SAMENVATTING
AANSPRAKELIJKHEIDSRECHT
2020/2021
,Inhoudsopgave
Leereenheid 1 – Verbintenissen uit de wet: inleiding en samenloop.....................................................2
Leereenheid 2A – Aansprakelijkheid voor eigen gedrag: de onrechtmatige gedraging..........................9
Verplichte arresten – Leereenheid 2A..............................................................................................25
Leereenheid 3 – Toerekenbaarheid, causaal verband en schade.........................................................28
Verplichte arresten – Leereenheid 3................................................................................................37
Leereenheid 4 – Kwalitatieve aansprakelijkheid...................................................................................38
Verplichte arresten – Leereenheid 4................................................................................................50
Leereenheid 5 – Kwalitatieve aansprakelijkheid voor roerende zaken en productaansprakelijkheid. .51
Leereenheid 6A – Kwalitatieve aansprakelijkheid voor opstallen en dieren........................................61
Verplichte arresten – Leereenheid 6A..............................................................................................67
Leereenheid 6B- Kwalitatieve aansprakelijkheid voor motorrijtuigen..................................................68
Verplichte arresten – Leereenheid 6B..............................................................................................72
Leereenheid 7 – onrechtmatige overheidsdaad en de aansprakelijkheid van rechtspersonen............73
Verplichte arresten – Leereenheid 7................................................................................................80
Leereenheid 8 – Schadevergoeding: vorm, aard en begroting van de schade......................................81
Verplichte arresten – Leereenheid 8................................................................................................90
Leereenheid 9 – Schadevergoeding: causaliteit en multi-factor-benaderen........................................91
Verplichte arresten – Leereenheid 9................................................................................................98
Leereenheid 10 – Eigen schuld en medeaansprakelijkheid..................................................................99
Verplichte arresten – Leereenheid 10............................................................................................106
Leereenheid 11 – Persoonsschade en immateriële schade................................................................107
Verplichte arresten – Leereenheid 11............................................................................................116
Leereenheid 13 – Zaakwaarneming....................................................................................................117
Leereenheid 14 – Onverschuldigde betaling; ongerechtvaardigde verrijking....................................121
Leereenheid 15 – Verjaring en verval.................................................................................................128
Verplichte arresten – Leereenheid 15............................................................................................130
1
,Leereenheid 1 – Verbintenissen uit de wet:
inleiding en samenloop
Introductie
6:162 BW staat centraal binnen het aansprakelijkheidsrecht.
Wanneer iemand op grond van 6:162 lid 1 BW jegens een ander aansprakelijk is, dan ontstaat een
verbintenis tot schadevergoeding.
6:162 BW (lid 1): Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden
toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
6:162 lid 2 BW definieert de onrechtmatige daad mede als een doen of nalaten in strijd met hetgeen
volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
6:162 BW (lid 2): Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen
of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een
rechtvaardigingsgrond.
Aan het bestaan van een verbintenis (tot schadevergoeding) zijn ingrijpende consequenties
verbonden:
Een verbintenis is rechtens afdwingbaar (3:296 BW).
De schuldeiser van een verbintenis kan in beginsel zijn vordering op alle goederen van zijn
schuldenaar verhalen (3:276 BW).
Voor een verbintenis is een wettelijke basis vereist (6:1 BW). Echter zijn verbintenissen die
voortvloeien uit het ongeschreven recht eveneens aan te merken als verbintenissen.
Art: 6:2 BW uit de redelijkheid en billijkheid kan een verbintenisscheppende kracht worden
toegekend.
Volgens het arrest Quint-Te Poel kunnen verplichtingen die passen in het stelsel van de wet en
aansluiten bij wel in de wet geregelde gevallen ook als verbintenissen worden aangemerkt.
Men kan op grond van onrechtmatige daad op twee manieren aansprakelijk zijn:
1. Persoonlijke aansprakelijkheid: degene die de schade heeft veroorzaakt is in eigen persoon
aansprakelijk.
2. Kwalitatieve aansprakelijkheid: men is in een bepaalde kwaliteit/hoedanigheid aansprakelijk
voor de schade veroorzaakt door:
Een persoon met wie men in een bijzondere verhouding staat, zoals ouder-kind
(6:169 BW) of werkgever-werknemer (6:170 BW).
Een zaak of dier ten opzichte waarvan men in een bepaalde verhouding staat, zoals
bezitter-roerende zaak (6:173 BW) of bezitter-dier (6:179 BW).
Nrs. 1 t/m 3 tekstboek
1. Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding
Door het aangaan van een obligatoire (‘verbintenis scheppende’) overeenkomst verbindt een partij
zich moedwillig door een rechtshandeling.
In een aantal gevallen verbindt de wet evenwel aan bepaald handelen of aan een bepaald
feitencomplex een verbintenis, ongeacht of partijen dit met hun handelen hebben beoogd. Dan
wordt gesproken van verbintenissen uit de wet.
2
,2. Verbintenis, rechtsplicht, vermogensrecht, nakoming
Een verbintenis is een rechtsplicht waarmee een subjectief vermogensrecht correspondeert.
Op wie door toerekenbaar onrechtmatig handelen schade veroorzaakt, rust volgens 6:162 BW een
verbintenis om de schade te vergoeden.
Van rechtsplichten, dus niet alleen van verbintenissen uit overeenkomst of uit de wet, kan in beginsel
– binnen de grenzen van 3:296 BW, nakoming worden gevorderd.
De nakoming van verbintenissen, dus ook van verbintenissen uit de wet, is behalve in het algemene
3:296 BW, geregeld in de 6:27 e.v.
3. Plaats van ‘verbintenissen uit de wet’ in de wet
De verbintenissen uit de wet zijn geregeld in de 6:74 e.v. en 6:162 e.v.
De regels over schadevergoeding zijn neergelegd in 6:95 e.v.
Leerkern
1. Samenloop van contractuele en wettelijke aansprakelijkheid
Niet-nakoming van een verbintenis die voortvloeit uit een overeenkomst is geen onrechtmatige daad
ex 6:162 BW, maar kan worden beschouwd als een wanprestatie ex 6:74 e.v.
Wanprestatie levert geen onrechtmatige daad op in de zin van 6:162 BW. Wel kan een bepaald
handelen of nalaten niet alleen een verplichting tot schadevergoeding op grond van wanprestatie
(6:74) maar tevens een onrechtmatige daad opleveren.
In dat geval is sprake van samenloop van contractuele en wettelijke aansprakelijkheid.
Drie voorbeelden:
Wanneer de gedraging onafhankelijk van de uit contractuele relatie voortvloeiende
verbintenis een onrechtmatige daad oplevert (Arrest Boogaard-Vesta).
Voorbeeld: Jan repareert John zijn auto in opdracht van John. Tijdens een proefrit
rijdt Jan de auto total-loss.
Een handeling levert ten opzichte van de wederpartij een toerekenbare
tekortkoming op en jegens een derde een onrechtmatige daad.
Voorbeeld: Agi vervoert in opdracht van Abel goederen die in eigendom toebehoren
aan Sontje. Door onvoorzichtig rijden van Agi worden de goederen beschadigd. Agi
schiet tekort in de nakoming van een uit de vervoersovereenkomst voortvloeiende
verbintenis jegens Abel, hetgeen tevens een onrechtmatige daad oplevert jegens
Sontje.
Het door een derde gebruik maken of uitlokken van de toerekenbare tekortkoming
van een contractspartij kan een onrechtmatige daad jegens de andere contractspartij
opleveren.
Voorbeeld: Mirjam en Tessa zijn overeengekomen dat Mirjam aan Tessa luxe
vulpennen zou verkopen tegen een prijs van 2 euro per stuk. Voordat de partij is
geleverd, haalt Monique, die van de overeenkomst tussen Mirjam en Tessa op de
hoogte is, Mirjam over om de partij aan haar te verkopen en te leveren voor een prijs
van 3 euro per stuk.
De vraag op welke grond de schuldenaar in geval van samenloop aansprakelijk moet worden gesteld
is van belang omdat:
3
, Aansprakelijkheid op grond van het niet nakomen van een verbintenis uit overeenkomst
(6:74 BW) vereist dat de niet-nakoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend, dat wil
zeggen dat de schuldenaar geen beroep op overmacht (6:75 BW) kan doen.
Aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad vereist dat er geen
rechtvaardigingsgrond voor het onrechtmatig handelen aanwezig is (6:162 lid 2 BW).
De personen en criteria bij aansprakelijkheid voor zaken, dieren en producten komen bij
onrechtmatige daad en toerekenbare tekortkoming niet altijd overeen.
Bij het vaststellen van de schade die aan de ‘dader’ kan worden toegerekend, speelt de aard
van een aansprakelijkheid een rol (6:98 BW).
De stelplicht en bewijslast bij onrechtmatige daad en toerekenbare tekortkoming
(wanprestatie) kunnen verschillen.
Nr. 4 tekstboek
4. Samenloop wanprestatie en onrechtmatige daad
Schiet iemand tekort in de nakoming van een verbintenis uit overeenkomst, dan zou men dat op
zichzelf ook kunnen aanmerken als een onrechtmatige daad. De wetgever heeft evenwel voorzien in
een afzonderlijke regeling van de gevolgen van niet-nakoming van verbintenissen (6:74 e.v.).
Zijn meer rechtsregels (zowel wanprestatie als onrechtmatige daad) tegelijkertijd toepasbaar op
eenzelfde gebeurtenis, dan spreekt men van samenloop.
Uitgangspunt bij samenloop van meer op zichzelf toepasselijke rechtsgronden is dat zij cumulatief
van toepassing zijn en dat, indien die rechtsgronden tot rechtsgevolgen leiden die niet tegelijkertijd
kunnen intreden, de eiser daaruit naar eigen inzicht een keuze mag maken.
Dit uitgangspunt lijdt slechts uitzondering indien de wet dat voorschrijft of onvermijdelijk
meebrengt.
2. Grondslag van de wettelijke aansprakelijkheid
In onze samenleving is het schuldbegrip geen adequate grondslag voor het beantwoorden van de
vraag wie geleden schade in zijn vermogen moet dragen. De grondslag voor de aansprakelijkheid
verschuift derhalve steeds meer naar een belangenafweging: bij wie dient de schade maatschappelijk
gezien het meest rechtvaardig/adequaat te worden neergelegd.
Ook introduceert de wetgever in toenemende mate nieuwe aansprakelijkheidsgronden waarbij
schuld als grondslag voor aansprakelijkheid grotendeels is losgelaten en de bescherming van het
slachtoffer vooropstaat, de zogenoemde risicoaansprakelijkheden.
Nrs. 5 t/m 8 tekstboek
5. Rechtvaardiging voor het ontstaan van verbintenissen
Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit (6:1 BW).
Verschillende soorten in de wet geregelde verbintenissen:
Verbintenis uit overeenkomst (6:213 BW).
Verbintenis wegens niet nakomen (6:74 BW).
Verbintenis uit onrechtmatige daad (6:162 BW).
Zaakwaarneming (6:198 BW).
6. Vertrekpunt: ieder draagt zijn eigen schade…
Het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht kent als uitgangspunt dat ieder zijn eigen schade
draagt. Dat betekent dat men in beginsel zelf de lasten draagt van alle mogelijke onheil, zoals ziekte,
4
,weersomstandigheden, maar bijvoorbeeld ook een terroristische aanslag, of eenvoudigweg
concurrentie.
Op het vertrekpunt dat ieder zijn eigen schade draagt biedt het buitencontractuele
aansprakelijkheidsrecht belangrijke uitzonderingen.
Wanneer iemand anders op grond van een verbintenis uit de wet verantwoordelijk kan
worden gehouden voor het ontstaan van schade, kan die schade op hem worden
afgewenteld.
Wie schade lijdt, draagt deze zelf, tenzij hij erin slaagt om te beargumenteren en te bewijzen dat een
ander de schade moet dragen, en hij er bovendien in slaagt om de schadevergoeding daadwerkelijk
te innen.
Wanneer de aansprakelijkheid aldus is gevestigd, zal de eiser vervolgens moeten bewijzen dat hij de
schade heeft geleden als gevolgd van de gebeurtenis waarop hij de aansprakelijkheid baseert, en hoe
groot zijn schade is.
7. Doelen van het aansprakelijkheidsrecht
Het aansprakelijkheidsrecht heeft als doel aanspraken vast te stellen en – met behulp van
rechtsvorderingen – te handhaven.
Een ander doel is dat het aansprakelijkheidsrecht bepaalt in welke gevallen en in welke mate schade
moet worden verplaatst van de benadeelde naar degene die de schade heeft veroorzaakt.
8. Onderscheid en samenhang met strafrecht
Aansprakelijkheidsrecht strekt tot compensatie, strafrecht tot vergelding en waar mogelijk preventie.
Strafbaar gedrag is doorgaans ook onrechtmatig in de zin van 6:162 BW en, als het tot schade leidt, is
een schadevergoeding verplicht.
Heeft de strafrechter de dader veroordeeld, dan strekt dat oordeel in het civiele proces tot volledig
bewijs (161 Rv). En degene die door een strafrechtelijk vergrijp schade heeft geleden kan zich als
‘benadeelde partij’ met een vordering tot schadevergoeding voegen in het strafproces (51a Sv).
De ernst van een (strafrechtelijke) normschending kan een rol spelen in de hoogte van een
schadevergoeding.
Voorbeeld: 6:106 lid 1 onder a BW biedt een recht op smartengeld indien de aansprakelijke
het oogmerk had om immateriële schade toe te brengen.
3. Verzekering en aansprakelijkheid
In het aansprakelijkheidsrecht kan er onderscheid worden gemaakt tussen:
De aansprakelijkheidsverzekering verzekering voor eigen aansprakelijkheid voor
schade.
Bijvoorbeeld: Wettelijke aansprakelijkheid motorvoertuigen (WAM).
De schadeverzekering verzekering voor schade aan eigen persoon.
Bijvoorbeeld: inboedelverzekering of brandverzekering.
Drie soorten verzekeraars kunnen worden onderscheiden:
De schadeverzekeraar
Bijvoorbeeld: ziektekostenverzekeraar.
De sommenverzekeraar
5
, Bijvoorbeeld: ongevallenverzekeraar of levensverzekeraar.
De sociale verzekeraars
Bijvoorbeeld: werknemersverzekeringen zoals Wet Inkomen Arbeid naar vermogen
(WIA) en volksverzekeringen zoals de Algemene Nabestaandenwet (ANW).
De verzekeraar die de schade van de verzekerde betaalt kan veelal verhaal uitoefenen op de
aansprakelijke persoon. Verhaal is mogelijk:
Op grond van de wet (regres).
Subrogatie (7:962 BW).
Op grond van een overeenkomst.
Cessie. Bij cessie wordt aan de verzekeraar het recht van de gelaedeerde overgedragen en
oefent de verzekeraar derhalve het recht van de gelaedeerde uit.
Subrogatie (6:150 sub d BW).
Wanneer benadeelde zichzelf tegen bepaalde schade heeft verzekerd, dan rust op grond van de
verzekeringsovereenkomst (7:925 e.v.) tussen de verzekerde en de verzekeraar op de verzekeraar de
verbintenis om onder in de overeenkomst (polis) omschreven voorwaarden een bepaalde som geld
uit te keren.
De verplichting tot schadevergoeding berust hier rechtstreeks op de
verzekeringsovereenkomst en is geen wettelijke verplichting tot schadevergoeding in de zin
van 6:95 e.v.
7:954 BW biedt aan het slachtoffer van personenschade een directie actie jegens de verzekeraar van
de aansprakelijke.
Niet alleen de benadeelde van een onrechtmatige daad heeft een aanspraak uit 6:162 BW jegens de
aansprakelijke die deze kan afwentelen op zijn aansprakelijkheidsverzekeraar, maar ook bijvoorbeeld
de zorgverzekeraar van de benadeelde heeft voor het bedrag van de door hem gedane uitkering door
subrogatie (7:962 BW) een verhaalsrecht op de aansprakelijke en diens
aansprakelijkheidsverzekeraar.
4. Maatschappelijke en juridische ontwikkeling
Nr. 10 tekstboek
10. Maatschappelijke en juridische ontwikkeling
De wet kan worden aangepast op grond van maatschappelijke ontwikkelingen. Ook veranderingen
van opvattingen over recht kunnen soms aanleiding geven om de wet aan te passen. De rechter
houdt de recht bij de tijd, door met zijn rechtspraak in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen
of gewijzigde opvattingen.
Volgens vaste rechtspraak moet aansprakelijkheid worden beoordeeld aan de hand van de
maatstaven die golden op het moment van het handelen of nalaten.
5. Europeanisering en rechtsvergelijking
Nrs 11 t/m 12 tekstboek
11. Europeanisering
Het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht is in de afgelopen decennia in toenemende mate beïnvloed
door Europese regelgeving en rechtspraak. Het gaat daarbij in de eerste plaats om regelgeving die
aansprakelijkheidsrechtelijke regels uniformeert en in de tweede plaats om regels van Europese
origine die nationaalrechtelijke open normen inkleuren.
6
,12. Rechtsvergelijking
Men kan het Nederlandse privaatrechtelijke aansprakelijkheidsrecht niet alleen vergelijken met
buitenlandse stelsels, maar op onderdelen bijvoorbeeld ook met het bestuursrecht of het strafrecht.
Men spreekt dan van interne rechtsvergelijking.
6. Vorderingen die op onrechtmatige daad kunnen worden gebaseerd
Er zijn verschillende vorderingen die de gelaedeerde op grond van onrechtmatige daad kan vorderen:
Schadevergoeding
In geld, of
In andere vorm (6:103 BW).
Verklaring van recht dat de daad onrechtmatig is
De gelaedeerde kan een verklaring van onrechtmatigheid zonder een veroordeling
tot schadevergoeding vorderen, indien hij bij een dergelijke vordering belang heeft
(3:303 BW).
Verbod tot het plegen van een onrechtmatige daad
Voor een verbod tot het plegen van een onrechtmatige daad is voldoende dat een
onrechtmatige daad dreigt te worden gepleegd.
Voor de bevoegdheid een verbod te vorderen is niet vereist dat de eiser schade heeft
geleden of zal lijden, noch dat de gedaagde schuld aan de onrechtmatige daad heeft
of zal hebben (3:296 BW).
Meestal wordt aan de verbodsvordering een dwangsom verboden (611a Rv).
De eiser moet wel zelf belang hebben bij het verbod (3:303 BW).
Collectief actie recht
Het collectief actierecht komt alleen toe aan bepaalde rechtspersonen.
In de artikelen 3:305a lid 1 BW (privaatrechtelijke rechtspersonen) en 305b lid 1 BW
(publiekrechtelijke rechtspersonen) zijn de vereisten voor ontvankelijkheid waaraan
een dergelijke organisatie moet voldoen opgenomen.
Bevel tot het verrichten van een bepaalde handeling
Dit bevel kan bijvoorbeeld inhouden een gebod tot (openbaarmaking van een)
rectificatie van onjuiste of misleidende mededelingen (6:167 BW).
Nrs. 329 t/m 333 en 79 t/m 80 tekstboek
329. Inleiding
Naast schadevergoeding zijn andere vorderingen mogelijk. Te denken valt aan:
Een verklaring voor recht dat onrechtmatig is gehandeld.
Een verbod of bevel (ook wel gebod).
Rectificatie.
330 Verklaring voor recht
Als een onrechtmatige daad is gepleegd, kan een verklaring voor recht worden gevorderd waarin
wordt vastgesteld dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld (3:302 BW).
Zoals voor iedere rechtsvordering geldt ook niet dat degene die haar instelt daarbij voldoende belang
moet hebben 3:303 BW.
7
,331. Rechterlijk verbod
Van aanzienlijk groter praktisch belang is het rechterlijk verbod. De mogelijkheid een daartoe
strekkende vordering in te stellen vloeit voort uit 3:296 BW.
Het rechterlijk verbod kan in eerste plaats worden gevorderd als reeds onrechtmatig is gehandeld en
herhaling dreigt.
Hetzelfde geldt als een onrechtmatige daad dreigt. Niet vereist is dat de ‘pleger’ schuld treft.
Voldoende is dreiging van schade.
Om naleving van een verbod te verzekeren, wordt aan niet-naleving daarvan veelal een dwangsom
verbonden (611a Rv).
332. De bevoegdheid van belangenorganisaties
Belangenorganisaties kunnen volgens 3:305a BW een verbod uitlokken of een schadevergoeding
uitlokken.
Vereist is dat sprake is van een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. De vordering
moet strekken tot bescherming van belangen van andere personen, voor zover zo’n rechtspersoon
deze belangen ingevolge haar statuten behartigt (lid 1).
Collectieve afwikkeling massaschade 7:907-7:910 BW.
333. Rectificatie
6:167 en 6:196 BW geven regels inzake openbaarmaking van een rectificatie in geval van een onjuiste
of onvolledige publicatie en bij misleidende bepalingen.
79. Rectificatie
6:167 BW opent de mogelijkheid om iemand die jegens een ander aansprakelijk is ter zake van een
onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie, door de rechter te laten veroordelen tot
openbaarmaking van een rectificatie.
Voorwaarde is wel dat er sprake is van een onrechtmatige daad in de zin van 6:162 lid 2 BW.
De rechter heeft naast het toekennen van een geldelijke schadevergoeding ook de bevoegdheid tot
een veroordeling tot rectificatie.
Hij heeft in dit verband een grote vrijheid ter zake van de wijze waarop rectificatie moet
worden ingekleed en hoe de openbaarmaking daarvan dient te geschieden.
80. Afwijzing verbodsactie
6:168 BW biedt de rechter de mogelijkheid – in afwijking van de hoofdregel van 3:296 lid 1 BW een
vordering strekkende tot een verbod van een onrechtmatige gedraging af te wijzen op grond dat
deze gedraging op grond vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen behoort te worden
geduld. Uiteraard behoudt de benadeelde zijn recht op schadevergoeding.
Arrest Boogaard/Vesta (niet verplicht)
Het criterium aan de hand waarvan moet worden bepaald of een contractuele dan wel een
buitencontractuele/wettelijke aansprakelijkheidsgrond moet worden aangewend, is of de
handeling onafhankelijk van de tussen partijen bestaande contractuele verhouding, ofwel
onafhankelijk van een schending van contractuele verplichtingen een onrechtmatige daad
oplevert.
8
, Leereenheid 2A – Aansprakelijkheid voor eigen
gedrag: de onrechtmatige gedraging
Introductie
De vereisten voor persoonlijke aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad zijn in het BW
neergelegd in de artikelen 6:162/163 BW. De vereisten zijn:
Onrechtmatigheid. In het tweede lid van 6:162 BW wordt als onrechtmatig aangemerkt:
een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of
een inbreuk op een recht of
een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt.
Relativiteit
De onrechtmatige daad moet aan de dader kunnen worden toegerekend
Schade
Causaal verband tussen daad en schade
Nrs. 13 t/m 16 en 20 t/m 22 tekstboek
14. Het wettelijk systeem
De verplichting tot schadevergoeding ontstaat slechts indien de schade een gevolg is van de
onrechtmatige gedraging van een persoon.
De onrechtmatigheid van het gedrag is een noodzakelijke voorwaarde voor aansprakelijkheid. Het
moet gaan om een doen of nalaten van gedaagde dat rechtens achterwege had behoren te blijven.
Onrechtmatigheid kwalificeert het gedrag en toerekening kwalificeert de schuld van de dader.
15. De onrechtmatige gedraging
Er zijn een drietal algemene gronden, waarop een bepaalde schadeveroorzakende gedraging als
onrechtmatig kan worden aangemerkt:
een inbreuk op een recht;
een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht;
een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt.
16. De toerekening
Een onrechtmatige gedraging wordt in de eerste plaats aan de dader toegerekend als hij ‘schuld’
heeft.
In 6:162 lid 2 staat de ‘schuld’ als belangrijkste voorwaarde voor toerekening voorop. Schuld heeft de
betekenis van verwijtbaar handelen.
Een tweede mogelijkheid om de dader verantwoordelijk te stellen voor zijn onrechtmatige gedrag is
dat er gesproken kan worden van ‘een oorzaak welke krachtens (…) de in het verkeer geldende
opvattingen’ voor rekening van de dader komt. Schuld is dan niet noodzakelijk.
20. Onderlinge verhouding van de onrechtmatigheidscriteria
De wetgever heeft in 6:162 lid 2 BW de onrechtmatigheidsvormen naast elkaar gezet. Is aan de
voorwaarden voor één van deze gronden voldaan, dan staat daarmee in de beginsel de
onrechtmatigheid van de gedraging vast.
9