Inleiding Sociaal-
Wetenschappelijk Onderzoek
Week 1: H1
Wat is sociaal wetenschappelijk onderzoek?
Het doel van wetenschap:
Nieuwe kennis produceren, de wereld om ons heen beter proberen te begrijpen en
verklaren
Fundamenteel vs Praktijkgericht:
Fundamenteel: bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke kennis.
Als je fundamenteel onderzoek doet, richt je je vooral op het verwerven van
kennis en niet zozeer op de toepassing van die kennis in de praktijk. Dit is een
erg wetenschappelijke methode en wordt dan ook vaak op universiteiten
gebruikt.
Praktijkgericht: ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van oplossingen voor
praktijkproblemen.
Fundamenteel onderzoek staat tegenover toegepast onderzoek, dat juist
gericht is op het doen van aanbevelingen voor de praktijk.
(Bijna elk onderzoek heeft beide.) De scheiding tussen fundamenteel en toegepast
onderzoek is echter vaak niet zo strikt als het lijkt. Fundamenteel onderzoek
resulteert namelijk vaak toch in praktische toepassingen.
Sociaal wetenschappelijk onderzoek
Bijvoorbeeld: Culturele antropologie, Psychologie, Sociologie, Politieke
wetenschappen, Bestuurskunde.
,Fouten bij kennisvergaring
Persoonlijke ervaringen
- Overgeneralisatie:
Als we wat bewijs voor een situatie hebben dan geldt dat ineens voor een
heleboel andere situaties ook, zelfs als we die andere situaties niet kennen.
(bv. Ik heb 5 mensen ontmoet die blind waren en die waren allemaal aardig, ik
concludeer dat blinde mensen aardig zijn.)
- Selectieve observatie:
Zaken van 1 kant bekijken en zo onze vooroordelen bevestigen. Informatie die
tegemoetkomt aan jou ideeën bevestigen en informatie die afwijkt verwerpen.
(bv: Ik geloof dat mensen met overgewicht socialer zijn dan dunne mensen.
Dit komt door de stereotypes die ik heb geleerd van mijn ouders en de media.
Zonder dat ik ervan bewust ben observeer ik dikke mensen en valt hen lach
op. Onbewust observeer ik dunne mensen meer wanneer zij serieus kijken.)
- Voorbarige conclusie:
Te vroeg conclusies trekken. Niet meer luisteren als je denkt het antwoord al
te weten. Een klein beetje bewijs verzamelen en dan denken dat je alles al
weet.
- Halo-effect:
Als je bepaalde positieve eigenschappen toeschrijft aan iets of iemand als
gevolg van de reputatie die iemand heeft. (Vb. Hij werkt op Harvard, hij zal wel
slim zijn en goede stukken kunnen schrijven.)
- Valse consensus: De persoon gaat ervan uit dat iedereen net zo denkt als
hem. (vb: ik ben tevreden op werk dus collega zal het ook wel zijn.)
Vertrouwen op experts en autoriteiten ( vaccinatie zorgt voor autisme)
Vertrouwen op media berichten (project X erg opgeblazen, viel wel mee)
Vertrouwen op ideologische overtuigingen en waarde (mannen superieur,
mannen meer geschikt voor bestuurlijke taken)
Richtlijnen nodig voor het maken van algemene uitspraken!
Is objectief onderzoek mogelijk?
Juiste observaties > empirische observaties
Juiste begrip > logica (theorie)
3 Kernbegrippen wetenschap:
Theorie, Empirische data, Wetenschappelijke regels
,Theorie
Een samenhangend geheel van uitspraken waarmee geprobeerd wordt
verschijnselen te beschrijven, verklaren of te voorspellen.
Deductief-nomologisch verklaringsmodel:
1. Algemene regel
2. Aanname of beginvoorwaarde
3. Hypothese
Stap 1 & 2 : Explanans (verklaring)
Stap 3: Explanandum
Voorbeeld:
Verschijnsel: De fiets is nat.
Hoe kunnen we dat verklaren?
Stap 1: Algemene regel: Als het regent, wordt alles wat buiten is nat.
Stap 2: Aanname: Het regent en de fiets staat buiten
Stap 3: Hypothese: De fiets wordt nat.
Empirische data
Gegevens die door middel van waarnemingen zijn verzameld. Dit kan kwalitatieve of
kwantitatieve informatie of bewijs zijn dat is verzameld op basis van regels of vaste
procedures.
Direct waarneembaar:
- Via onze zintuigen: Zien, horen, ruiken, proeven en voelen.
Indirect waarneembaar:
- Via technieken die onze eigen zintuigen uitbreiden
Voorbeelden: Gevoelens, Infrarood
- Afhankelijk van (direct waarneembare) observaties van anderen
- Abstracte/veelomvattende concepten (karakter eigenschappen)
Voorbeeld negativity bias
Iets positiefs zal minder invloed hebben op iemand dan iets negatiefs.
( kijk powerpoint)
Vraag: In hoeverre heeft prestatie-informatie invloed op de percepties van burgers
ten aanzien van de prestaties van publieke diensten?
• Hypothese 1:
a) Negatieve prestatie-informatie heeft een negatief effect op de percepties van
burgers…. ;
b) positieve prestatie-informatie heeft een positief effect op de perceptie van
burgers…
• Hypothese 2: Het negatieve effect van negatieve prestatie-informatie is sterker dan
het positieve effect van positieve prestatie-informatie.
, Wetenschappelijke regels
Regels over onderzoeksmethoden
Hoe observeer je? Hoe verzamel je gegevens?
Hoe zorg je ervoor dat je gegevens betrouwbaar en valide zijn?
Voorbeelden: interviews, vragenlijsten, participerende observaties, data-
harvesting.
Normen en controle van de wetenschappelijke wereld:
Universalisme:
Wetenschappers onderzoek moeten beoordelen op kwaliteit van onderzoek
en niet naar wie dat onderzoek heeft uitgevoerd.
Georganiseerde scepsis:
Altijd kritisch zijn op bestaand onderzoek en niet alles voor waar moet
aannemen. (niet alleen conclusie lezen)
Belangeloosheid
Communalisme: wetenschappelijke kennis moet gedeeld worden, niet alleen
resultaten maar ook de data waarop het onderzoek gebaseerd is.
Eerlijkheid: niet liegen over data etc.
Het proces van wetenschappelijk onderzoek
‘Wheel of science’
Deductie en Inductie
Als er over je onderzoek al veel bekend is begin je bij theorie. (Deductief)
Als er minder over bekend is begin je bij observaties. (Inductief)
https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/deductief-redeneren-inductief-onderzoek/
Deductieve logica
Deductief (opstellen van toetsbare hypothesen)
Algemeen > Specifiek