Leerlijn Biologie H10 + H11
Voeding en Vertering & Regeling Intern Milieu
Leerdoelen Leerstof
1. Je kunt uitleggen welke factoren van belang zijn bij het bepalen of iemand een 10.1
gezond voedingspatroon heeft.
Darmbacteriën
De darmflora zijn de 500-1000 soorten darmbacteriën die je hebt. Een goede darmflora
zorgt voor goede vertering, afweer en ontlasting. Goede darmflora = snel metabolisme?
Als je veel voedingsvezels eet zal je darmwerking bevorderen doordat deze vezels
(onverteerbare plantaardige koolhydraten) de darmperistaltiek stimuleren en veel water
opnemen.
Probiotica bacteriën die je gezondheid stimuleren – yoghurt, karnemelk
Prebiotica onverteerbare plantendelen waar nuttige bacteriën van leven, stimulatie groei
goede bacteriën – uien, appels, prei
Bifidobacteriën – stimuleren immuunsysteem
Colibacteriën – produceren vitamine K
Lactobacillen – breken bepaalde voedingsstoffen af
Genen
Allelen die vetcellen aanzetten tot deling zorgt ervoor dat sommige mensen snel dikker
worden door anderen die die allelen niet hebben. Ook allelen die je eetgedrag
beïnvloeden kunnen uiteindelijk invloed op iemands omvang hebben.
Kwaliteit voedsel
In veel/vrijwel alle producten zitten E-nummers, additieven (toegevoegde stoffen om
kwaliteit te verbeteren). Alleen in grote hoeveelheden zijn die schadelijk, je lichaam heeft
ze niet nodig, er is een ADI (aanvaardbare dagelijkse inname).
Beweging
Calorie-inname
2. Je kunt de functies en kenmerken van de zes verschillende groepen 10.1 Uitleg
voedingsstoffen en van voedingsvezels benoemen. B2.3.4
Koolhydraten – brandstof Eiwitten,
Dienen als brandstof, leveren energie (ATP). Kan ook als bouwstof dienen, als onderdeel Koolhydraten,
van receptoreiwitten. Aardappelen, granen, brood, pasta, koek en sauzen bevatten veel Vetten
koolhydraten. Glycogeen is een reservestof.
Vetten – brandstof + bouwstof + reservestof + warmte-isolatie
Dienen als brandstof, warmte-isolator en als bouwstof voor membranen en hormonen.
Wordt onder de huid opgeslagen. Olijfolie, slaolie, boter, noten en pinda’s.
Eiwitten – bouwstof + brandstof
Dienen als bouwstof voor spiereiwitten, hemoglobine en antistoffen. Ook als brandstof,
worden niet opgeslagen. Vlees, vis, zuivelproducten, eieren en zaden.
Water – bouwstof
Dienen als bouwstof voor cellen. Ook een transportmiddel (bloedplasma) en warmtebuffer
(houdt warmte vast).
Mineralen – bouwstof
Dienen als bouwstof voor botten bv. Spelen een rol in vele lichaamsprocessen (bv.
Werking zenuwcellen). Melk=Ca2+, tarwe=Na+ en K+. Van zink heb je weinig nodig, een
spoorelement dus.
Vitaminen
Dienen als essentiële voedingsstoffen. Gebruikt je lichaam in enkele mg per dag. Bij een
tekort ontstaan gebrekziekten. Plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen.
3. Je kunt van de volgende onderdelen van het menselijk lichaam uitleggen welke 10.2
rol ze spelen in de spijsvertering en uitleggen wat de relatie is tussen de vorm Uitleg
en de functie: B3.4
Mond – grote koolhydraatvertering
Mechanische verkleining door te kauwen, het contactoppervlak wordt vergroot.
Enzymen uit speeksel bereiken dan de voedingsstoffen beter, er zijn 3 grote
speelkselklieren (Binas 82C). Speeksel bevat:
- Amylase – breekt zetmeelmoleculen (koolhydraat) af in brood
- Slijm – voedselbrokken worden doorslikbaar
- Eiwitten – mondbacterie- en schimmeldodende werking
Slokdarm
Je tong duwt voedsel naar achter de slokdarm in bij slikken. Het strotklepje sluit de
luchtpijp af en de huig de neusholte. In de slokdarm duwen spieren met peristaltische
, bewegingen het voedsel naar beneden. Lengtespieren voor het voedselbrok trekken
samen om ruimte te creëren. Daarna trekken kringspieren achter het voedselbrok samen.
De brok schuift verder en beide spieren ontspannen, daarna gaat het opnieuw.
Maag - eiwitvertering
De maag kneedt het voedsel en voegt maagsap toe, afkomstig uit maagsapklieren.
Maagsap bestaat uit:
- Zoutzuur (HCl) – lage pH, laat eiwitten opzwellen voor de enzymen. Speelt een
rol bij activatie eiwitsplitsende enzym en doding bacteriën.
- Pepsinogeen – inactief pro-enzym, door zoutzuur ontstaat hieruit actief peptase
(pepsine), breekt eiwitten af tot polypeptiden. Activatie pepsine is een
zelfversterkend proces (positieve terugkoppeling). Als pepsinogeen niet
geactiveerd hoefde te worden zou het als pepsine de maagwand oplossen als er
geen voedsel aanwezig is in de maag. Dus zodra de maag leeg is wordt peptase
direct in pepsinogeen omgezet om dat te voorkomen.
- Slijm – maagslijmvlies bedekt de maagwand en beschermt het tegen zoutzuur en
peptase.
Maagportier
De maagportier is gesloten als voedsel in de maag verteerd wordt, als dit klaar is opent de
maagportier om het verder door te laten de twaalfvingerige darm in. Het voorkomt een te
snelle doorstroming van de voedselbrij.
Twaalfvingerige darm
Hier mondt de afvoerbuis van de lever/galblaas en de alvleesklier. Het gaat verder de
dunne darm in.
Alvleesklier – vertering koolhydraten, eiwitten (DNA o.a.) en vetten
Alvleessap bestaat o.a. uit HCO3-, hierdoor stijgt de pH tot licht basisch. Het bevat ook
amylase, lipase en (chymo-)tryptase. Ze breken de grotere koolhydraten, vetten en
eiwitten af.
Lever – vertering vetten
Produceert gal, voor de vetvertering. Hier komt ook voedingstofrijk bloed van de darmen
aan waar het opgeslagen en bewerkt wordt. Dan gaat het verder via de lymfe
vaten en weer het bloed in.
Galblaas - vetvertering
Hier wordt gal opgeslagen nadat het in de lever is geproduceerd, gal zorgt voor de
vetvertering.
Dunne darm – rondt vertering af
Stoffen worden opgenomen via darmplooien in het bloed. Via de poortader gaat
voedingstofrijk bloed naar de lever. De dunne darm neemt vooral kleine moleculen op.
Mondt uit in de blinde darm.
Dikke darm – neemt water op
Hier blijft een waterige brij van voedingsvezels en bacteriën over.
In de blinde darm met de appendix is een reservoir van goede bacteriën, hier vanuit gaat
de brij de dikke darm in. Het onttrekt daar veel water uit de brij en neemt bacterie-
afkomstige stoffen op. Mondt uit in de endeldarm.
Endeldarm
Hier wordt ontlasting opgeslagen.
Darmvlokken
Darmplooien bevatten uitstulpingen, de villi / darmvlokken. Die hebben dekweefselcellen
met membraanuitstulpingen eraan, microvilli (Binas 82C). Opname van voedingsstoffen
heet hier resorptie.