100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Complete samenvatting Kennistoets 5, leerjaar 2, VOLLEDIGE toetsmatrijs uitgewerkt!! €10,49
In winkelwagen

Samenvatting

Complete samenvatting Kennistoets 5, leerjaar 2, VOLLEDIGE toetsmatrijs uitgewerkt!!

9 beoordelingen
 601 keer bekeken  40 keer verkocht

In dit bestand vind je de samenvatting voor kennistoets 5 terug voor de Hogeschool Utrecht. Het is samengevat aan de hand van de literatuur, youtube & internet. Alle vakken zijn hierin terug te vinden incl. AFPF. Met deze samenvatting moet je een voldoende kunnen halen voor KT5! Ik raad aan om ook...

[Meer zien]
Laatste update van het document: 3 jaar geleden

Voorbeeld 6 van de 97  pagina's

  • 8 december 2020
  • 24 januari 2021
  • 97
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (18)

9  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: susannetreuren • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: sannewieling31 • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: lottebarrink • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: matsboer • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: Ranailhan66 • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: jessevermeulen • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: aminamanss • 3 jaar geleden

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
verpleegkundexstudent

Beschikbare oefenvragen

Oefenvragen 54 Oefenvragen
€3,49 6 verkocht

Enkele voorbeelden uit deze set oefenvragen

1.

Welke aangeboren aspecten hebben invloed op het ontwikkelen van een persoonlijkheidsstoornis? (2 goede antwoorden) A: temperament B: introvert C: stressgevoeligheid D: trauma

Antwoord: A & C

2.

Welke omschrijving hoort bij een cluster A persoonlijkheidsstoornis? A: het dramatische cluster met de borderline, de narcistische, de histrionische en de antisociale persoonlijkheidsstoornis. B: het angstige cluster met de vermijdende, afhankelijke en de dwangmatige persoonlijkheidsstoornis. C: het excentrieke cluster met de paranoïde en schizoïde en de schizotypische persoonlijkheidsstoornis.

Antwoord: antwoord C

3.

Waarom wordt borderline vaker bij vrouwen gediagnosticeerd? A: het komt onder vrouwen veel meer voor. B: vrouwen uiten het opzichzelf en mannen op hun omgeving C: psychische hulp is voor vrouwen makkelijker beschikbaar D: voor mannen heerst er een te groot taboe om hulp te zoeken.

Antwoord: antwoord B

4.

Mag een medicijn dat aangeduid wordt met xr vermaald worden? A: ja B: nee

Antwoord: antwoord B; niet vermalen: slow, retard, depot, cr, xr, sr en oros

5.

welke naald mag horizontaal ingebracht worden? A: subcutane vleugelnaald B: Insuflon injectiepoort

Antwoord: antwoord b

6.

Wat wordt altijd gedaan bij een preoperatief onderzoek (meerdere antwoorden): A: anamnese B: familieonderzoek C: aanvullend onderzoek D: lichamelijk onderzoek E: bloedonderzoek

Antwoord: A en D. Aanvullend alleen op indicatie.

7.

Waar moet je op letten bij opiaten? A: bloeddruk B: hartfrequentie C: ademhalingsfrequentie D: pijn

Antwoord: antwoord C. bij opiaten kan een ademhalingsdepressie optreden.

8.

Als je snel tromboseprofylaxe moet krijgen, zijn orale antistollingsmiddelen geschikt. Waar of niet.

Antwoord: Niet waar. subcutaan injecteren.

9.

bij welke techniek wordt de anestheticum in de liquorruimte gespoten, op lumbaal niveau? A: de epidurale anesthesie. B: de spinale anesthesie

Antwoord: antwoord B

10.

Waarom is snelle diagnostiek belangrijk bij peritonitis? A: er kunnen snel complicaties ontstaan, zoals littekenweefsel of abcessen. B: het buikvlies kan scheuren en dit zorgt voor een levensbedreigende situatie C: de behandeling kan lang duren, dus als je lang wacht kunnen er meer complicaties optreden.

Antwoord: antwoord A

KENNISTOETS 5
2020-2021
HBO-Verpleegkunde, Hogeschool Utrecht

,Inhoud

THEMAWEEK: INTERNATIONALISERING........................................3

CASUS 1: ANNE.......................................................................... 4

CGO............................................................................................................................................................... 4
Psychiatrie:............................................................................................................................................................4

VTV: intraveneuze toepassingen & medicatie toedienen..............................................................................10

AFPF: operatieve zorg & peritonitis.............................................................................................................. 14

Leiderschap:................................................................................................................................................ 22


CASUS 2 DEEL 1: PETER............................................................25

CGO............................................................................................................................................................. 25
Theoretisch kader voor de verpleegkundige beroepsuitoefening:....................................................................25
Gezondheidsbevordering en zelfmanagement:.................................................................................................27

VTV: herhaling............................................................................................................................................. 28

AFPF: spieren, gewrichten, botten, fracturen................................................................................................ 28

Leiderschap:................................................................................................................................................ 40


CASUS 2 DEEL 2: PETER............................................................42

CGO............................................................................................................................................................. 42
Gezondheidsrecht:..............................................................................................................................................42
Theoretisch kader voor de verpleegkundige beroepsuitoefening:....................................................................45

AFPF: bloeding- en stollingsstoornissen, DVT, longembolie:..........................................................................46

Leiderschap:................................................................................................................................................ 51

Onderzoekend vermogen:............................................................................................................................ 52


CASUS 3 DEEL 1: SIMONE EN BENTLEY......................................54

CGO............................................................................................................................................................. 54
Theoretisch kader voor de verpleegkundige beroepsuitoefening:....................................................................54
Jeugdgezondheidszorg:.......................................................................................................................................55

VTV: maagkatheterisatie en sondevoeding................................................................................................... 60

AFPF: risico zwangerschappen, complicaties bevallingen, artrose en artritis.................................................62

Leiderschap:................................................................................................................................................ 70


1

,CASUS 3 DEEL 2: SIMONE EN BENTLEY......................................70

CGO............................................................................................................................................................. 70
Theoretisch kader voor de verpleegkundige beroepsuitoefening:....................................................................70
Gezondheidsrechten:..........................................................................................................................................71

AFPF: bacteriële infecties, bacteriemie, hypotensie, shock, pneumothorax...................................................72

Ethiek:......................................................................................................................................................... 78


CASUS 4 DEEL 1: MEVROUW TERBEEKE......................................78

CGO............................................................................................................................................................. 78
Klinisch redeneren bij ouderen:..........................................................................................................................78
Verpleegkundig leiderschap:..............................................................................................................................81
Gezondheidsbevordering en zelfmanagement:.................................................................................................81

VTV: neusmaagsonde, sondevoeding........................................................................................................... 82

AFPF: kanker, mammacarcinoom, prostaatcarcinoom..................................................................................82

Ethiek:......................................................................................................................................................... 89


CASUS 4 DEEL 2: MEVROUW TERBEEKE......................................90

CGO............................................................................................................................................................. 90
Klinisch redeneren bij ouderen...........................................................................................................................90
Gezondheidsrecht...............................................................................................................................................91
Transmurale zorgbrug.........................................................................................................................................91

AFPF: epilepsie & anti-epileptica.................................................................................................................. 92




2

,Themaweek: internationalisering.

Les 1:

De student kan Europese en Mondiale verpleegkundige organisaties en hun doelen voor het
beroep beschrijven

Nederlands: V&VN, Nu’91.
Europa: EFN  heeft invloed op het Europees parlement. Geeft verpleegkundigen een stem.
Probeert zo de regelgeving ook recht te trekken tussen EU landen.
Globaal: ICN, STTI, Nursing Now, WHO.

European Qualification Framework: wij kunnen aantonen dat we een level 6 opleiding
hebben. Dit hebben ze ook in Finland, malta etc. De diplomering wordt dus ook erkend.

ICN heeft een ethische code voor verpleegkundigen. Dus welke ethische richtlijnen zijn er
voor verpleegkundigen, wereldwijd?

De student het model van Hofstede en de verschillende dimensies daarvan. (zie film en
aanvullende literatuur:

Hofstede zegt dat iedereen cultureel wordt geprogrammeerd. Er zijn zes dimensies binnen
het model:

1. Distance to power: Machtsafstand. Hoe ervaren de mensen die minder macht hebben
in een samenleving, de ongelijke verdeling van macht?
In Nederland scoort laag op de schaal van Hofstede. We hebben dus een lage
machtafstand. Dus bijvoorbeeld: geen mondkapjes plicht. Als er wel dingen verplicht
worden, zal er een opstand optreden.
2. Individualisme v.s. collectivisme: een samenleving is individualistisch als de
verbinding zwak is tussen de individuen. Dus je werkt veel meer voor jezelf dan voor
een ander. Nederland is erg individualistisch.
In een collectivistisch samenleving is de groep sterker dan individuen. Je moet je
loyaliteit bewaren voor de groep.
3. Masculiteit vs feminity: een samenleving is masculiteit als de geslachtsrollen duidelijk
zijn gescheiden. Mannen: agressieve, sterk, succesvol, publiekdomein. Vrouwen:
zacht, kijken naar de kwaliteit van leven, privé domein.
feminiene: overlappen de emotionele sekserollen. Mannen en vrouwen worden
geacht bescheiden, teder en zorgzaam te zijn; en begaan met de kwaliteit van het
leven.
4. Uncertainty voidance: onzekerheidsvermijding. De manier waarop mensen met
onzekerheid omgaan. In Nederland proberen we de toekomst te controleren. Bijv. in
ziekenhuizen d.m.v. protocollen, expres laten lekken van de maatregelen, veel
administratie, routekaart.
5. Time-management, pragmatisme: we proberen de gevaren te vermijden van de
toekomst. Ook weer de routekaart.
6. Indulgence/restraint: hoe erg worden mensen gemotiveerd om te doen wat ze leuk
vinden. Indulgence is zwakke controle (YOLO) en restraint is sterke controle.
Nederland is erg indulgence.

Nederland:

- Machtsafstand laag

3

, - Individualisme hoog
- Masculien laag
- Onzekerheidsvermijding hoog
- Time management: lange termijn, toekomst gericht
- Indulgence: veel vrijheid, plezier maken.

Internationale week is van belang omdat we allemaal steeds meer afhankelijk worden van
elkaar.
Waarom reageert elk land anders?
- Mentale en culturele programmering – andere vorm van maatregelen. Elk land heeft
andere ideeën hoe ze het aan willen pakken.
Etnocentrisme: naar het leven van andere culturen kijken vanuit je eigen perspectief. Eigen
land in het midden zien dus.
Les 2:
Iedereen heeft recht op palliatieve zorg. Het is niet alleen voor de laatste levensfase. Het is
alle zorg die ongeacht hun levensverwachting bij mensen die in een terminale fase bevinden.
Dus bijv. mensen met diabetes mellitus en nierfalen. Palliatieve zorg leidt niet tot de dood!
Palliatieve zorg wil de hoogste mogelijk kwaliteit van leven kunnen geven aan de patiënt en
aan zijn omgeving. Ook moet de eigen regie behouden worden. Palliatieve zorg wordt ook
nog gegeven na de dood, dus hulp bij rouwverwerking.
Palliatieve sedatie: iemand in gecontroleerde coma brengen en pijn te verminderen. Je
begeleidt de patiënt niet naar de dood! Het kan iets tijdelijks zijn.
Euthanasie in België:
- Volwassenen: medisch gezien hopeloze conditie of constante ondraaglijke fysieke en
mentale lijden.
- Kinderen: bij terminaal of uitzichtloos leiden. Psychisch lijden mag niet.

Casus 1: Anne.
CGO.
Kwaliteit van zorg:

- Toegankelijkheid: kan iemand goed bij de zorg komen? Zijn er wachtlijsten, wordt de
zorg uitgesteld?
- Doelgroep gerichtheid: is de zorg passend? Bijv. covid-afdeling is passend.
- Veiligheid: bedhekken, regel van vijf, privacy, bejegening.
- Efficiëntie: worden de middelen en uren efficiënt gebruikt.
- Tijdigheid: wordt de zorg op het juiste moment gegeven? Moet er iets uitgesteld
worden?
- Effectiviteit: is de zorg effectief?
Psychiatrie:
Persoonlijkheidsstoornissen:
In de DSM-V worden persoonlijkheidsstoornissen niet meer op een aparte as weergeven Uit
een aantal onderzoeken blijkt dat als mensen lange tijd worden gevolgd, ze in bepaalde
perioden wel en in andere perioden niet voldoen aan de classificatie
‘persoonlijkheidsstoornis’. Na tien jaar zou nog maar de helft van de personen aan een

4

, persoonlijkheidsstoornis lijden. Dit komt door neurobiologische verandering en rijping van de
persoonlijkheid, maar ook door een succesvolle behandeling óf suïcide (8%).
De criteria van de DSM voor een persoonlijkheidsstoornis:
Er is een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat duidelijk afwijkt van
wat binnen de cultuur van de betrokkene wordt verwacht. Dit patroon komt op twee (of meer)
van de volgende terreinen tot uiting:
1. Cognities
2. Affectiviteit
3. Interpersoonlijk functioneren
4. Impulsbeheersing.
Dit patroon veroorzaakt klinische lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige
functioneren. Het patroon is stabiel en van lange duur.
Iemand die aan een depressie lijdt mag niet de label persoonlijkheidsstoornis krijgen. Ook
niet iemand die een verslaving is aan alcohol/drug of een ziekte heeft zoals reuma of ms. De
diagnose is erg lastig te stellen. Er moet in ieder geval sprake zijn van:
- Lijden en/of beperkingen in sociaal en/of beroepsmatig functioneren.
- Afwijkingen op twee van de volgende vier terreinen: cognities, affecten,
interpersoonlijke relaties en impulsen.
Persoonlijkheidsstoornissen behoren tot de meest voorkomende psychiatrische stoornissen:
10-15% van de bevolking en 45-80% van de psychiatrische patiënten.
Oorzaken en verklaringsmodellen:
Er is vaak een wisselwerking tussen op elkaar ingrijpende erfelijke en omgevingsfactoren:
Aangeboren aspect:
38-50% is aangeboren. Hiermee wordt bedoeld: het temperament en de stressgevoeligheid.
Een visie op het temperament is die van Cloninger:
1. Vermijden van gevaar (harm avoidance)
2. Behoefte aan nieuwe prikkels (novelty seeking)
3. Afhankelijk zijn van de waardering van anderen (reward dependence)
Chronische traumatische stress in de jeugd kan tot aanzienlijke, permanente
neurobiologische schaden leiden: ontregeling van het serotoninesysteem (depressie) en de
hypothalamus-hypofyse-bijnier as (HPA-as). Mensen hebben een chronisch verhoogde
spiegel van cortisol en hierdoor zijn ze dus extra kwetsbaar voor stress gerelateerde
psychische en lichamelijke aandoeningen.
Vroege hechting, affectregulatie en mentaliseren.:
Een van de belangrijkste zaken die een baby aanleert bij hechting is: het reguleren van de
eigen affecten (verwerken van angst, pijn, verdriet, woede en angst). Bij mensen met een
persoonlijkheidsstoornis is vaker dan gemiddeld sprake van onveilige hechting.
Mensen die goed kunnen mentaliseren zijn vaak goed in het aangaan van relaties met
anderen, in het aanvoelen wat er in de ander omgaat en in het hanteren van conflicten. Als je
dit niet kan, leidt dit tot onbegrip. Mentaliseren is ook van belang in psychotherapie. Veel
behandelingen falen, omdat de patiënt niet kan mentaliseren.


5

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper verpleegkundexstudent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€10,49  40x  verkocht
  • (9)
In winkelwagen
Toegevoegd