Vennootschaps- en rechtspersonenrecht
Week 1: Inleiding; vestigingsvrijheid
Structuur van het vennootschapsrecht; economische context, wetgeving en zelfregulering (in corporate
governance codes), EU harmonisatie en vrijheid van vestiging.
Literatuur week 1
Verplicht:
H.J. de Kluiver, ‘Kroniek van het ondernemingsrecht’, NJB 2020/956, p. 1068-1080.
Er zijn weinig privaatrechtelijke rechtsgebieden waar de invloed van grote maatschappelijke thema’s,
zoals klimaatverandering, duurzaamheid en diversiteit, zich zo direct laat gevoelen als op het
ondernemingsrecht. Het is evident dat veel ondernemingen door de coronacrisis en de extreem
negatieve economische effecten daarvan voor grote problemen en uitdagingen worden gesteld.
Aangezien het ondernemingsrecht met name de verhouding tussen en de besluitvorming van bestuur,
commissarissen en aandeelhouders regelt, is allereerst de vraag naar de voortgang van die
besluitvorming relevant. Dat raakt met name de in dit seizoen te houden algemene vergaderingen van
aandeelhouders, maar ook van leden van verenigingen en coöperaties. Een tweede kenmerk van het
ondernemingsrecht is dat veel draait rond het fenomeen aandeel en de handel daarin. De vraag kan
worden gesteld wat het effect van de crisis daarop is.
Waarheen met de fysieke algemene vergadering van aandeelhouders in tijden van corona?
Uitgangspunt in dit verband is dat geldend Nederlands recht vereist dat er daadwerkelijk een fysieke
vergadering is op een specifieke plaats waar aandeelhouders of leden ook daadwerkelijk aan de
vergadering kunnen deelnemen. Op 3 april j.l. heeft de ministerraad ingestemd met een voorstel voor
spoedwetgeving en reeds op 8 april j.l. is het wetsvoorstel "Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en
Veiligheid" (Kamerstukken II 35434), na een spoedadvies van de Raad van State, bij de Tweede
Kamer ingediend. Naast onderwerpen van procesrechtelijke en strafrechtelijke aard regelt het
wetsvoorstel de niet-fysieke algemene vergadering. Voorts voorziet de spoedwet in verruimde
mogelijkheden om mondelinge behandelingen van rechtszaken mogelijk te maken met de inzet van
elektronische communicatiemiddelen alsmede notariële akten tot stand te brengen zonder fysieke
aanwezigheid van partijen.
Vragen met betrekking tot de beurshandel in aandelen in tijden van corona
Juist in tijden van crisis is de vraag waar de grens ligt tussen het gaande houden van de beurshandel en
ongewenste of zelfs onaanvaardbare speculatieve activiteiten, bijvoorbeeld bij shortselling. In tijden
van crisis vindt een aantal landen dat een verbod op shortselling, in ieder geval voor bepaalde duur, op
zijn plaats is. Zoals gezegd is echter vooralsnog de overheersende visie van markttoezichthouders dat
een verbod te ver gaat, maar dat wel de transparantie zo groot mogelijk moet zijn. Om dat te bereiken
heeft de Europese markttoezichthouder ESMA op 16 maart 2020 de meldingsdrempel verlaagd naar
0,1% van het aandelenkapitaal van een vennootschap.
Onderneming en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Over corporate governance, climate change
en diversiteit
In Nederland staat de stakeholderbenadering voorop. Ondernemingen zijn er niet slechts om het
belang van de aandeelhouders te dienen, maar hebben rekening te houden met alle stakeholders. De
brug tussen maatschappelijke opvattingen over wat ondernemingen te doen staat enerzijds en de
vorming van beleid door ondernemingen anderzijds, blijkt in de afgelopen bijna zeventien jaar steeds
meer te worden gevormd door zogenaamde corporate governance codes. Hoewel nu natuurlijk terecht
tijdelijk overschaduwd door de coronacrisis blijft, als het gaat om milieuaspecten, ‘climate change’ het
grote thema voor de lange termijn en daarmee (dus) ook een belangrijk thema bij het denken over
‘langetermijnwaardecreatie’.
Een ander thema dat zeker ook als een maatschappelijk belang kan worden geduid, is het bevorderen
van diversiteit in ondernemingen. Ook dat is uitdrukkelijk onderdeel van de Code. Begin dit jaar heeft
PERSONAL-DIRKSENI EUP1: 1
2003077209.1
,de SER ter zake geadviseerd om tot dwingende wetgeving over te gaan waarbij, in ieder geval voor
beursgenoteerde vennootschappen, een dwingend quotum voor het aantal vrouwen in de raad van
commissarissen verplicht zal gaan worden.
Accountancy
Een ander onderwerp dat ook maatschappelijk op veel aandacht mag rekenen betreft de accountant en
de accountancysector. In de afgelopen jaren is er met regelmaat stevige kritiek uitgeoefend op de rol
van accountants bij diverse bedrijfsongevallen en het beweerdelijk tekortschieten van de accountant in
het signaleren van boekhoudkundige onregelmatigheden. Dat heeft ertoe geleid dat de Minister van
Financiën de onafhankelijke Commissie Toekomst Accountancy heeft ingesteld om te adviseren
welke maatregelen zouden kunnen/moeten worden genomen om tot verbetering te komen. Deze
commissie heeft inmiddels op 30 januari 2020 haar eindrapport gepresenteerd.
Bescherming van ondernemingen en vijandige overnames; inzake de wettelijke bedenktijd
Het inroepen van een beschermingsconstructie is omgeven met de nodige onzekerheden. Daarnaast is
er een aantal beursgenoteerde vennootschappen dat geen beschermingsconstructies heeft. Dat heeft in
de afgelopen jaren geleid tot een roep om een meer algemene wettelijke regeling die elke
beursgenoteerde vennootschap in beginsel een recht zou geven om, bij een vijandige overname of
andere actie, van bijvoorbeeld activistische aandeelhouders, gericht op het verwerven van controle,
een wettelijke bedenktijd in te roepen. In december 2019 is een wetsvoorstel dat dit beoogt vast te
leggen bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is overzichtelijk. Het komt erop neer dat in
geval van een vijandige overname of een situatie waarin reeds bestaande (activistische)
aandeelhouders de controle over de vennootschap willen verkrijgen, bestuur en commissarissen een
bedenktijd kunnen inroepen van 250 dagen, gedurende welke de algemene vergadering niet kan
stemmen over een voorstel tot ontslag van zittende bestuurders of commissarissen of een voorstel tot
statutenwijziging dat daarop gericht is.
Toetsing van (buitenlandse) investeringen
De afgelopen jaren is de zorg over bescherming van beursgenoteerde ondernemingen gaan omvatten
dat investeerders vanuit andere delen van de wereld interesse kunnen hebben in Europese
ondernemingen waarbij echter twijfel kan bestaan of de doelstellingen zich wel verhouden met de
uitgangspunten en beginselen zoals die hiervoor in deze kroniek zijn geschetst. In eerste instantie
betreft de zorg ondernemingen die van groot publiek belang worden geacht omdat zij voor de
samenleving essentiële functies vervullen, ook wel de ‘vitale vennootschappen’. Naar aanleiding
hiervan is op 5 maart 2019 het wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie ingediend.
Doelstelling is te voorkomen dat na overdracht van telecombedrijven aan derden door misbruik of
uitval de nationale veiligheid of openbare orde wordt bedreigd.
Ook op EU niveau kan de bescherming van vitale sectoren en ondernemingen inmiddels op veel
aandacht rekenen. Daartoe is op 19 maart 2019 de EU ‘FDI screeningsverordening’ vastgesteld, die
beoogt een kader te scheppen voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de EU. Die
verordening gaat ervan uit dat EU-lidstaten informatie over directe investeringen uit niet-EU-landen
met een andere lidstaat delen als de investering de openbare orde en veiligheid kan bedreigen. Er zal
een contactpunt komen om dat te faciliteren.
EU-regelgeving
Zoals bekend is, wordt het ondernemingsrecht traditioneel sterk mede bepaald door EU-regelgeving.
Vanaf de oprichting van de Europese Gemeenschappen is wat wij nu zouden noemen een level
playing field voor ondernemingen een prioriteit van de EU geweest. Dat betekent praktisch dat grote
delen van ook het Nederlandse ondernemingsrecht op EU-regelgeving is gebaseerd. In het afgelopen
jaar ging de aandacht met name uit naar de implementatie van de EU Richtlijn 2017/828 van 17 mei
2017, beter bekend als de gewijzigde aandeelhoudersrichtlijn. Die bestaat in de kern uit de volgende
vier onderdelen: meer invloed van aandeelhouders op de bezoldiging van bestuurders en
commissarissen van vennootschappen, transparantie van institutionele beleggers over hun beleid ten
PERSONAL-DIRKSENI EUP1: 2
2003077209.1
,opzichte van beursgenoteerde ondernemingen, nadere regels over de identificatie van aandeelhouders
en een nadere regeling van zogenaamde ‘related party transactions’.
Aansprakelijkheid van bestuurders
Zoals bekend kan een bestuurder van een rechtspersoon aansprakelijk worden gehouden voor niet-
nakoming van verplichtingen door de vennootschap als het handelen van de bestuurder als (kennelijk)
onbehoorlijke taakvervulling kan worden aangemerkt en de bestuurder daarvan persoonlijk een ernstig
verwijt kan worden gemaakt. Ook in de afgelopen periode is daar weer het nodige over geschreven en
heeft de Hoge Raad een aantal belangrijke uitspraken gedaan.
Ontwikkelingen in het enquêterecht (en de rol van de Ondernemingskamer)
Het enquêterecht is naar de letter van de wet gericht op de vraag of een enquête moet plaatsvinden en
of in de tussentijd onmiddellijke voorzieningen moeten worden getroffen. De praktijk is inmiddels een
andere geworden. De Ondernemingskamer is uitgegroeid tot de standaardrechter op het terrein van
ondernemingsrechtelijke geschillen. Zij vervult een steeds grotere rol bij de regulering van die
geschillen. In dat kader is een duidelijke tendens zichtbaar om ook flankerende maatregelen te treffen
die op zich eigenlijk niet met de wettelijke rol te maken hebben, maar wel een uitvloeisel zijn van de
uitdijende taak die de Ondernemingskamer voor zichzelf ziet.
Over door de Ondernemingskamer benoemde functionarissen
Eenzelfde soort problematiek als hiervoor geschetst, kort gezegd rond de vraag: wie zal dat betalen,
dient zich ook aan in het geval van door de Ondernemingskamer benoemde functionarissen.
Dergelijke functionarissen kunnen zijn: tijdelijk bestuurders, tijdelijk commissarissen of een beheerder
die aandelen tijdelijk ten titel van beheer krijgt overgedragen (waarover hierna meer). De benoeming
van dergelijke tijdelijke functionarissen is steeds meer geworden tot het kerninstrument uit de
gereedschapskist van de Ondernemingskamer om ondernemingsrechtelijke conflicten te (doen)
beslechten. Dat is gepaard gegaan met een steeds uitdijende rol die aan die functionarissen wordt
toegedacht en specifieke taken die de Ondernemingskamer aan die functionarissen toedenkt. Die
uitdijende rol betekent echter ook dat tijdelijk benoemde functionarissen steeds kwetsbaarder worden
voor kritiek en juridische acties, bijvoorbeeld van aandeelhouders die door acties van dergelijke
functionarissen benadeeld worden.
De Ondernemingskamer ‘gaat om’ met betrekking tot de overdracht ten titel van beheer
De Ondernemingskamer stelt (vanaf) nu voorop dat een overdracht ten titel van beheer uitdrukkelijk
niet als ‘overdracht’ in goederenrechtelijke zin moet worden verstaan. Het gaat, aldus de
Ondernemingskamer, ‘in de context van het enquêterecht om een rechtsfiguur sui generis, die, mede in
het licht van het bepaalde in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, geen verdergaande gevolgen
heeft dan noodzakelijk is voor het daarmee beoogde doel, te weten (in het onderhavige geval) het
bevorderen van sanering en herstel van gezonde verhoudingen binnen de vennootschap’. Dat brengt
mee dat slechts aan de aandelen verbonden vennootschapsrechtelijke bevoegdheden (met name het
vergaderrecht en het stemrecht) tijdelijk aan de beheerder worden overgedragen. De overige,
vermogensrechtelijke, aandeelhoudersrechten zoals het recht op dividend en voorkeursrechten bij
emissies, blijven toekomen aan de aandeelhouder en zijn door deze uit te oefenen, ook als tijdelijk de
aandelen ten titel van beheer zijn overgedragen.
Over uitkoop en uitstoting van aandeelhouders (ingevolge de wettelijke ‘geschillenregeling’)\
In het kader van het verbeteren van de geschillenregeling van artikel 2:335 e.v. BW en het vergroten
van de efficiëntie daarvan is op 22 augustus 2019 een voorontwerp van wet gepubliceerd.
Belangrijkste vernieuwingen die daarin worden voorzien zijn dat de vermelde criteria worden
verruimd. Zo zal een uitstootvordering kunnen worden ingesteld op grond van alle gedragingen die het
vennootschappelijk belang schaden, ongeacht of dat gedragingen zijn als aandeelhouder. Uittreding
zal, althans volgens het voorontwerp, mogelijk zijn als een of meer aandeelhouders zich zodanig in
strijd gedragen ‘met hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd’ dat het voortduren van
aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer kan worden gevergd. Tevens zal mogelijk gemaakt
PERSONAL-DIRKSENI EUP1: 3
2003077209.1
,worden dat na een eventueel oordeel van de Ondernemingskamer dat sprake is geweest van
wanbeleid, bij de Ondernemingskamer direct een vordering tot uitstoting of uittreding aanhangig kan
worden gemaakt (in plaats van bij de rechtbank).
Van Schilfgaarde (17e dr, 2017), H. 1 en H. 16 par. 150
Hoofdstuk 1
1 De vennootschap als rechtspersoon en deelrechtsorde
De BV en NV worden opgericht bij notariële akte. De organisatie is dan een rechtspersoon. De organisatie wordt
geregeerd door de statuten. Wet en statuten beschrijven een samengestelde rechtsbetrekking – de deelrechtsorde.
Hiertoe behoren in elk geval de in de statuten genoemde personen en organen. Een of meer personen nemen voor een
bepaald bedrag in het kapitaal deel – de aandeelhouders. De aandeelhouder treedt toe tot de deelrechtsorde (als
deelnemer) én komt tot de vennootschap in een zekere betrekking te staan (als derde).
2 Vennootschap en onderneming
Onderneming: organisatorisch verband, gericht op duurzame deelneming aan het economisch verkeer. De parallel met
een vennootschap is duidelijk. NV en BV zijn rechtsvormen van een onderneming. Een onderneming kan
verschillende uitwerkingen hebben. De vennootschap heeft of drijft een onderneming of houdt een onderneming in
stand, al naar gelang men een bepaalde onderneming vanuit de reële, de instrumentele of de institutionele
gezichtshoek beziet. De aandacht moge hierbij hebben dat het weliswaar gaat om verschillende benaderingen maar
dat niet kan worden gezegd dat de ene de andere volledig uitsluit. BV en NV vervullen in het bovenstaande telkens de
rol van eigenaar-ondernemer en zijn derhalve te beschouwen als de rechtsvorm van een ondernemer.
3 Organisatie en doelstelling
De organisatie van de vennootschap is opgebouwd uit organen: een uit een of meer personen bestaande functionele
eenheid die door de wet of de statuten met beslissingsbevoegdheid in vennootschappelijke aangelegenheden is
bekleed. Bestuur, algemene vergadering of RvC. Van praktisch belang is de vraag vooral voor de toepassing van art.
2:14-16, waarin de nietigheid en vernietiging van besluiten van een ‘orgaan’ wordt geregeld. Van enig belang is de
vraag ook voor de toepassing van art. 2:8, waarin op de rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten
bij zijn organisatie zijn betrokken de plicht wordt gelegd zich jegens elkander te gedragen naar hetgeen door
redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.
Het doel van de vennootschap vindt zijn formele afbakening in de doelomschrijving, die krachtens de wet (art.
2:177(66)) in de statuten moet worden opgenomen. Over het algemeen wordt deze bepaling zo uitgelegd dat de
belangrijkste werkzaamheden van de onderneming(en) van de vennootschap moeten worden vermeld. Voor het
overige kan de doelomschrijving algemeen zijn.
4 Vennootschapsbelang en ondernemingsbelang
Met de vraag naar het ‘eigenlijke doel’ van de vennootschap hangt ten nauwste samen – zoals hiervoor al besproken –
de vraag naar welke belangen de vennootschap zich bij het voeren van haar beleid moet richten. Naar algemeen wordt
aangenomen komt als te onderscheiden groepsbelang in aanmerking het belang van de gezamenlijke aandeelhouders.
Telkens, bij het werknemersbelang zowel als bij het aandeelhoudersbelang, zal men onderscheid moeten maken
tussen het belang op korte termijn en dat op lange termijn. Bestuur en RvC hebben in verband daarmee een eigen
(functioneel) belang, hetgeen echter een belang van een geheel andere orde is. Een veel besproken vraag is of naast al
deze belangen nog plaats is voor het belang van de vennootschap als zodanig, het zgn. ‘vennootschapsbelang’ of
‘vennootschappelijk belang’.
Een andere visie op het vennootschapsbelang is de zgn. resultantebenadering. In deze benadering moet het
vennootschapsbelang wel worden onderscheiden van de deelbelangen van de verschillende groepen en individuen
maar kan het vennootschapsbelang niettemin weinig anders zijn dan de resultante van de in casu in aanmerking
komende deelbelangen, waaronder die van de aandeelhouders en de werknemers, die op korte termijn naast die op
lange termijn.
PERSONAL-DIRKSENI EUP1: 4
2003077209.1
,In HR 4 april 2014, NJ 2014, 286 m.nt. Van Schilfgaarde (Cancun) laat de Hoge Raad zich uitdrukkelijk uit over hoe
we de notie van het vennootschapsbelang moeten begrijpen. De Hoge Raad overweegt dat wat het
vennootschapsbelang inhoudt afhangt van de omstandigheden van het geval. Indien aan de vennootschap een
onderneming is verbonden wordt het vennootschapsbelang in de regel vooral bepaald door het bevorderen van het
bestendige succes van deze onderneming. Maar het belang van continuïteit is niet alleen bepalend. In geval van een
joint venture vennootschap wordt het vennootschapsbelang mede bepaald door de aard en inhoud van de tussen de
aandeelhouders overeengekomen samenwerking, aldus de Hoge Raad in ro. 4.2.1.
5 Concernbelang en externe belangen
Is de vennootschap ingebed in een concern (nr. 12), dan betekent dit al dadelijk dat de vennootschapsorganen in hun
doen en laten mede afhankelijk zijn van het in het concern gevoerde beleid. De vennootschap en met haar verbonden
onderneming functioneren mede ten behoeve van het geheel van in het concern verbonden onderdelen. Het
concernbelang bepaalt daardoor mede het vennootschapsbelang zoals door de Hoge Raad bedoeld in het Cancun-
arrest. Voor iedere vennootschap en ieder concern geldt vervolgens dat zij in een open verbinding staan met de
maatschappij waarin zij functioneren. Behalve aan het concernbelang kan men hierbij denken aan de belangen van de
crediteuren, de toeleveranciers, de consument, eventueel de belangen van de streek of het land, onder omstandigheden
meer abstracte belangen zoals die van de volkshuisvesting, het milieu, de gewenste sociale of maatschappelijke
ontwikkeling, de werkgelegenheid, het behoud van de nationale identiteit, etc. De laatste jaren krijgen externe
belangen meer aandacht onder de noemer maatschappelijk verantwoord ondernemen, of corporate social
responsibility.
6 Geschiedenis
De geschiedenis van de NV gaat terug tot de Vereenigde Oost-Indische Compagnie, opgericht bij octrooi (bewilliging
met monopolieverlening) van de Staten-Generaal van 20 maart 1602.
7 Opzet van boek 2
Boek 2 BW is verdeeld in negen titels, te weten:
Titel 1. Algemene bepalingen.
Titel 2. Verenigingen.
Titel 3. Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.
Titel 4. Naamloze vennootschappen.
Titel 5. Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
Titel 6. Stichtingen.
Titel 7. Fusie en splitsing.
Titel 8. Geschillenregeling en het recht van enquête.
Titel 9. De jaarrekening en het bestuursverslag.
Boek 2 geeft van het begrip rechtspersoon ook geen definitie. In plaats daarvan wordt in art. 2:1 t/m art. 2:3 een
opsomming gegeven van publiek- en privaatrechtelijke lichamen die rechtspersoonlijkheid ‘bezitten’. We hebben een
gesloten systeem van rechtspersonen.
8 Algemene bepalingen
Art. 2:5: een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet
het tegendeel voortvloeit.
De term ‘vermogensrecht’ in deze bepaling moet ruim worden genomen, namelijk als staande tegenover
‘familierecht’.
Aan de hoofdregel van art. 2:5 wordt in de literatuur wel de gedachte gekoppeld dat ook een rechtspersoon in beginsel
exclusief aansprakelijk is voor eigen schulden en dat in het Nederlands recht dus geen of weinig plaats is voor
‘doorbraak van aansprakelijkheid’, dat wil zeggen de figuur waarbij onder omstandigheden aandeelhouders of
bestuurders rechtstreeks aansprakelijk worden gehouden voor schulden van de vennootschap. De rechtssubjectiviteit
van de vennootschap brengt voorts mee dat vermogensschade door een derde aan de vennootschap toegebracht in
beginsel alleen door de vennootschap kan worden gevorderd. Het enkele feit dat de aandelen daardoor in waarde
dalen levert geen grond op voor een zelfstandige actie door de aandeelhouders tegen de derde.
Art. 2:8: redelijkheid en billijkheid. Een besluit dat in strijd is met die norm is vernietigbaar.
PERSONAL-DIRKSENI EUP1: 5
2003077209.1
, Art. 2:25: van de bepalingen van dit boek kan slechts worden afgeweken, voorzover dat uit de wet blijkt. Ook deze
regel hangt samen met het bijzondere karakter van de rechtspersoon – ik zou dat in elk geval willen laten gelden voor
de BV en de NV – als deelrechtsorde (nr. 1) en als operationele eenheid (nr. 3). Zowel bij het intern gerichte
functioneren van de deelrechtsorde als bij het deelnemen aan het economisch verkeer van de operationele eenheid zijn
de belangen van aandeelhouders en crediteuren in het geding, die in zekere mate moeten worden beschermd. Bij de
BV en de NV speelt daarbij in het bijzonder een rol dat in beginsel bestuurders en aandeelhouders niet aansprakelijk
zijn. Dit schept bijzondere risico’s voor de wederpartij, die door dwingendrechtelijke aansprakelijkheidsregels worden
gemitigeerd.
9 BV en NV
Het naast elkaar bestaan van twee rechtsvormen, BV en NV, die nagenoeg identiek zijn, heeft in de praktijk weinig
toegevoegde waarde. De huidige opzet sluit niet aan bij de werkelijkheid die verschillende vennootschapstypen kent.
Aan de ene zijde van het spectrum staat de beursvennootschap, waarvan de aandelen aan een effectenbeurs zijn
genoteerd of anderszins regelmatig worden verhandeld. Beursvennootschappen laten zich weer onderscheiden in
vennootschappen met een wijdverbreid aandelenbezit en vennootschappen met een, of een kleine groep controlerende
aandeelhouder(s) en daarnaast minderheidsaandeelhouders. Aan de andere zijde staat het type van de werkelijk
besloten vennootschap.
Bij besloten vennootschapsverhoudingen ligt de nadruk op de contractuele benadering, waarbij past dat ruimte wordt
geboden voor inrichtingsvrijheid wat betreft de organisatie van de vennootschap en de individuele rechten en
verplichtingen van aandeelhouders en voor verlichting van het dwingende regime van het kapitaalbeschermingsrecht.
Voor beursvennootschappen is belangrijk aansluiting te houden bij het zich snel ontwikkelende effectenrecht.
Onderwerpen als openbaarmaking van financiële en niet-financiële kerngegevens van de vennootschap, de
bevoegdheidsverdeling tussen bestuur, RvC en AVA, het functioneren van de AVA, bescherming van
minderheidsaandeelhouders en de verwerving van zeggenschap over de vennootschap, samen te vatten in de term
corporate governance, behoeven bijzondere aandacht. De vraag is hoeveel meer NV-recht eigenlijk nodig is dan
recht toegesneden op de beursvennootschap.
10 Corporate Governance
Met name bij beursvennootschappen bestaat de laatste jaren veel belangstelling voor het onderwerp
corporate governance, een term die het geheel aan regels en praktijken aanduidt dat binnen een vennootschap
de zeggenschapsverhoudingen bepaalt tussen het bestuur, commissarissen en aandeelhouders en de wijze
waarop over zeggenschapsuitoefening verantwoording wordt afgelegd.
Doordat bij veel beursvennootschappen het aandelenkapitaal wijdverbreid is, zijn aandeelhouders nauwelijks
betrokken bij de gang van zaken binnen de vennootschap en ligt de feitelijke macht doorgaans bij het
bestuur. Er bestaat een zeker risico dat het bestuur zijn eigen belangen nastreeft ten nadele van de
aandeelhouders.
Veel regels van corporate governance zijn te vinden in het vennootschapsrecht van Boek 2 BW, in het
bijzonder regels over de formele bevoegdheidsverdeling tussen de organen van de vennootschap, het
functioneren van bijv. de AVA en de individuele rechten van aandeelhouders. In de nieuwe corporate
governance code is uitdrukkelijk lange termijn waardecreatie als startpunt genomen. Ook nieuw is de
aandacht voor cultuur. Het is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of daarvan bij een bepaald principe of
best practice bepaling in de Code sprake is.
11 Misbruik van de BV en de NV
De vennootschap die deelneemt aan het rechtsverkeer is – zoals ieder rechtssubject – aansprakelijk voor de
schulden die daarbij ontstaan. Zij die namens de vennootschap handelen – bestuurders of anderen – zijn niet
aansprakelijk. Ook de aandeelhouders zijn niet aansprakelijk. De ‘beperkte aansprakelijkheid’ van de
aandeelhouders is een van de belangrijkste kenmerken van de BV en de NV. Zij maakt deze rechtsvormen
bij uitstek geschikt voor het drijven van een onderneming waaraan enig risico verbonden is. Zoals van iedere
rechtsconstructie kan echter ook van deze constructie misbruik worden gemaakt. Daarvan zal men vooral
PERSONAL-DIRKSENI EUP1: 6
2003077209.1