No Waste BV is een in Delfzijl gevestigde onderneming die zich bezighoudt met de verwerking van
allerlei soorten afval. No Waste BV heeft een 99% belang in een in Indonesië gevestigde vennootschap
(PT No Waste). De resterende 1% wordt gehouden door een derde.
In Indonesië is een nieuwe afvalverwerkingscentrale gebouwd. Restafval wordt per boot vanaf Europa
naar de afvalverwerkingscentrale gebracht, om daar te worden verwerkt, waarbij het afval dermate
wordt gescheiden en gerecycled, dat er minder dan 5% afval resteert dat moet worden verbrand. Doel
van No Waste is om deze 5% verder te reduceren, zodat uiteindelijk 100% van het afval wordt
gerecycled en de afvalverwerking volledig circulair wordt.
Ten behoeve van de nieuwe afvalverwerkingscentrale is No Waste BV hierbij ontzettend betrokken
geweest voor het vinden van de meest efficiënte opstelling van de machines en het meest optimaal
instellen van de machines. Vanwege de specifieke kennis die No Waste BV bezit aanzien van nieuwe
afvalscheidingsprocessen, hebben medewerkers van No Waste BV ter plaatse geholpen bij de
technische uitvoering. Daarnaast hebben ook engineers vanuit het kantoor in Delfzijl ondersteunende
engineeringsdiensten verleend. Voor beide activiteiten tezamen betaalt PT No Waste gedurende het
gehele kalenderjaar 2020 maandelijks € 650.000 aan No Waste BV. Er is geen vaste inrichting in
Indonesië voor No Waste BV.
Gevraagd
a. Hoe verloopt de belastingheffing over de vergoeding voor de supportservices naar Nederlands
nationaal recht in 2020?
De Indonesische inspecteur wil het hele bedrag van de vergoeding kwalificeren als een
“royaltybetaling”. Indonesië wil een bronheffing van 20% toepassen over het hele bedrag.
b. In hoeverre kan de Indonesische inspecteur zijn heffingswens effectueren gelet op het
belastingverdrag? Besteed aandacht aan het juridisch kader voor verdragsinterpretatie. Op
het begrip “beneficial owner” hoeft u slechts marginaal in te gaan.
Vraag 1a
No Waste BV is binnenlands belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting op grond van art. 2 lid
4 Wet VPB oprichtingsfictie. Ook de feitelijke leiding vindt plaats vanuit Nederland (art. 4 AWR).
Nederland wil daarom de wereldwinst in de heffing betrekken op grond van art. 8 Wet VPB. De
vergoeding van € 7.800.000 (12 x € 650.000) wordt dus in de heffing betrokken.
PT No Waste is een deelneming van No Waste BV. Toch kan de deelnemingsvrijstelling niet worden
toegepast, omdat dit inkomen niet voortvloeit uit het aandelenbelang niet uit hoofde van de
deelneming.
Vraag 1b
Is er toegang tot het verdrag Nederland-Indonesië gelet op art. 1 jo. 2 jo. 4 Verdrag NL-Indonesië? No
Waste BV wordt voor de nationale wet aangemerkt als binnenlands belastingplichtige en is daarmee
inwoner van Nederland. Wat betreft PT No Waste kun je ervanuit gaan dat deze inwoner is van
Indonesië.
, Wie mag er heffen? De hoofdregel (lex generalis) staat in het artikel over winst uit onderneming, art.
7 Verdrag NL-Indonesië. Hieruit volgt dat in beginsel het woonland mag heffen. Hier is een uitzondering
op als er sprake is van een vaste inrichting, maar daar is in casu geen sprake van.
Naast de lex generalis, is er ook nog een aantal lex specialis. Eén daarvan is het royalty-artikel, art. 12
Verdrag NL-Indonesië. Is dit artikel wel van toepassing? Eerst kijk je of er een royalty wordt betaald die
onder de reikwijdte van dit artikel valt. In lid 3 is de definitie van ‘royalty’ opgenomen, maar het is ook
verstandig om in het Protocol te kijken, want deze geeft vaak nog wat extra informatie. In art. 9
Protocol NL-Indonesië staat dat in aanvulling op art. 12 lid 3 Verdrag NL-Indonesië, niet onder royalty
valt: de vergoeding voor het verlenen van technische diensten. In de casus is er juist sprake van een
technische dienst. Dit leidt ertoe dat het heffingsrecht van Indonesië volledig wordt beperkt en dus
niet mag heffen.
Is in casu het MLI van belang? Indonesië en Nederland hebben beide het MLI getekend en
geratificeerd. Ook is het MLI door beide landen als ‘covered tax agreement’ aangemerkt. Toch kan het
MLI nog niet worden toegepast, omdat in Indonesië op dit moment nog interne procedures lopen.
Zodra deze procedures zijn afgerond kan het MLI wel toepassing vinden, maar het is nog maar de vraag
of het MLI hier, met bijvoorbeeld de Principle Purpose Test, verandering in zou brengen, want er lijkt
in casu geen sprake te zijn van misbruik.
Stel dat PT No waste niet in Indonesië is gevestigd, maar in India. Je loopt dan weer het verdrag langs
en je komt wederom in art. 7 Verdrag NL-India terecht. Ook in dit geval is er een lex specialis in het
royalty-artikel. Voor het verdrag Nederland-India geldt er echter ook nog een ander speciaal artikel en
deze is opgenomen in het Protocol, art. 4 lid 2 Protocol Nederland-India. Dit wordt de
‘meestbegunstigingsclausule’ genoemd. De clausule komt hierop neer: als India na het sluiten van het
verdrag met Nederland met een ander land een gunstiger verdrag sluit waarin de heffingsrechten die
toegewezen zijn aan het bronland nauwer zijn qua tarief of qua reikwijdte, dan gaat dit ook gelden
voor het verdrag Nederland-India. Dit is ook gebeurd, onder andere het verdrag India-Verenigde
Staten en India-Slovenië. Dit brengt met zich mee dat je in de praktijk niet naar één verdrag moet
kijken, maar ook naar verdragen die later zijn gesloten.
In het verdrag Nederland-India is geen bronheffing van 20%, maar juist van 10%. Door de
meestbegunstigingsclausule werkt dit percentage dus door naar het verdrag Nederland-Indonesië. De
vraag is nog wel of de royaltybetaling onder het verdrag Nederland-India valt. In art. 12 Verdrag NL-
India is de definitie van ‘royalty’ opgenomen. Het verdrag India-Zweden is echter daarna nog gesloten
en dit verdrag geeft een nauwere reikwijdte van het begrip meestbegunstigingsclausule. De
vergoeding voor technische diensten valt nog steeds onder de reikwijdte, maar vergoedingen voor het
gebruik van apparatuur valt er niet langer onder. In de casus is er juist sprake van een vergoeding voor
een technische dienst, dus het verdrag India-Zweden is in dit geval niet relevant.
Is in casu het MLI van belang? India en Nederland hebben beide het MLI getekend en geratificeerd.
Ook is het MLI door beide landen als ‘covered tax agreement’ aangemerkt. Het MLI kan dus worden
toegepast, maar er lijkt in de casus geen sprake van misbruik, dus kom je niet toe aan de Principle
Purpose Test.
In casu gaat het om een royalty. Dit begrip is in de verdragen gedefinieerd. Maar wat nou als de casus
zou gaan om een begrip wat niet is gedefinieerd? Normalerwijs kijk je eerst in het artikel zelf. Staat
hier geen definitie, dan kijk je aan het begin van het verdrag, zoals in art. 3 OESO Modelverdrag. Hierin
staan algemene definities. Als je dan nog geen definitie kunt vinden, pas je art. 3 lid 2 OESO
Modelverdrag toe. Je gaat dan kijken naar de definitie in het nationale recht van de uitleggende staat.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tax-student. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.