100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Voorgeschreven literatuur VMS €6,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Voorgeschreven literatuur VMS

3 beoordelingen
 302 keer bekeken  37 keer verkocht

Samenvatting van de voorgeschreven literatuur voor het vak Verdiepend Materieel Strafrecht

Voorbeeld 5 van de 87  pagina's

  • 6 december 2020
  • 87
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (2)

3  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: margretabudgen • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: daniquekrommenhoek • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: masterstudenteur • 3 jaar geleden

avatar-seller
jk123
Bijeenkomst 1 + 2
P.A.M. Mevis, ‘Over begraven, kraken en euthanasie: rechtsvinding in maatschappelijk gevoelige zaken’, in
G. Knigge e.a. (red.), Gehoord de procureur-generaal (Fokkens-bundel), Deventer: Wolters Kluwer 2016, p.
209-219

De keuze uit mogelijke interpretaties van materieel strafrecht worden medebepaald door de bijdrage van de
uitkomst aan de regulering van bepaalde (omstreden) maatschappelijke kwesties. Het kan gaan om actuele
kwesties (vrijheid van meningsuiting) of kwesties van alle tijden waarin opvattingen veranderen (euthanasie),
maar steeds lijkt de uitkomst niet perse door louter juridische, rechts- of wetstechnische argumenten te
worden bepaald. Sprake van politieke rechtspraak die stelling neemt in een maatschappelijk debat.

Voorbeelden:
- Begrafeniswetarresten: in een loepzuivere toepassing van het rechtsbeschermende aspect van het
legaliteitsbeginsel werd de strafbepaling uit de toenmalige Begrafeniswet buiten toepassing gesteld.
De beslissing moet wel mede bepaald zijn door het feit dat het eerste crematorium in Nederland op
dat moment al was geopend. Hoge Raad legitimeerde de crematie als vorm van lijkbezorging, tegen de
uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever in.
o HR stelt dat de wetgever lijkverbranding niet heeft willen toelaten maar ‘die bedoeling heeft
in de wet geen uitdrukking gevonden’.
o De begrafenisarresten zijn niet een interpretatie, maar eerder een diskwalificatie van de
delictsomschrijving.
- Krakersarrest: Hoge Raad definieerde een leegstaande woning wel als woning in de zin van art. 138 Sr,
maar achtte deze niet ‘in gebruik’ bij de eigenaar (bezit als gebruik). Deze interpretatie legitimeerde de
in de samenleving niet onsympathieke krakersbeweging als maatschappelijke beweging tegen
speculatieve leegstand in tijden van woningnood.
o Woorden delictsomschrijving beperkt geïnterpreteerd.
- JAC-arrest: Een binnen de jeugdhulpverlening adequaat ingezette methode van hulpverlening gericht
op herstel van de ouder-kindrelatie, werd buiten het bestanddeel ‘onttrekken’ aan het ouderlijk gezag
uit het toenmalige art. 280 Sr geplaatst.
o Woorden delictsomschrijving beperkt geïnterpreteerd. Een concrete en geaccepteerde
modaliteit van hulpverlening wordt door de HR onder de delictsomschrijving uit gedefinieerd
en daarmee gelegaliseerd.
- Schoonmeiarrest: HR forceerde een uitweg in de toentertijd bestaande patstelling in het
euthanasiedebat in de politiek: geen medische exceptie of beperkende interpretatie van de
delictsomschrijving, maar de acceptatie van een op de problematiek toegesneden invulling van de
(algemene) strafuitsluitingsgrond van overmacht (noodtoestand).
o Noch de wetsgeschiedenis noch gewijzigde maatschappelijke opvattingen dwongen ertoe om
bij euthanasie door een zorgvuldig handelende arts niet meer te spreken van ‘van het leven
beroven’. HR koos om euthanasie door een arts binnen het strafrecht te houden.
- Het Mensenroofarrest: HR nam afstand van de wetsgeschiedenis, ten nadele van de verdachte, met
een interessante argumentatie. Aan de wetsgeschiedenis werd een minder verre betekenis
toebedeeld.
o De HR kent aan de wetsgeschiedenis een minder verregaande betekenis toe dan dat alle
rechters en de A-G in die strafzaak deden.
- Leerplichtarresten: Grote betekenis toegekend aan wetsgeschiedenis terwijl de HR juist ook op basis
van dezelfde stukken het beperkter had kunnen interpreteren.
- Ongeklede recreatie: Een voorzet voor een iets minder vanzelfsprekende aanvaring van dit fenomeen
dan waar de wetgever in 1985 vanuit ging.
o HR citeert een algemene doelstellingszin uit de MvT als opmaat naar zijn beslissing. Deze
vingerwijzing is significant omdat zij een enkele zin uit een betrekkelijke uitvoerige MvT bij
een wetsvoorstel betrof waarin de betreffende delictsomschrijving van art. 430a Sr (nog) niet
voorkwam.

Algemene aspecten

,Ondanks dat de rechtsvormenede taak van de HR niet geregeld is, kan de gronddiscussie zijn hoe de HR die
pleegt uit te oefenen of in te vullen. Bijvoorbeeld waar volgens de HR zelf de grenzen van zijn rechtsvormende
taken liggen; die moet de rechter immers zelf trekken. Kennelijk liggen die niet in het enkele feit dat het om
maatschappelijk omstreden kwesties gaat. De strafrechter verkeert in een tussenpositie omdat hij in de
Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen de uitkomst van de politieke beslissing van de wetgever
(strafbaarstelling) alleen terzijde mag schuiven als het juridisch beslissingsschema hem daartoe legitimeert,
maar binnen dat schema meer en meer politieke beoordeling van hem wordt gevraagd.

Consequenties voor het vervolg?
De HR hanteert verschillende juridische vormen om tot de kennelijk gewenste uitkomst voor de betreffende
maatschappelijke kwestie te geraken. De jurisprudentie geeft de indruk dat de aard van de maatschappelijke
problematiek de keuze van de HR mede moet bepalen. Tegelijk maakt het niet uit welke aanpak er wordt
gekozen, het blijkt kwetsbaar. Een arrest kan een voorzet zijn voor een verdere ordening, maar de Hoge Raad
kan niet zelf bepalen of, welke en wanneer die er vanwege hem of vanwege de wetgever komt. Kortom, het
lijkt aangewezen om bij de rechtspraak ook uitdrukkelijk de consequenties van de gekozen vorm en de
onmogelijkheid van de Hoge Raad die te regisseren, te betrekken. Daarbij moeten wellicht vormen van formele
‘samenwerking’ tussen rechter en wetgever, ieder binnen hun eigen functie, nader worden verkend en
versterkt. Hierbij kan het preciezer aanduiden van de grens aan zijn rechtsvormende taak door de HR zelf
helpen.

De relatieve betekenis van interpretatiemethoden; legaliteit
De Hoge Raad kiest stelling in een maatschappelijke kwestie via een beslissing met daarop gerichte
onderbouwing in de concrete strafzaak. Er is telkens sprake van een ‘normatieve keuze’ van interpretatie door
de HR, in de eerste plaats van de argumenten en niet van de interpretatiemethode. De beslissing volgt niet uit
een uniform beslissingsmodel waarin mogelijke argumenten of interpretatiemethoden in een volgorde worden
afgelopen. Dit relativeert de argumentatie in de ene zaak door de daarvan afwijkende in de volgende zaak,
maar problematiseert ook. Want waar haalt de HR het (normatieve) kompas vandaan om over de concrete
politieke kwestie inhoudelijk te beslissen.

Hieruit blijkt dat er sprake is van een gerichte selectie van ‘bruikbare elementen’. De verschillen in normatief
gewicht zijn hierbij zo groot dat de wetshistorische argumentatie in de ene beslissing de afwijkende
argumentatie in de andere zaak ontkracht. De HR gebruikt in voorkomende gevallen de betekenis die de
woorden van de wet in het ‘normale spraakgebruik’ hebben desnoods tegenover de wetsgeschiedenis.
Kennelijk vormt die betekenis van de woorden van de wet op zichzelf een grens.
- VB: In Mensenroofarrest overweegt de HR tot tweemaal toe expliciet dat zijn interpretatie niet tegen
de woorden van de wet ingaat. M.a.w. hij zal niet een strafbepaling tegen de betekenis van de
woorden van de wet (al dan niet: naar het normale spraakgebruik) uitleggen, hoezeer dit ook
maatschappelijk wenselijk is.

Het EVRM: geen dwingend kader maar uitnodiging
De opkomst van het EVRM bepaalt mede het discours. De relatie tussen de HR en het EVRM is geen ‘rustig
bezit’ en de verdragsconforme interpretatie geen alles oplossende modaliteit. Dit ligt in de eerste plaats aan de
structuur van het nationale recht. Het op effectieve en zichtbare bescherming van concrete rechten
gebaseerde EVRM-model moet door de HR op basis van art. 93 en 94 Gw dwingend vertaald en doorgegeven
worden naar het nationale strafrecht, maar de (straf)rechter is in Nederland niet aangewezen als hoeder van
essentiële rechten van burgers tegenover de formele wetgever. DE HR beperkt zich tot toepassing van hetgeen
zich aan geconcretiseerde rechten uit het EVRM-recht laat afleiden (zoals Leerplichtarrest). Zodanige
toepassing gaat de rechtsvormende taak in elk geval niet te buiten. Door de werkwijze van de HR komt wel het
debat op gang, door zich - net als bij de wetgeschiedenis – selectief uit te laten over de betekenis en
interpretatie van beslissingen uit Straatsburg.

Benoemen en afwegen van belangen en rechtsgoederen
Vraag of de HR moet worden aangeraden om in zijn beslissingen nadrukkelijker concrete belangen en
rechtsgoederen onder woorden te brengen en af te wegen. De Kwaliteit van de motivering kan door meer
argumentatie aan kracht winnen en daarmee de beslissing. Alleen bij precies en terughoudend gebruik en dus
geen abstracte ‘opsomming’ waaruit de juistheid van de beslissing zonder nadere argumentatie moet blijken.

,Afsluiting
Legitimiteit van strafzaken hangt sterk af van de wijze waarop de HR daaraan zelf inhoud geeft. Er is niks dat
hem stuurt en weinig bekend over wat hem stuurt. Een te zeer op de uitkomst van de concrete zaak en
problematiek gerichte inrichting van een arrest kan een beslissing ook kwetsbar maken. Dat dwingt tot
behoedzaamheid, maar ook wel tot moed: het adequaat en concreet formuleren van de onderlinge
verhoudingen tussen specifieke belangen en rechtsgoederen kan positief werken. Debat levert een beslissing
immers toch altijd op.

Van de Wetering, Eckhardt & Bakker, ‘De rol van het achterliggende rechtsgoed van strafbepalingen bij de
beoordeling van de strafwaardigheid van gedrag’, DD 2018/13

1.Inleiding
In diverse strafzaken zijn verweren gevoerd die uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid beoogden.
Veelal zien verweren op de feitelijke gebeurtenissen en de omstandigheden waaronder de verdachte handelde.
In mindere mate komen verweren aan de orde die zien op de reikwijdte van de strafbepaling en (daarmee) op
de vraag of daadwerkelijk het achterliggende, te beschermen rechtsgoed (gerechtvaardigd) wordt gekrenkt
door het handelen van de verdachte. Toch speelt ook de vraag hoe omgegaan moet worden met handelingen
die wel vallen onder een delictsomschrijving, maar waarvoor de delictsomschrijving niet geschreven lijkt te zijn.

2. Rechtsgoederen en de relatie tot de strafbepaling
Strafbepalingen zijn er niet zonder grond. De wetgever heeft bepaalde ongewenste gedragingen strafbaar
willen stellen om belangen of rechtsgoederen te beschermen. Naast deze groeperingsfunctie worden aan het
rechtsgoed een legitimeringsfunctie en een interpretatieve functie toegedicht. Het uitgangspunt is dat de
overheid slechts mag ingrijpen in de vrijheden van burgers als daarmee een concreet rechtsgoed wordt
beschermd. Het rechtsgoed vormt dan ook een belangrijke factor bij de interpretatie en uitleg van de wet.
- Strijards heeft betoogd dat een (strafrechtelijk relevante) handeling een schending van het door de
strafwet beschermde rechtsgoed inhoudt.
- A contrario kan uit deze gedachtegangen worden geredeneerd wat Schaffmeister en Heijder naar
voren hebben gebracht: gedrag dat het niet door de norm beschermde belang schendt, valt niet onder
gedrag dat door de wetgever strafbaar wordt geacht en valt daarmee buiten de grenzen van de
delictsomschrijving.

Uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid
3.1 Delictsbestanddeelniveau
De strafrechter die op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
beraadslaagd over de vraag of bewezen is dat het feit door de verdachte is begaan, dient na te gaan of aan de
delictsomschrijving, in de tenlastelegging overgenomen bestanddelen uit de tenlastelegging zijn vervuld. Hierbij
is interpretatie van de bestanddelen aan de orde dan wel kan de rechter zich daartoe ruimte verschaffen.
Hierbij laat de rechter zich van zijn creatieve kant zien.
- Crematie-arresten: Een gebod om te begraven houdt niet per definitie een verbod om te cremeren in.
- Deep Throat-arrest: Volgens de HR was hier geen sprake van aanstotelijkheid voor de eerbaarheid in
de zin van artikel 240 WvSr toen een pornofilm werd vertoond in een ruimte die slechts toegankelijk
was voor volwassenen die van te voren waren gewezen op het bijzondere karakter van de film.
De rechter hoeft niet een delictsomschrijving creatief te interpreteren, maar kan ook impliciet een bestanddeel
in de delictsomschrijving ‘inlezen’. Door stil te staan bij en waarde te hechten aan het achterliggende
rechtsgoed, worden normen nader ingevuld, teneinde tot een (maatschappelijk en strafrechtelijk) wenselijke
uitkomst te komen.

3.2 Typizität
Pompe geeft in zijn noot bij het Hohner muziekinstrumenten-arrest kritiek op het feit dat (uitsluitend) getoetst
wordt of aan de afzonderlijke bestanddelen van het delict (zoals tenlastegelegd) is voldaan. Hij vindt dat er te
weinig wordt gekeken naar de kwalificatie van (i.c. oplichting) het geheel. Pompe is van mening dat de rechter
niet enkel moet afgaan op de omschrijving van de bestanddelen, maar dat ook aandacht moet worden
geschonden aan de samenvattende kwalificatie in een strafbepaling. Wanneer men spreekt over Typizität, gaat
het om gevallen waarin aan alle bestanddelen van de delictsomschrijving is voldaan, maar waarin desondanks
met de kwalificatie onder die delictsomschrijving geen recht wordt gedaan aan het type gedragingen waar de
delictsomschrijving betrekking op heeft of betrekking op zou moeten hebben. De Typizität beperkt hier als het

,ware de reikwijdte van het delict: de enkele (bewezen) vervulling van elk der afzonderlijke bestanddelen lijkt
onvoldoende recht te doen aan de toetsing van de delictsomschrijving als geheel. (Raakt het verwijtbare gedrag
de Typizität van het delict? Levert de bewezen gedraging wel het ‘typische’ delict op?  Zo nee, dan
strafbepaling ook niet toepassen, anders wordt de ‘ratio legis’ ervan te ver opgerekt. Het waakt tegen (te)
verruimde interpretatie van strafrechtelijke gedragingen die wel onder delictsomschrijving vallen, maar niet
onder het typisch karakter)
Kelk gaat verder dan Pompe. Waar Pompe meende dat de beperkende inzet van de Typizität alleen moet
werken wanneer deze ten gunste van de verdachte werkt, meent Kelk dat ‘de rechtsbeschermende werking
eveneens moet gelden ter zake van delicten die in het juridische en ook maatschappelijke verkeer een
weliswaar ongeschreven doch in de praktijk wel degelijk algemeen bekende en geaccepteerde naam genieten
waarmee een tamelijk uitgesproken beeld is verbonden’. Denk aan huisvredebreuk, meineed, flessentrekkerij.
Kritiek:
- De Hullu: knelpunt voor rechter bij het onderscheiden en precies afbakenen van ‘het wezen’ van het
delict. In geval de wetgever geen beperking heeft willen weten is het voor de rechter ingewikkeld om
een restrictieve interpretatie of een kwalificatie-uitsluitingsgrond te rechtvaardigen.
- Pelser: Er is niks op om bij de vaststelling van de betekenis van de afzonderlijke bestanddelen het
karakter van het delict te betrekken, maar benadrukt vanuit legaliteitsoverwegingen dat daarmee
nooit de wettelijke vereisten voor strafbaarheid mogen worden omzeild.
- Taverne: zelfstandige betekenis van de kwalificatie pas niet binnen de structuur van het Nederlandse
strafrecht waarin een strafbaar feit door een wettelijke omschrijving is gegeven.

3.3 Ontbreken materiële wederrechtelijkheid
Andere manier om uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid vorm te geven waarbij het achterliggende
rechtsgoed een rol speelt, is het toepassen van de leer van het ontbreken van de materiële
wederrechtelijkheid. Aan het Nederlandse strafproces ligt ten grondslag dat wanneer een delictsomschrijving is
vervuld, de wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid van de gedraging, in principe en behoudens een
strafuitsluitingsgrond, zijn gegeven. De situatie die ontstaat wanneer de gedraging voldoet aan de
delictsomschrijving, maar niet als wederrechtelijk zou moeten worden bestempeld omdat het beschermde
rechtsgoed niet wordt gekrenkt, wordt wel aangeduid als het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid.
Volgt uit Veearts-arresten.

Hieruit volgt in ieder geval dat uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid niet alleen plaats hoeft te
vinden op basis van een geschreven strafuitsluitingsgrond en dat strafbaarheid niet dwingend gegeven is met
het formeel voldoen aan een delictsomschrijving. Het ontbreekt nog aan een beslissing waarin een beroep op
deze uitsluitingsgrond gegrond wordt bevonden, maar er kan wel gesteld worden dat er behoefte is aan een
uitsluitingsgrond die strafrechtelijke aansprakelijkheid voorkomt ondanks dat voldaan is aan de
delictsomschrijving:
- Vermunt: Een bestanddeel in de bewezenverklaring kan weliswaar bewezen zijn maar dit hoeft nog
niet gekwalificeerd te worden als bestanddeel zoals bedoeld in de betreffende delictsomschrijving. Tot
het wezen van een handeling hoort meer dan het zijn van een gevolgsveroorzaking of
situatieverstoring. Derhalve vallen handelingen die passen in het maatschappelijk ‘normaal beeld’,
hoewel zij formeel voldoen aan de delictsomschrijving niet onder het bereik van de strafbepaling. VB:
Veearts
- Enschedé wijst op het open normstelsel waardoor de Veearts-arresten meer bezien moeten worden
als een uitsluiting op basis van het beroepsrecht.
- Remmelink: Er is pas sprake van het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid wanneer de
rechtvaardiging van een strafbaar feit wordt gevonden in een contrariërende veroorlovende norm. In
geval van zo’n norm kan een strafbepaling onder omstandigheden geen toepassing meer vinden.

3.4 Resume: bewijs, kwalificatie, strafbaarheid
Als men tegen de achtergrond van het bovenstaande op zoek gaat naar de mogelijkheden voor de rechter om
te beslissen tot niet-strafbaarheid of niet-strafwaardigheid in een concreet geval, kan worden vastgesteld dat
de rechter daartoe uiteenlopende mechanismen kan hanteren. Bij totstandkoming heeft wetgever namelijk
niet een compleet gesloten stelsel van excepties op te nemen. Er is na al die jaren een bestendig systeem, ook
al is deze niet vrij van onduidelijkheden. Met zekerheid kan wel worden gesteld dat het achterliggende, te
beschermen rechtsgoed een rol speelt bij de door de rechter te maken beoordeling adhv 350 Sv. Immers, om te
kunnen van een bewijsuitsluitingsgrond of een kwalificatie uitsluitingsgrond speelt de vraag of er überhaupt

, sprake is geweest van een rechtsgoedkrenking. Bij de beoordeling of sprake is van een rechtvaardigingsgrond
speelt de vraag of de vastgestelde rechtsgoedkrenking kan worden gerechtvaardigd (vanwege een juiste
afweging tegen andere rechtsgoederen).

4. Toepassing op actuele thema’s

4.1 Zedendelicten
Kelk constateert een uitdijende beweging die gaande is ten aanzien van zedendelicten. Niet alleen is sprake van
een groter wordend aantal strafbaarstellingen, ook is sprake van meer open delictsomschrijvingen waarin
begrippen ruim worden geformuleerd door de wetgever c.q. extensief worden geïnterpreteerd door de
strafrechter met het oog op de veiligheid en bescherming van slachtoffers. Door de ruime uitleg van
verschillende bestanddelen wordt de reikwijdte van de betreffende zedenbepalingen uitgebreid. In mindere
mate komt het voor dat delictsomschrijvingen restrictief worden uitgelegd. Toch komt dit voor, met als
bekendste voorbeeld de nuancering van het tongzoenarrest. Ook als is voldaan aan alle bestanddelen van de
bepaling, dan moet desondanks in sommige gevallen, die tevens worden genoemd in de wetsgeschiedenis, de
vraag of het gedrag van verdachte van dien aard is dat het moet worden gekwalificeerd als het in die bepaling
tegen de zeden strafbaar gestelde feit, ontkennend worden beantwoord en dient verdachte te worden
ontslagen van alle rechtsvervolging.

4.2 Medisch strafrecht
Rechtszaken uit het medisch strafrecht zijn bijzonder interessant, met name omtrent de medische exceptie. Bij
het vormgeven van de dogmatische constructie van de uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid zaten
de structuren die de wetgever zich in 1996 voor ogen had gesteld hem meer in de weg dan wenselijk. De
straffeloosheid van de arts die met toestemming en volgens de regelen der kunst (be)handelt en de patiënt pijn
of letsel toebrengt als middel gericht op genezing van de patiënt als doel, kwam de wetgever zo
vanzelfsprekend voor dat hij die straffeloosheid (daarom) niet uitdrukkelijk wenste te regelen. Het medisch-
professioneel handelen lijkt in situaties van handelen vallend onder een delictsomschrijving, maar verricht door
‘een goed handelend arts’ gerechtvaardigd te worden door de wettelijke bevoegdheid. Doordat in de
wetgeving de arts de bevoegdheid is toegekend de geneeskundige uit te oefenen, is, aldus de beroepsrecht
theorie, deze beroepsuitoefening onttrokken aan de werking van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent
uiteraard niet dat een arts te allen tijde gevrijwaard is van strafrechtelijke vervolging en berechting. De
exceptie geldt immers alleen binnen de grenzen van de medische professie. Een arts kan in zijn hoedanigheid
die grenzen ook overtreden.

Gevangenisvoedsel arrest: Hierin werd het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling geconstrueerd via de
redenering van het voorwaardelijk opzet. In een in het artikel genoemde zaak werd het opzet op het benemen
van het leven van de patiënt ook gebaseerd op de redenering van het voorwaardelijk opzet. De opzettelijke
levensbeëindiging die strikt genomen onder de delictsomschrijving van 293 Sr valt zou in de Typizität van inzet
van de arts onder de definitie van palliatieve sedatie van strafbaarheid uitgesloten moeten worden. Dat geldt
dan uitdrukkelijk alleen wanneer de arts gehandeld heeft als goed hulpverlener, volgens de medische
maatstaven.

4.3 Hennepteelt
Een derde genoemd thema is hennepteelt. Het (gedoog)beleid omtrent coffeeshops is in de afgelopen jaren op
verschillende punten bekritiseerd. Dit geldt te meer ten aanzien van de grenzen van strafbaarheid bij de teelt
en verkoop van hennep. Daarbij speelt de vraag in hoeverre, gelet op het gedoogbeleid, vertrouwd mag
worden op het uitblijven van vervolging wegens feiten uit de Opiumwet. De Hoge Raad ziet, ondanks
onduidelijkheid omtrent het gedoogbeleid, geen omstandigheden die wederrechtelijkheid van de hennepteelt
wegnemen. Dat als onderdeel van maatschappelijk en politiek debat de vraag speelt of levering van hennep
onder bepaalde voorwaarden gedoogd zou kunnen worden, maakt dit niet anders. Het is slechts aan de
wetgever zich uit te laten over de strafbaarheid van de gedraging. De handelingen die in strijd zijn met de
Opiumwet krenken het daarin beschermde rechtsgoed. De rechter is dan ook gehouden de wet toe te passen
zonder ruimte voor het aannemen van een rechtvaardigingsgrond.

4.4 EVRM
Het EVRM heeft direct invloed op de toepassing en uitleg van Nederlandse delictsomschrijvingen nu de
bepalingen uit het EVRM rechtstreekse werking hebben en voorrang hebben op de voet van 93 en 94 Gw zijn zij

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jk123. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 76669 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,99  37x  verkocht
  • (3)
  Kopen