100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting volledige stof Formeel bestuurs- en belastingrecht €5,69   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting volledige stof Formeel bestuurs- en belastingrecht

1 beoordeling
 51 keer bekeken  6 keer verkocht

Alle relevante stof gebaseerd op de hoorcolleges. Deze zijn uitgebreid met stof uit het boek.

Voorbeeld 4 van de 34  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1 t/m 7
  • 10 december 2020
  • 34
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (5)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: reinavanholstein • 3 jaar geleden

avatar-seller
roaldcouwenberg
Formeel bestuurs- en belastingrecht
Literatuur:
 Hoofdzaken van het bestuursrecht – Michiels, F.C.M.A.
 Wegwijs in algemene wet rijksbelastingen – R.M.P.G. Niessen-Cobben.

Hoorcollege 1.
Er is een onderscheid tussen het bestuurs- en staatsrecht (wel veel overlap).
 Staatsrecht: gaat over de organisatie van de overheid -> hoe de staat is georganiseerd. Richt
zich op de bevoegdheden van organen en hun relatie met de burger.
o staatsrecht heeft betrekking op de organen van de staat, op de instelling ervan, hun
bevoegdheden, hun verhouding tot elkaar en tot de burgers.
 Bestuursrecht: het recht over het handelen van het openbaar bestuur (bestuursorganen) in
relatie tot natuurlijke- en rechtspersonen.
o Het regelt de manier waarop het openbaar bestuur kan ingrijpen in openbare
rechtsorde. Het handelen van de overheid (geregeld in de Algemene wet
bestuursrecht).
o Tot het bestuur behoren de bestuurders van gemeenten, provincies en
waterschappen, de ministeries en vele andere overheidsinstanties.

De rechtsbronnen van het staatsrecht: de grondwet (1815, 1983), wetten, internationale verdragen,
statuut, jurisprudentie en gewoonterecht.
Voor het bestuursrecht is er veel ongeschreven recht en sinds 1983 meer geschreven (Arob en Awb).

Het staatsbegrip is volkenrechtelijk: bevolking op bepaald grondgebied met effectief en stabiel gezag
(erkenning). Een staat kan je niet zien en ontstaat dus door de erkenning van anderen.
Hierbij is het volgende wel waarneembaar:
 Grondgebied: grenzen worden vastgesteld middels verdragen (ook water en luchtruim).
Binnen het grondgebied is er exclusieve rechtsmacht voor allen binnen territoir.
 Bevolking
 Vertegenwoordigers

Alle bevoegdheden voor Nederland zitten in principe op rijksniveau. Echter is het niet handig om dit
allemaal op zo’n hoog niveau te hebben, daarom worden machten gedecentraliseerd.
Decentralisatie: de macht van de rijksoverheid, binnen de rijksoverheid verplaatsen naar andere
delen van de rijksoverheid. De macht wordt evenredig verdeeld over een aantal gelijkwaardige
rechtspersonen.
- Versus centralisatie: het streven naar een natie die zoveel mogelijk vanuit een centraal
punt/orgaan/persoon bestuurd wordt
- Versus deconcentratie: het overdragen van macht vanuit een centrale administratie door
een hoger rechtspersoon (de overheid) naar lagere instanties die zelf geen rechtspersoon
zijn, maar een intern deel vormen van dezelfde hogere rechtspersoon die de macht op deze
manier spreidt.
o Bij deconcentratie kunnen er bevoegdheden van de minister overgeheveld worden
naar ambtenaren om hem heen. Zij moeten in tegenstelling tot decentralisatie
verantwoording afleggen aan het hogere orgaan (overheid)
Hierbij is een functionele en territoriale decentralisatie mogelijk.
 Territoriale decentralisatie: Taken die eerst centraal werden uitgevoerd, worden
doorgegeven aan in verschillende gebiedsdelen bestaande organisaties (bijv. gemeente).
 Functionele decentralisatie bepaalde taken die eerst op centraal niveau werden uitgeoefend
worden doorgegeven aan organisaties die zich op een specifieke taak concentreren.
Het waterschap is zowel een functionele als territoriale decentralisatie.

,Decentralisatie kan plaatsvinden in 2 vormen:
 Autonomie: directe bevoegdheid is ontstaan, de bevoegdheid is direct toegekend aan
bijvoorbeeld de gemeente. Het orgaan handelt op eigen initiatief. f
 Medebewind: er wordt medewerking gegeven aan de uitvoering van wetten, dan wel, in
ruimere zin, aan regeling van wetgever welke daartoe bevoegd zijn. Het lagere orgaan wordt
toegestaan hogere regelingen op zelfstandige wijze uit te voeren.

Er zitten grenzen aan deze bevoegdheid.
 Grondgebied: je kan niet voor een andere gemeente regels maken.
 Privé-huishouden: binnen de muren van iemands huis is in beginsel te regelen door iemand
zelf. Uitgangspunt is dat illegale dingen niet mogen.
 Hogere regelingen: Ook moet er rekening worden gehouden met rangorde regeling, hogere
regelingen gaan voor lagere regels.

De montesquieu: bedenker van de trias politica: driemachtenleer of scheiding der macht(en) is een
theorie van de staatsinrichting waarin de staat opgedeeld is in drie organen die elkaars functioneren
bewaken. Gescheiden machten moet ervoor zorgen dat er geen machtsmisbruik ontstaat.
 Wetgevende macht: parlement. Regering en Staten generaal maken wetten. Ministeries
vallen onder regering en kunnen input geven in wetten.
 Uitvoerende macht -> de koning (+alle ministers)
 Rechtsprekende macht -> rechters: onpartijdige en onafhankelijke rechtspraak
In Nederland is de wetgevende macht dus niet strikt gescheiden van de uitvoerende macht, de
regering heeft uitvoerende en wetgevende macht. De macht van de regering wordt beperkt
(gecontroleerd) door de Staten-Generaal.

Hoe komt een bestuursorgaan aan haar bevoegdheden?
- Attributie: er wordt een nieuwe bevoegdheid gecreëerd en een ander orgaan mag deze
uitoefenen.
- Delegatie: een bestaande bevoegdheid wordt overgedragen aan een ander orgaan.
- Mandaat: een machtiging waarbij de opdracht wordt gegeven een bestuursbevoegdheid
onder diens naam en verantwoordelijkheid uit te oefenen.

Delegatie van de wetgeving.
Delegatie: het overdragen van bevoegdheden inclusief de verantwoordelijkheid.
In hoeverre mag worden gedelegeerd aan de regering?
 Regelen (art. 2 lid 1 grondwet): wanneer dit woord wordt gebruikt, mag er gedelegeerd
worden.
 Regels (art. 9 lid 2 Grondwet): wanneer dit woord wordt gebruikt, mag er gedelegeerd
worden.
 Bij of krachtens de wet (art. 11 Grondwet): wanneer dit er staat, mag er gedelegeerd
worden.
Anders alleen de formele wetgever (art. 8 Grondwet): bijvoorbeeld wanneer er staat dat het “bij
wet” bepaald moet worden of dat “de wet” het vaststelt.
- Wet in formele zin heeft formele wetsprocedure. Lagere wetten gaan sneller

Voor- en nadelen delegatie:
- Voordeel: Regels zijn door (sub)delegatie snel te wijzigen, snelle reactie op veranderingen
zijn mogelijk en parlement wordt ontlast
- Nadeel: Controle door het parlement vindt nauwelijks plaats, openbaarheid ontbreekt en
parlement komt mogelijk op zijspoor.

Verhouding Awb en AWR:

, - Awb geeft de algemene regels voor het bestuursrecht en bestuursprocesrecht
o Regelt relatie tussen overheid en burger
- AWR geeft speciale regels die voorrang hebben boven de algemene regels.
o Regelt relatie tussen belastingdienst en belastingplichtige
Als we kijken naar rangorderegeling dan zijn ze allebei even hoog (zijn beide wetten). Daarna kijk je
naar jong gaat vóór oud en zal dus de AWB voorgaan. Echter moet je hier kijken naar bijzonder gaat
vóór algemeen en gaat de AWR dus voor.

Bestuursrecht: Centraal staat het uitvoeren van de overheidstaken. Het bestuursrecht regelt de
manier waarop het openbaar bestuur kan ingrijpen in openbare rechtsorde.
Binnen bestuursrecht valt te onderscheiden:
- Instrumentele functie: het biedt instrumenten tot besturen. De overheid krijgt
bevoegdheden/instrumenten om de samenleving te besturen.
- Waarborgfunctie: het biedt waarborgen voor burgers: bescherming van burger tegen
machtsmisbruik van overheid.
o A.b.b.b.
o Rechtsbescherming.

Belang en begrip.
Organisatie en inrichting openbaar bestuur:
 Verlening van bestuursbevoegdheden aan bestuursorganen
 Uitoefenen van die bestuursbevoegdheden
 Handhaving van die bevoegdheden
 Waarborgen voor goed gebruik van die bevoegdheden

Doelstellingen Awb:
 Het bevorderen van een eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving
 Het systematiseren (en vereenvoudigen) van bestuursrechtelijke wetgeving
 Het codificeren van ontwikkelingen in de (bestuursrechtelijke) rechtspraak
 Het treffen van algemene voorzieningen voor bijzondere bestuursrechtelijke regelingen.
 Ter realisering van het bovenstaande:
o Dwingende regels (art. 6:7)
o Regelend recht (art. 4:1)
o Regels van aanvullend recht (art. 3:6)
o Facultatieve standaardregelingen (art. 3:10)

Sleutelbegrippen:
 Bestuursorgaan (art. 1:1 lid 1 AWB)
o sub a Awb: a-organen: overheidsorganen zoals wij de overheid kennen
 Rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld; organen van die
rechtspersoon (staat, provincies, gemeenten, waterschappen,
rijksuniversiteiten)
o sub b Awb: b-organen
 Persoon/college die met enig openbaar gezag is bekleed (kiesraad,
registratiekamer, bijzondere universiteiten).
In art 1:1 lid 2 AWB staan organen, personen en colleges die niet worden aangemerkt als
bestuursorgaan. Als je met organen bezig bent, kijken of het een a of b orgaan betreft, niet kijken
naar bevoegdheid.
A-organen dienen zich te gedragen als een bestuursorgaan. B-organen moeten dat alleen bij
het uitoefenen van openbaar gezag. Een b-orgaan hoeft zich dus niet altijd als
bestuursorgaan te gedragen.

,  Belanghebbende. Art. 1:2 AWB. Het begrip belanghebbende is van belang voor de
rechtsbescherming (doorgaans kunnen alleen belanghebbenden bezwaar en beroep
instellen) en voor de totstandkoming van besluiten toepasselijke normen.
o Onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een
besluit is betrokken (lid 1)
o Direct belanghebbende
o Derde belanghebbende
 Besluit (art. 1:2 lid 1 AWB): een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende
een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Criteria belanghebbende:
 Objectief bepaalbaar: niet alleen in iemands persoonlijke belevingswereld, maar ook te
delen door anderen. Het moet een objectief bepaalbaar belang treffen.
 Persoonlijk belang: de persoon moet zich voldoende onderscheiden van willekeurige
anderen. Het moet jou raken.
o Nabijheid: territoriale effecten, wel geval tot geval bekijken
o Concurrentiebelangen: aantoonbare invloed van besluit in kwestie op belangen van
de belanghebbende
 Eigen belang: opkomen voor het belang van een ander is niet mogelijk; andermans belangen
slechts met machtiging. Ideële belangen zijn nooit eigen belang.
 Rechtstreeks belang. Rechtstreeks bij het besluit betrokken: er moet voldoende causaal
verband aanwezig zijn tussen de gevolgen van het besluit en het geraakte belang
o Contractuele relatie
o Nadere besluiten
 Actueel belang: niet te onzekere factoren, toekomstige factoren zijn wel toegestaan.
 (feitelijk belang: het belang mag geen fictie zijn)

2 uitgangspunten van het bestuursrecht:
- Legaliteitsvereiste: al het overheidsoptreden dat inbreuk doet op de vrijheid of rechten van
burgers moet aan wetten gebonden zijn. De overheid mag burgers iets verbieden of gebieden,
voor zover de wet dat uitdrukkelijk toestaat.
- Specialiteitsbeginsel: bestuur mag bij de uitvoering van een bepaalde wettelijke regeling
slechts die belangen behartigen waarvoor de betrokken regeling in het leven geroepen is.

Hoorcollege 2. Besluitbegrip en algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Centrale vragen binnen besluitbegrip:
 Waarom onderscheid tussen typen besluiten
 Wat is het begrip besluit en welke typen zijn er?

Onderscheid is van belang voor:
 Adressaat: aan wie is zo’n besluit geadresseerd
 Binding: wie is aan het besluit gebonden
 Toepasselijke normen: normen van Awb.
 Rechtsbescherming: welke rechtsbescherming van toepassing is. Als je het als burger niet
eens bent met de wet kan je gebruik maken van rechtsbescherming. Wet is er voor
democatrische vertegenwoordiging. Als het collectief is besloten, kan je niet in beroep tegen
die wet.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper roaldcouwenberg. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,69. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67866 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,69  6x  verkocht
  • (1)
  Kopen