiviteit (rekening houden met de competenties
van de patiënt en de behandelaar).
Je moet je als behandelaar aanpassen aan de kenmerken van het individu. Houdt rekening
met bijv een lagere intelligentie of aandachtstoornis.
Risicoprincipe heeft vijf kernelementen:
1. Niveau van behandeling moet aangepast worden aan niveau van risico.
2. Supervisie en behandeling die onderzocht is moet worden toegepast bij hoog-risico
patiënten.
3. Hoog risico vereist een intensievere behandeling die langer duurt.
4. Laag risico moet een lichte interventie.
5. “If it ain’t broke, don’t fix it”.
In deze cursus staat de “Need” van het RNR model centraal > dus de risicofactoren die hebben
geleidt tot het plegen van een delict.
Criminogene Needs kunnen onderverdeeld worden in dynamische of statische risico factoren die
bijdragen aan de waarschijnlijkheid dat iemand een delict begaat:
Statistische risicofactoren: Onveranderbare risicofactoren, bijv geslacht, leeftijd en leeftijd
van het eerste delict. Deze factoren geven een blauwdruk van met wie je te maken hebt. Het
verleden is ook een zeer goede voorspeller van de toekomst.
Dynamische risicofactoren: Veranderbare risicofactoren, bijv impulsiviteit, vijandigheid,
gebrek aan probleem-inzicht en middelengebruik. Deze factoren zijn belangrijker, met name
voor de behandeling. Er zijn uiteraard ook dynamische beschermende factoren.
Er zijn ook dynamische beschermende factoren zoals een positief ondersteunend sociaal netwerk.
Acute dynamische risicofactoren: risicofactoren enkele uren voor het delict, zoals fysiologische
factoren (verhoogde hartslag etc.). Hier wordt op het moment veel onderzoek naar gedaan.
In de jaren 80 zijn onderzoekers begonnen met het onderzoeken van dynamische risicofactoren.
De ‘Central Eight’ zijn in het leven geroepen als dynamische risicofactoren die voorspellend zijn voor
recidive:
1. Antisociale attitudes
2. Antisociale peers
3. Antisociale persoonlijkheidspatroon
4. Geschiedenis van antisociaal gedrag
5. Familiale factoren
6. Gebrek aan educatie/werk
7. Gebrek aan pro-sociale activiteiten
8. Middelen gebruik
De eerste vier van bovenstaande factoren zijn de big four; directe invloed op crimineel gedrag.
De laatste vier factoren zijn de moderate four; indirecte invloed op crimineel gedrag.
,Uit een onderzoek blijkt dat de scheiding tussen big four en moderate four niet zo sterk is, soms
kunnen moderate fout risicofactoren ook van directe invloed zijn op crimineel gedrag.
Niet-criminogene needs: hangen niet rechtstreeks samen met de kans op recidive:
1. Zelfwaarde en identiteit
2. Angstproblematiek
3. Gebrek aan support van ouders
4. Slachtoffer issues
5. Leerproblematiek
6. Stress, gedachtes en geloof
Deze niet-criminogene factoren werken niet onmiddellijk in op het plegen van een delict, toch zijn ze
belangrijk om mee te nemen in de behandeling.
Een illustratief voorbeeld van niet-criminogene factoren:
Pro-criminele attitudes: het veranderen van attitudes door behandeling van pro-crimineel
naar prosociaal zal leiden tot minder crimineel gedrag en meer prosociaal gedrag (wat u
denkt, beïnvloedt hoe u zich gedraagt.)
Zelfrespect/ eigenwaarde: het vergroten van het gevoel van eigenwaarde zonder
veranderingen in de pro-criminele houding loopt het risico te resulteren in zelfverzekerde
criminelen. Een afnemend gevoel van eigenwaarde kan leiden tot miserabele criminelen. De
kans op het veranderen van crimineel gedrag kan al dan niet veranderen als een functie van
het gevoel van eigenwaarde.
Hieronder is een figuur met een overzicht van criminogene factoren. Onderaan staat de big eight met
risicofactoren. Linksboven staat dat delinquenten met een hoge kans op recidive een meer
intensieve behandeling nodig hebben. Rechtsboven staat dat mensen met een lage kans op recidive
minder of geen behandeling hoeven om de kans op recidive te verkleinen.
Het is erg belangrijk dat het niveau van risico afgestemd wordt op de behandeling. Dat is met name
van belang omdat uit onderzoek blijkt dat laag risico patiënten een te intensieve behandeling krijgen
dat dat een averechts effect kan hebben. En omgekeerd wordt ook de kans op recidive verhoogd als
er niet de juiste behandeling wordt gegeven. Maatwerk is dus erg belangrijk.
Profielen van daders bieden een kader voor mogelijke behandelingen.
Bij behandelingen is het erg belangrijk om in de gaten te houden of de behandeling aanslaat.
Sommige behandelingen werken niet bij specifieke personen. Ook algemene responsiviteit moet
maatwerk zijn.
Bij specifieke responsiviteit / behandeling moet sowieso rekening gehouden worden met het
individu. Eer zijn verschillende individuele factoren die de effectiviteit van een behandeling kunnen
beïnvloeden: angst, ADHD, motivatie niveau, gender, geletterdheid, intellectuele vermogens en taal.
, Wanneer iemand bijvoorbeeld last heeft van concentratieproblemen moet daar rekening bij
gehouden worden (zoals bij ADHD). De kans dat iemand met ADHD eerder stopt met behandeling is
erg groot. Mensen met ADHD hebben vaker meer beloningsmomenten nodig door middel van korte
termijn doelen. Het is heel belangrijk dat er gekeken wordt wat een patiënt nodig heeft, dat is
specifieke responsiviteit.
In de forensische zorg wordt zeer sterk gefocust op externaliserende problematiek. Internaliserende
problematiek wordt vaak vergeten of onderbelicht. Iemand met een waanstoornis heeft vaak daar
onder liggend heel veel angstproblematiek. Deze angst krijgt vaak te weinig aandacht maar het is van
belang om daar ook aandacht aan te besteden.
Motivatie is voor elke patiënt verschillend. Terwijl motivatie van groot belang is.
Focustherapie en schema therapie is effectief voor mensen met een antisociale
persoonlijkheidsstoornis.
Het risico principe vertelt wie er behandeld moet worden.
Het need principe vertelt ons wat er behandeld moet worden.
RNR principes zijn heel belangrijk in de behandeling. Uit onderzoek blijkt namelijk dat als er accuraat
wordt gereageerd op wat een patiënt nodig heeft en een goede toepasselijke behandeling wordt
gegeven dat de kans op recidive daalt. Dus als de drie RNR principes consequent worden toegepast
dan neemt de kans op recidive af. Deze kans op recidive wordt weer groter wanneer er niet aan alle
3 de principes van RNR wordt gehouden.
Met name geldt dit effect bij poliklinieken; die hebben twee keer zo grote kans op afname van
recidive. Dit heeft te maken met dat de kans op recidive al kleiner was bij mensen die in een
polikliniek verblijven ten opzichte van mensen die in op een gesloten afdeling verblijven. Omdat de
delicten en problematiek vaak al milder is.
Forensische psychopathologie: het uitgangspunt zijn de ‘needs’, die vallen uiteen in de criminogene
en niet-criminogene factoren. Bij forensische psychopathologie wordt met name gefocust op de
criminogene factoren. Forensische psychopathologie is gebaseerd op drie pijlers:
DSM-5 problematiek, as 1 tot en met as 5.
Risico en beschermende factoren; instrumenten hiervoor zijn HCR, HKT-R, static stable acute
(voor zedendelinquenten) en FARE (is specifiek voor het klinische veld).
Kenmerken van het delict, of de stapeling van delicten in het verleden. Bijv bij
zedendelinquenten kijken naar kenmerken van het slachtoffer, de manier van benaderen, de
handelingen etc.
Hoe moeten we de RNR principes integreren in een behandeling?
1. Classificatie: Beoordeling van een patiënt, starten met de needs, inventariseren wat er aan
de hand is. Er wordt dus altijd gestart met de needs. Vaak wordt er eerst gescreend voordat
er diagnostisch onderzoek gedaan wordt. Als de needs bekend zijn wordt er diagnostisch
onderzoek gedaan en wordt iemand geclassificeerd in een profiel. Deze profielen zijn die van
de latente klasse analyse. Afhankelijk van het profiel wordt de behandeling ingericht.
2. Risico en beschermende factoren; die worden gemeten door risico taxatie instrumenten
zoals, HCR-20v3, HKT-R, Static Stable Acute, FARE
3. Info over het delict. Wat is er gebeurd? En past dat bij het profiel? Wat zijn kenmerken van
het slachtoffer? Hoeveel delicten heeft iemand al gepleegd en wat voor een soort delicten?