Topic Always Connected UvA | 1
Summary Topic Always Connected:
Key insights in youth, media and technology
Overzicht literatuur
Hoorcollege 1: Introduction: youth, media and technology
- Hoofdstuk 1 + 2 + 3
- Ashton, J. J., & Beattie, R. M. (2019)
- Krum. R. (2013)
Hoorcollege 2: Developmental psychology meets Media: from infancy to adolescence
- Hoofdstuk 4 + 5 + 6
- Crone, E. A., & Konijn, E. A. (2018)
Hoorcollege 3: Always Educated: Educational media, incl. television, games and VR
- Hoofdstuk 11 + 12
- Revelle, G. (2013)
- Bailey, J. O., & Bailenson, J. N. (2017)
Hoorcollege 4: Always Connected: Opportunities and risks of social media
- Hoofdstuk 13
- Odgers, C. L., & Jensen, M. R. (2020)
- Starkey, L., Eppel, E. A., & Sylvester, A. (2019)
- Kleemans et al. (2018)
Hoorcollege 5: Always Out of Control: Media use and self-regulation
- Hoofdstuk 14
- Beyens, I., Valkenburg, P. M., & Piotrowski, J. T. (2018)
- Clifford, S., Doane, L. D., Breitenstein, R., Grimm, K. J., & Lemery-Chalfant, K.
(2020).
- Van Der Schuur, W. A., Baumgartner, S. E., Sumter, S. R., & Valkenburg, P. M.
(2015).
, Topic Always Connected UvA | 2
Hoorcollege 6: Always Accompanied: Media representation and identity development
- Ward, L. M., & Grower, P. (2020).
- Ceglarek, P. J., & Ward, L. M. (2016).
- González-Velázquez, C. A., Shackleford, K. E., Keller, L. N., Vinney, C., & Drake, L.
M. (2020).
Hoorcollege 7: Always In Progress: The future of media and tech and how to
successfully navigate a world that is always connected
- Hoofdstuk 15
- Turner, K. H., Jolls, T., Hagerman, M. S., O’Byrne, W., Hicks, T., Eisenstock, B., &
Pytash, K. E. (2017).
, Topic Always Connected UvA | 3
Lecture 1: Introduction: Youth, media and technology
Algemene ontwikkelingsstadia
● Vroege kindertijd:
○ Baby's (0-2)
○ Peuters (2-4)
○ Kleuters (4-5)
● Middelbare kinderjaren:
○ Vroege middelbare kinderjaren (5-8)
○ Tweens (8-12)
● Adolescentie:
○ Vroeg (12-14)
○ Midden (14-15)
○ Laat (16-19)
Chapter 1: youth and media
Academic Interest in Youth and Media
Twee belangrijke interdisciplinaire vakgebieden bestuderen jongeren en media sinds de jaren
zestig:
● Culturele studies: houdt zich bezig met de betekenis van populaire cultuur in het
dagelijks leven.
○ Bijvoorbeeld of kinderen en tieners dezelfde toegang hebben tot media en
technologie als volwassenen, of hoe bepaalde minderheidsgroepen worden
geportretteerd in de op jongeren gerichte populaire cultuur.
○ Kwalitatief en inductief (empirisch): diepte-interviews of focusgroepen.
● Mediapsychologie: houdt zich bezig met het gebruik, de aantrekkingskracht en de
effecten van media op het individu.
○ Kwantitatief en deductief: experimenten, enquêtes en longitudinaal onderzoek.
Drie maatschappelijke trends die hebben bijgedragen aan de spectaculaire groei van de
wetenschappelijke interesse in de jeugd:
1) De commercialisering van de mediaomgeving rond jongeren;
2) De ontwikkeling van media voor de allerjongste kijkers, kinderen tussen één en twee
jaar oud;
3) De opkomst van sociale media.
, Topic Always Connected UvA | 4
Publiek debat
Nieuwsverhalen over jongeren en media hebben vier gemeenschappelijke kenmerken:
1. Negatieve effecten: nieuwsverhalen gaan vaker over de negatieve effecten dan over
de positieve effecten van de media.
2. Extreme incidenten: nieuwsverhalen richten zich vaak op extreme incidenten, zoals
cyberpesten en online seksuele roofdieren.
3. Klinische experts als bron: journalisten citeren regelmatig klinische experts (zoals
kinderartsen en psychiaters). Toch spreken deze klinische experts vaak vanuit hun
dagelijkse ervaring met atypische kinderen, die niet het gemiddelde kind of de
adolescent vertegenwoordigen.
4. Gebrek aan nuance: journalistieke berichtgeving over jeugd- en media kwesties mist
vaak de nuance van onderzoeksresultaten en kiest in plaats daarvan voor een
simplistische en alarmerende soundbite.
Chapter 2: Then and Now
Over kindertijd en ouderschap
De ideeën van de samenleving over de kindertijd door de jaren heen:
I. The Child as Miniature Adult
Kinderen werden tot de tweede helft van de achttiende eeuw gezien als
miniatuurvolwassenen en ook als zodanig behandeld.
● Zo verschilde kinderkleding niet van die van volwassenen. Dit zie je ook terug
in de kunst.
II. The Vulnerable Child: in de tweede helft van de achttiende eeuw veranderde dit
idee, mede door de Verlichting. Kinderen werden een kwetsbaar publiek dat
bescherming en censuur nodig had.
● Locke:een persoon wordt geboren als een tabula rasa (schone lei), die gevuld
raakt met ervaringen en indrukken via de zintuigen.
● Van burgers werd steeds meer verwacht dat ze hun seksuele en agressieve
neigingen onder controle hielden. Geleidelijk aan begonnen ouders zich te
schamen voor de fysieke aspecten van het leven.
III. The Emerging Notion of an Innocent Childhood
Rousseau was een van de eersten die verkondigde dat kinderen in vrijheid moesten
worden opgevoed en ook beschermd moesten worden tegen de verstorende invloeden
van de volwassen wereld. In zijn boek Émile, ou De l'éducation pleitte hij ervoor dat
een periode in het leven van een kind gericht is op opvoeding en niet op confrontatie.
● Rousseau geloofde dat kinderen actieve onderzoekers waren die bepaalden
hoe hun identiteit en ontwikkeling vorm kregen (in plaats van passieve
ontvangers).
, Topic Always Connected UvA | 5
● Verschillen in privileges: ondanks het idee van de kindertijd als een
zorgeloze en vreugdevolle fase tussen de kindertijd en de volwassenheid, bleef
zo'n kindertijd lang het voorrecht van de aristocratie en de rijke bourgeoisie.
De meeste kinderen (en hun ouders) hadden geen baat bij gedrukte media: de
meesten waren analfabeet, en zelfs als ze konden lezen, waren boeken en
kranten duur.
● ➔ Deze omstandigheden begonnen te veranderen in het begin van de
twintigste eeuw. Met de introductie van sociale wetgeving, zoals wetten die
kinderarbeid verbieden en schoolbezoek voorschrijven, begon het fenomeen
van een zorgeloze jeugd alle klassen van de samenleving te doordringen.
IV. The Miniature Adult Returns: in de tweede helft van de twintigste eeuw werd het
paradigma van het kwetsbare kind steeds meer in twijfel getrokken. In het bijzonder
tegen het einde van de jaren zestig begonnen mensen het gevoel te krijgen dat het
verkeerd was om kinderen een illusoire veilige wereld te bieden, en in plaats daarvan
vonden ze dat kinderen de realiteit moesten worden gepresenteerd, zodat ze zich
bewust zouden zijn van de ware toestand van de wereld rondom hen.
● Deze visie werd aangewakkerd door de opkomst van door jongeren gedreven
emancipatiebewegingen zoals de hippies, die protesteerden tegen burgerlijke
fatsoen en een eigen plek in de samenleving opeisten. Het werd ook
aangewakkerd door de toenemende commercialisering van de jeugdcultuur via
muziek, mode en media, die er allemaal voor zorgden dat jongeren een steeds
prominentere plaats in de samenleving kregen.
Criticisms of the Miniature Adult
Vanaf de jaren tachtig hebben invloedrijke kinderpsychologen en cultuurcritici een aantal
significante veranderingen in de sociale orde waargenomen. Een van hun belangrijkste
argumenten was dat kinderen te weinig als kinderen werden behandeld en dat de kindertijd
zelf met erosie werd bedreigd.
● David Elkind: kinderen werden door hun kindertijd gehaast en werden te snel en te
vroeg volwassen. Het dwingen van jongeren in situaties waarop ze emotioneel niet
voorbereid zijn kan leiden tot stress, onzekerheid, depressie en agressie.
● Meyrowitz: de grens tussen kinderen en volwassenen is mogelijk helemaal
verdwenen.
○ Homogenisatie van jongeren en volwassenen: kinderen en volwassenen
gedragen zich meer gelijk in hun kleding, taalgebruik, gebaren en voorkeuren
voor media-inhoud.
, Topic Always Connected UvA | 6
Television viewing as cause
Wetenschappers vonden dat de opkomst van televisie een sleutelrol speelde in het veranderen
van ouder-kind relaties aan het einde van de twintigste eeuw.
● Elkind: geloofde dat de opkomst van televisie de banden tussen ouders en kinderen
meer versterkte dan welke andere voorgaande media dan ook. Volgens hem zouden
ouders en kinderen waarschijnlijk naar dezelfde shows kijken en zich identificeren
met dezelfde hoofdpersonages en rolmodellen, waardoor uiteindelijk de ervaringen
van volwassenen en kinderen homogeniseerden.
● Postman: zette dit argument verder door te suggereren dat de opkomst van televisie
de kindertijd effectief wegnam. Televisie is toegankelijk voor iedereen, terwijl
gedrukte media grotendeels ontoegankelijk zijn voor kinderen onder de zes jaar,
gezien hun onvermogen om te lezen.
● Meyrowitz: het was niet de brede toegankelijkheid van televisie, maar veeleer de
weergave van de werkelijkheid op televisie die deze verandering beïnvloedden.
Volgens Meyrowitz was de dominante weergave van kinderen op televisie van
uitgesproken, autonome, koppige en wereldwijze wezens die slimmer waren dan hun
dwaze ouders en andere gezagsdragers. De televisie creëerde daarmee een vertekende
realiteit die de autoriteit en het prestige ondermijnde die ouders historisch typeerden.
○ Drip-drip theory: gebruikmakend van de analogie van water dat een steen
druppel voor druppel uitholt. De invloed van de media op de sociale orde is
cumulatief over een langere periode.
○ The cultivation theory by George Gerbner: televisie en andere media
cultiveren zo'n krachtige gedeelde cultuur dat ze in staat zijn om verschillen
tussen de elite en de rest van de bevolking te nivelleren. Iedereen, ongeacht
zijn sociaaleconomische status, die veelvuldig met de media in aanraking
komt, ziet dezelfde vertekende kijk op de werkelijkheid. Gerbner noemde dit
fenomeen, waarbij media bijdragen aan het wegvagen van verschillen tussen
sociale groepen, mainstreaming.
Changes in family communication
Hoewel de opkomst van televisie waarschijnlijk heeft bijgedragen tot veranderende
opvattingen over de kindertijd, kunnen verschillende andere sociaal-culturele factoren dit
proces hebben versterkt. Een bijzonder relevante factor is de verschuivende
machtsverhoudingen in het gezin. In tegenstelling tot de traditionele communicatiestijl met
het gezin van bovenaf (top-down) uit de jaren vijftig, onderhandelen de ouders van vandaag
met hun kinderen over wat ze mogen en moeten doen, en beide partijen hebben inspraak in de
uitkomst.
● De klassieke moratorium fase, zoals Erik Erikson het noemde - waarin de jongere
experimenteert met zijn of haar identiteit en geen echte verantwoordelijkheid neemt -
is daarmee langer geworden.
, Topic Always Connected UvA | 7
● Privatisering van mediagebruik: biedt individuele gezinsleden de mogelijkheid om
zich terug te trekken in hun eigen persoonlijke ruimtes voor entertainment en
communicatie met mensen buiten het gezin.
➔ Samen vormen deze ontwikkelingen de paradox van de kindertijd. Ook al lijken
kinderen tegenwoordig, met hun openhartigheid en volwassen uiterlijk, inderdaad
miniatuurvolwassenen, en ook al hebben ze eerder een sterke behoefte aan autonomie dan
voorheen, hun behoefte aan een zorgeloze jeugd lijkt sterker dan ooit.
Rapid technological changes as cause
Mead's drie soorten culturen:
1. Post-figuratief: ouders, met hun wijsheid en levenservaring, zijn de belangrijkste
modellen. In dergelijke culturen wordt van kinderen verwacht dat ze in de voetsporen
treden van hun ouders en grootouders. Verschillen tussen oudere en jongere generaties
worden gezien als tijdelijke, leeftijdsgebonden effecten.
2. Co-figuratief: volwassenen en kinderen oriënteren zich primair op hun
leeftijdsgenoten.
● Bij snelle technologische veranderingen verandert een post-figuratieve cultuur
vaak in een co-figuratieve. Omdat ouders dit soort veranderingen tijdens hun
jeugd niet hebben meegemaakt, kunnen ze niet langer als rolmodel voor
jongeren fungeren. Een co-figuratieve cultuur is volgens Mead tijdelijk, een
overgang die leidt naar een pre-figuratieve cultuur.
3. Pre-figuratief: jongeren zijn het dominante rolmodel en zij bepalen wat er gebeurt.
Commercialism as cause
Hoewel de opkomst van televisie en andere sociaal-culturele factoren onze moderne kijk op
de kindertijd hebben beïnvloed, speelde commercialisering - met name de erkenning dat
jongeren een belangrijke markt vertegenwoordigen - ook een belangrijke rol bij het tot stand
brengen van deze visie. Twee fenomenen:
1. KGOY (kids getting older younger): de neiging van kinderen om zich meer als
volwassenen te kleden en gedragen is versterkt door op kinderen gerichte marketing.
2. KGOL (kids getting older later): aan de andere kant stellen ze allerlei
verantwoordelijkheden die traditioneel met volwassenheid samenhangen, zoals het
hebben van een partner en kinderen, uit tot later in hun leven.
Veranderingen bij de jeugd:
● Fysieke veranderingen - versnelde puberteit: jongeren zijn tegenwoordig groter en
bereiken eerder de puberteit.
, Topic Always Connected UvA | 8
● Cognitieve veranderingen - verhoogde intelligentie: de kinderen van tegenwoordig
zijn intelligenter dan kinderen van dezelfde leeftijd in vorige generaties. Deze
toename van intelligentie wordt het Flynn-effect genoemd.
● Psychosociale veranderingen - zelfbewustzijn en narcisme: er wordt aangenomen
dat de huidige generatie meer zelfrespect, meer zelfbewustzijn en een hogere mate
van narcisme heeft.
● Psychosociale problemen: depressie en gedragsproblemen zoals ADHD en angst
komen vaker voor dan voorheen.
Chapter 3: Themes and Theoretical Perspectives
How it all began
In de jaren twintig was het heersende idee dat de massamedia een significante en uniforme
invloed hadden op het publiek, ongeacht de leeftijd. De massamedia - met name radio en film
- wonnen toen snel aan populariteit. Allerlei nieuwe media brachten populaire muziek in huis
en dat leidde tot grote zorgen bij ouders en opvoeders.
The hypodermic needle perspective
Media-effecten werden gezien als: onmiddellijk, direct en uniform. Dit paste in de
toenmalige algemene opvattingen over de menselijke natuur, die sterk werden beïnvloed
door:
● Darwin’s evolutietheorie: Darwin verwierp het idee van de mens als een rationeel,
denkend wezen. Hij geloofde dat het gedrag van mens en dier werd aangedreven door
onbewuste instincten die in de loop van de tijd evolueerden en uniform waren binnen
een soort en dat veel van ons gedrag bepaald is (dat wil zeggen, buiten onze controle).
○ Behaviorists zagen menselijk gedrag als uniforme en onvrijwillige reflexen
op signalen en bekrachtigers in de omgeving: de stimulus (in de omgeving)
werd gevolgd door de respons (het gedrag). Wat er tussendoor gebeurde, was
in de geest een zwarte doos, en niet relevant.
● Ervaringen van mensen met de filmindustrie: de stadslegende gaat dat een
vertoning van de stomme film L'Arrivée d'un train en gare de La Ciotat uit 1896,
waarin een levensgrote trein aankomt in een station, pure paniek veroorzaakte onder
de volwassenen. De eerste keer dat deze film werd vertoond, schreeuwden de kijkers
en renden in paniek weg, in de overtuiging dat er een echte trein op hen af kwam.
Hoewel het perspectief van de injectienaald alom bekritiseerd is vanwege het gebrek aan
nuance, kreeg het in het begin van de twintigste eeuw enige steun ➔ het gebruik van
propaganda in de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Tegenwoordig wordt aangenomen dat
mediageletterdheid zowel een vaardigheid kan zijn die mensen gedurende hun hele leven
verwerven, als iets dat van generatie op generatie wordt doorgegeven.