Complete samenvatting blok
3.3C Interculturele Pedagogiek
(2020-2021)
Probleem 1
Leerdoel 1: Wat is het model van Super en Harkness?
Super & Harkness (1986) The developmental Niche
De bestaande modellen van menselijke ontwikkeling vergeten het cultuuraspect mee te nemen, al is
dat misschien wel het belangrijkste aspect.
Ook zijn deze theorieën te veel gefocust op het eindproduct, i.p.v. de ontwikkelingsprocessen die
eraan ten grondslag liggen.
De developmental niche heeft 3 grote subsystemen die samen opereren als een groter systeem. Elk
subsysteem werkt met andere eigenschappen van de cultuur:
Fysieke en sociale settingen waarin het kind leeft
Een van de meest invloedrijke manieren waarop cultuur de ontwikkeling beïnvloedt, is door de
settingen van het dagelijks leven.
Verschillen in normen zijn er door de verschillende culturele settingen waarin het kind zich bevindt.
Cultureel gereguleerde gebruiken van opvoeding en verzorging van kinderen
Alle aspecten van de fysieke setting worden gemedieerd door culturele adaptaties in de verzorging
van het kind.
Vb. de aanwezigheid van gevaarlijke objecten zorgt voor andere manieren van verzorging,
waaronder continu toezicht
Deze gebruiken hebben geen rationele gedachten nodig, maar gaan via het instinct.
De eigenschappen van opvoeden zijn dus minder het directe product van individuele keuze of
persoonlijke dispositie, als gemeenschappelijke oplossingen voor problemen in de opvoeding.
Gewoontes in de opvoeding kunnen dus worden gezien als gedragsstrategieën voor het omgaan met
kinderen van bepaalde leeftijd, in de context van bepaalde omgevingsbeperkingen.
Opvoedingsgedrag wordt in de theorievorming vaak onderscheiden in 3 dimensies:
1) Ondersteuning = gedrag dat kinderen veiligheid en warmte biedt, waarin opvoeders hen
begripvol en responsief begeleiden
2) Controle = de manier waarop opvoeders het gedrag van kinderen reguleren
a. Autoritaire controle = toepassen van machtsmiddelen, zoals waarschuwen, dreigen,
straffen
b. Autoritatieve controle = uitleg, redeneren, maken van afspraken
3) Toezicht = supervisie over wat kinderen doen, waar en met wie. Dit wordt belangrijker
naarmate kinderen ouder worden en minder onder directe controle van hun ouders staan
,Psychologie van de verzorgers
Ook al worden de meeste opvoedingsgebruiken geaccepteerd zonder kritische blik, vaak zijn ze in
combinatie met specifieke ideeën over hun significantie.
De psychologie van de verzorgers bevat etnotheorieën van gedrag en ontwikkeling, en de affectieve
oriëntaties die ouders met zich meenemen.
Etnotheorie = ideeën over de nature en behoeften van kinderen, opvoedings- en
samenlevingsdoelen voor opvoeding, ideeën over effectieve opvoedingstechnieken
Over de niche
‘Niche’ komt van biologische ecologie, het refereert naar de plek of functie van een organisme in een
ecosysteem:
De niche als systeem
De 3 componenten van de developmental niche opereren als een systeem met homeostatische
mechanismen die voor evenwicht zorgen.
Subsystemen van de niche en externe systemen
Elk van de 3 subsystemen is ook ingebed in andere aspecten van de menselijke ecologie: het is een
open systeem in de formele betekenis.
Wederzijdse adaptatie
Het organisme past zich aan de omgeving aan, maar andersom is past de omgeving zich ook aan het
organisme aan.
,Leerdoel 2: Hoe ziet de sociale context van de cultuur eruit?
(opvoeders)
Bucx & de Roos (2015) H2: Demografie en achtergrond
Omstandigheden waarin ouders opvoeden en kinderen opgroeien
Ca. 1 op de 7 gezinnen in NL heeft 1 of 2 ouders van niet-westerse herkomst. Soms zijn complete
gezinnen vanuit een ander land naar NL gekomen, in andere gevallen zijn alleen de ouders naar NL
gemigreerd en zijn de kinderen in NL geboren.
Gezinnen en ouders zelf functioneren in een bredere sociale context: zij maken bijv. deel uit van
sociale netwerken in de buurt waarin zij wonen.
Doel van dit hoofdstuk is een beeld te geven van de context waarin migrantengezinnen opvoeden en
waarin hun kinderen opgroeien.
Er wordt gekeken naar:
- Structuur van de gezinnen
- Sociaaleconomische omstandigheden van migranten en hun gezinnen
Migrantenouders in NL
1 op de 7 ouders heeft een niet-westerse achtergrond
o Turkse (T) ouders vormen de grootste groep, gevolgd door Marokkaanse (M),
Surinaamse (S) en Antilliaanse (A)
Ruim 4 op de 5 migrantenouders zijn van de 1 e generatie
1 op de 3 niet-westerse migranten heeft thuiswonende kinderen
o Dit is meer dan autochtone Nederlanders
o T en M hebben het vaakst een gezin (4/10)
o S en A hebben 3/10 x een gezin
o Autochtone Nederlanders hebben 2.5/10 x een gezin
Grote gezinnen vormen een uitzondering, behalve bij M ouders van de 1 e generatie
o In de herkomstlanden tellen gezinnen vaak meer kinderen dan in NL
o Bij M ouders van de 1e generatie blijven de grote gezinnen bestaan in NL
De 2e generatie krijgt eerste kind op latere leeftijd dan de 1 e generatie
o T, M en S zijn gemiddeld 26 jaar als ze hun eerste kind krijgen
o A zijn gemiddeld 25 jaar
o Niet-westerse vrouwen van de 2e generatie zijn gemiddeld 29 jaar.
De 2e generatie heeft jonge kinderen
Alleenstaand ouderschap komt voor bij ca. 1 op de 3 S en A ouders
o Jongeren die opgroeien in een 1-oudergezin hebben vaker last van fysieke en
psychische klachten en doen het minder goed op school dan leeftijdgenoten die door
2 ouders worden opgevoed.
o Alleenstaand ouderschap komt bij niet-westerse migrantenouders vaker voor dan bij
autochtone ouders
Kan komen door incomplete migratie
o T en M zijn minder vaak alleenstaand dan S en A
Kan komen door culturele component S en A
Er zijn weinig ongehuwd samenwonenden onder T en M ouders
o Dat is ongebruikelijk in de cultuur
, o Bij S en A is het juist wel gebruikelijk
T en M met een autochtoon Nederlandse partner zijn in de minderheid
o Bijna 1 op de 10 T en M trouwt met een NL partner
o Hierbij zijn er geen verschillen tussen 1e en 2e generatie
Tienermoederschap komt vaker voor bij meisjes met S en A
o Cultuurdingetje, wordt makkelijker geaccepteerd
o Gezien als teken van kracht en onafhankelijkheid
Sociaaleconomische omstandigheden
Niet-westerse kinderen groeien 3.5x zo vaak op in armoede
o Arme kinderen lopen ook groter risico op sociale uitsluiting
o Cognitieve, sociaal-emotionele en fysieke ontwikkeling van deze kinderen blijft
achter
o Bij M leeft 1/3 in armoede
o Bij T leeft ¼ in armoede
o Bij A en S liggen de percentages op 23% en 15%
o Autochtone Nederlanders 8% arm
Met name de eerste generatie is laag opgeleid
Niet-westerse moeders werken minder vaak buitenshuis dan autochtoon NL moeders
Migranten zijn negatiever over de buurt waarin zij wonen
o Onveilige buurt is een extra bron van stress voor ouders
o Kan ook invloed hebben op de ontwikkeling van kinderen
Conclusies
Er is een grote diversiteit in gezinsleven
Voor veel gezinnen zijn de omstandigheden ongunstig
De 2e generatie neemt een tussenpositie in
Leerdoel 3: Wat is de invloed van cultuur op opvoeding?
Bucx & de Roos (2015) H3: De opvoedingspraktijk: doelen, beleving en strategieën van ouders
Bij hun komst naar NL worden niet-westerse migrantenouders met een andere opvoedcultuur
geconfronteerd, met andere waarden, gewoontes en tradities dan zij in het land van herkomst
gewend waren.
Er is sprake van een relatief groot machtsverschil tussen ouder en kind, en de autonomie van
kinderen wordt ingeperkt.
In een dergelijke sociale setting hebben autoritaire opvoedstijlen de overhand: regels worden
opgelegd en gehoorzaamheid is vanzelfsprekend.
In NL is het machtsverschil tussen ouders en kinderen inmiddels veel kleiner. In de opvoeding is er
veel aandacht voor emotionele ondersteuning en voor de autonomie van het kind.
De betekenis van regels wordt aan kinderen uitgelegd: autoritatieve opvoedstijl.
Niet-westerse migranten worden bij hun komst naar NL dus geconfronteerd met een omgeving
waarin andere opvoedingsstijlen gewoon zijn.