Samenvatting interculturele pedagogiek
Probleem 1: Kwekie/Egitmek/Terbiya/opvoeding
Artikelen:
Bucx & De Roos (2015). Opvoeden in niet-westerse migrantengezinnen. Een
terugblik en verkenning.
Durgel, Elif S., Vijver, Fons J. R. van de , Yagmurlu, Bilge. (2012) Self-reported
maternal expectations and child rearing practices: Disentangling the associations
with ethnicity, immigration and educational background.
Emmen, Rosanneke A. G., Malda, Maike, Mesman, Judi, Van ijzendoorn, Marinus
H., Prevoo, Mariëlle J. L., Yeniad, Nihal. (2013). Socioeconomic status and parenting
in ethnic minority families: Testing a minority family stress model.
Prevoo, Mariëlle JL, Tamis-LeMonda, Catherine S., (2017). Parenting and
globalization in western countries: explaining differences in parent-child interactions
Yaman, Ayse, Mesman, Judi, van Ijsendoorn, Marinus H., Bakermans-Kranenburg,
Marian J., Linting, Mariëlle (2010). Parenting in an individualistic culture with a
collectivistic background: the case of Turkish immigrant families with toddlers in the
Netherlands.
Super, Charles M., Harkness, Sara. (1986). The Developmental Niche: A
conceptualization at the interface of child and Culture.
Mesman, Judi, van Ijzendoorn, Marinus H.m Bakermans-Kranenburg, Marian J.
(2011). Unequal in Opportunity, Equal in process: Parental Sesitivity Promotes
positive child development in ethnic minority families: Maternal Sensitivity in Ethnic
Minorities.
Pels, T., Distelbrink, M., Postma, L. (2009). Opvoeding in de migratiecontext: Review
van onderzoek naar de opvoeding in gezinnen van nieuwe Nederlanders.
Leerdoel 1: Wat is de visie van Harkness en Super (de Developmental Nich)?
Super, Charles M., Harkness, Sara. (1986). The Developmental Niche: A conceptualization at
the interface of child and Culture
Developmental niche = interne samenhang tussen subsystemen en homeostatische
mechanismen streven naar continuïteit maar verandering is mogelijk.
Het is geïntroduceerd als raamwerk voor het onderzoeken van de culturele structurering
van de ontwikkeling van een kind. Niche staat daarbij voor natuurlijk leefmilieu.
Dit is creatie van het eigen leefmilieu/de eigen leefomgeving
Je kunt het vergelijken met een duif en rootborstje. Ze leven in hetzelfde park
(leefmilieu) maar bouwen op een andere manier hun nest ze hebben hun eigen
niche.
De Developmental Niche wordt geïntroduceerd door Harkness en Super, omdat het
onderzoek naar menselijke ontwikkeling gevormd wordt door twee centrale maar
tegenstrijdige uitganspunten.
1. Antropologische benaderingen naar menselijke ontwikkeling zijn primair gericht op
het eindproduct (de gesocialiseerde volwassene) het toont geen begrip voor het
ontwikkelingsproces
1
, 2. Ontwikkelingspsychologie zorgt voor veranderingen in de jaren 70. De geldigheid
van een model gericht op het individuele kind werd in twijfel getrokken en er kwamen
nieuwe theorieën, bijvoorbeeld Bronfenbrenner. Bronfenbrenner zij dat cultuur vooral
een rol speelde op macroniveau. Harkness en Super willen laten zien dat cultuur ook
op microniveau veel invloed heeft.
De ontwikkelingsniche wil deze twee samenvoegen. Het is een metafoor waarbij kind en
cultuur worden gezien als onderling interactieve systemen. De developmental niche
onderzoekt culturele regulatie van de micro omgeving van het kind. Het probeert de
omgeving te beschrijven vanuit de positie van het kind begrip voor
ontwikkelingsprocessen en cultuurverwerving. Het is geen verklarend model maar een
beschrijvend model. Om de context waarin kinderen opgroeien te kunnen plaatsen en te
kijken naar het effect van cultuur op verschillende subsystemen.
In hun developmental niche onderscheiden Super en Harkness drie met elkaar
samenhangende subsystemen, die elk weer ingebed zijn in de culturele en ecologische
context:
1. Parental ethnotheorieën de visie/psychologie van
ouders. (opvoedingsdoelen, waarden, stijlen, beleving van
opvoeders en verwachtingen over de ontwikkeling). Veel
waarden en overtuigingen worden door cultuur
gereguleerd en reguleren daarom ook de ontwikkeling
van het kind. De psychologie van verzorgers bevat
ethnotheorieën over het gedrag en de ontwikkeling van
hun kinderen en de algemeen aangeleerde oriëntaties die
ouders in hun opvoedingservaring meebrengen. De
psychologie van verzorgers organiseert ouderlijke
strategieën voor de opvoeding van kinderen, op korte en
lange termijn. (bijvoorbeeld; in kenia zien ‘goede’
kinderen hun taken en gaan niet spelen).
2. Niet intentionele opvoedingspraktijken en -
gedrag, cultureel bepaalde gewoontes van
verzorging en opvoeding. (bv. Slaap en
eetgewoontes en (in)formeel leren) Verzorgers
passen opvoedingspraktijken en-gedragingen
aan, aan de ecologische en culturele setting
waarin zij leven.
Opvoedingsgewoonten: reeksen van
gedrag die vaak worden gebruikt door
leden van de gemeenschap en zo zijn
geïntegreerd in de grotere cultuur dat er
niet bewust over nagedacht hoeft te
worden. Op groepsniveau worden ze
gezien als gemeenschap brede
oplossingen voor terugkerende problemen bij de opvoeding, worden ze door
leden van de cultuur als natuurlijk gezien.
Opvoedingsgedrag: wordt in de theorie onderscheiden in drie dimensies:
2
, 1. Ondersteuning biedt kinderen veiligheid en warmte. Interactie is
responsief en begripvol.
2. Controle wijze waarop opvoeders het gedrag van hun kinderen
reguleren hierin heb je de autoritaire controle en de autoritatieve
controle
3. Ouderlijk toezicht supervisie over wat kinderen doen, waar en met
wie
3. Fysische en sociale settingen: materiële en sociale kenmerken van de directe
leefomgeving (micro-omgeving). Bijvoorbeeld; gezinsstructuur, vorm, grootte van
leefomgeving, speelgoed, boeken en andere materialen. Binnen en buiten het gezin,
waarin het leven van de kinderen zich voltrekt.
De pijltjes in de afbeelding staan voor de homeostatische mechanismen ze hebben de
neiging de drie subsystemen in harmonie te houden en passend maken voor het
ontwikkelingsniveau en individuele kenmerken van het kind de niche is dus niet constant
want als een ding in de niche veranderd passen subsystemen zich aan.
De subsystemen hebben verschillende relaties met andere kenmerken van de grotere
omgeving. Elk subsysteem heeft een eigen wisselwerking met de cultuur en
ecologische context de drie componenten reageren verschillend op kenmerken van
de grotere cultuur en omgeving. Toch functioneren de drie subsystemen als een
gecoördineerd geheel: zodra er een conflict is treden de mechanismen in die het
evenwicht en de culturele consistentie weer herstellen. Als er in een van de
subsystemen verandering plaatsvindt (Bijvoorbeeld onderwijs voor meisjes) zullen op
den duur ook de andere subsystemen zich aanpassen (bijvoorbeeld veranderende
opvoedingsopvattingen).
Drie uitvloeisels:
1. Niche als gesloten systeem drie subsystemen werken samen. Cultuur heeft de
meeste onmiddellijke invloed. De setting past zich aan aan de migrant. De migrant houd
in dit geval vast aan zijn eigen cultuur. Bijvoorbeeld een moskee in NL
2. Niche als open systeem de migrant past zich aan aan de setting (NL cultuur)
3. Wederzijdse aanpassing de migrant past zich aan zijn omgeving aan maar er is ook
aanpassing vanuit de omgeving
3
, Leerdoel 2: Welke verschillen zijn er in opvoeding tussen de verschillende etnische
groepen in Nederland?
Bucx & De Roos (2015). Opvoeden in niet-westerse migrantengezinnen. Een terugblik en
verkenning.
- Gebruik gemaakt van beschikbaar kwantitatief materiaal recente bronnen, informatie
over de opvoeding, de bron heeft gegevens van vier migrantengroepen, genoeg respondenten,
gegevens zijn verzameld om de situatie van migranten te belichten
- Interviews met migrantenouders
Pels, T., Distelbrink, M., Postma, L. (2009). Opvoeding in de migratiecontext: Review van
onderzoek naar de opvoeding in gezinnen van nieuwe Nederlanders
Ongeveer één op de zeven gezinnen in Nederland heeft een of twee ouders van niet westerse
herkomst. Het gezin waarin kinderen opgroeien is van belangrijke invloed op hun
ontwikkeling. Vooral tijdens de eerste levensjaren. Gezinnen en ouders functioneren in een
bredere sociale context; ze zijn deel van sociale netwerken en de buurt waar ze inwonen. Het
doel van dit hoofdstuk is een beeld geven van de context waarin migrantenouders hun
kinderen opvoeden.
Gezinsstructuur (Bucx & De Roos)
Turks-Nederlandse ouders vormen de grootste groep, daarna Marokkaans-Nederlands,
Surinaams-Nederlands en Antilliaans-Nederlandse ouders. Daarnaast heeft een deel
van de migranten ouders een Westerse (Europese) achtergrond.
Het grootste aandeel van deze ouders is van de eerste generatie. Dus zijn zelf naar
Nederland gemigreerd.
De eerste generatie is vaak afkomstig van het platteland wat zorgt voor grotere
gezinnen, die komen daar namelijk vaker voor. Grote gezinnen zijn nu nog een
uitzondering behalve bij Marokkaans Nederlandse ouders.
Er is te zien dat de tweede generatie later een kind krijgt dan de eerste generatie
migranten.
Uit onderzoek komt naar voren dan kinderen uit een eenoudergezin vaker last hebben
van fysieke en psychische klachten en het minder doen op school dan kinderen uit een
twee-ouder gezin. Dit kan te maken hebben met de spanningen die vooraf gaan aan
het worden van een eenoudergezin, het feit dat de alleenstaande ouder de zorg niet
kan delen en er een laag inkomen is wat kan leiden tot meer stress. De
eenoudergezinnen komen het vaakst voor bij ouders met een Surinaamse of
Antilliaanse achtergrond. Bij deze gezinnen is er sprake van een culturele component.
In sommige Zuid-Amerikaanse landen en Caribische landen is het namelijk
gebruikelijk dat moeder de kinderen alleen opvoedt.
Onder Turks en Marrokaans-Nederlandse ouders zijn de weinig ongehuwd
samenwonenden. Vaak wordt met oog op de familie eer er van uit gegaan dat
vrouwen op jonge leeftijd trouwen, er niet van te voren wordt samengewoond en
kinderen binnen het huwelijk worden geboren. Bij Surinaams en Antilliaanse-
Nederlandse ouders is trouwen juist minder gebruikelijk.
De minderheid van Turks en Marokaans-Nederlandse ouders heeft een autochtoon
Nederlandse partner.
Tienermoederschap komt vaker voor bij meisjes met Surinaamse of Antilliaanse
achtergrond
4