Week 1 – Legaliteitsbeginsel, overgangsrechten rechtsmacht
Materieel strafrecht Formeel strafrecht
Inhoud, werkelijkheid Vorm, procedure
Strafbaarstelling van gedrag + Verwezenlijking materiële strafrecht
straf
Wanneer is iemand strafrechtelijk aansprakelijk?
• Menselijke gedraging
• Die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving
• Die wederrechtelijk is
• En aan schuld te wijten
**MAAR: causaliteit is ook een voorwaarde! > causaal verband, week 2.
**ne bis in idem-beginsel art. 68 Sr, niet twee keer voor hetzelfde feit straffen!
Legaliteitsbeginsel
Art. 1 lid 1 Sr: ‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane
wettelijke strafbepaling’
‘wettelijke’ → wet in formele zin en wet in materiele zin.
Maar strafvordering vindt enkel plaats op basis van wet in formele zin!
** legaliteitsbeginsel breed internationaal erkend beginsel:
- art. 7 EVRM
- art. 15 IVBPR
- art 16 Gw
- art 49 EU-Handvest
- art. 11 Universele verklaring van de rechten de mens.
Elementen legaliteitsbeginsel/wetmatigheidsvereiste
Overheidsoptreden moet bij wet zijn voorzien.
- Aansprakelijkheid op grond van een wettelijke bepaling
o Nullum crimen sine lege + lex certa-vereiste
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een wettelijke strafbepaling.
+Het strafbaar gedrag moet ook zo duidelijk en precies mogelijk omschreven
worden!
o Nulla poena sine lege = geen straf zonder wet
Je kan alleen bestraft worden als de wet daarin voorziet
- Nulla poena sine lege praevia
Geen straf met terugwerkende kracht.
Je kan alleen bestraft worden op grond van strafbepalingen die al bestonden ten
tijde van het plegen van het strafbaar gedrag! Voorkomt dat wetgever regels met
terugwerkende kracht kan opleggen.
= essentieel onderdeel van rechtsstaat
1
, - Verbod van extensieve interpretatie en analogieverbod → EXTENSIEF
Extensieve interpretatie → de betreffende strafbepaling wordt dan wat ruimer
uitgelegd, wel binnen de grenzen van de strafbepaling. TOELAATBAAR
Analogische interpretatie → rechter mag niet zeggen dat het niet in de wet
aangeduide geval hetzelfde is als het geval dat wel onder de wet valt. Er wordt
buiten de grenzen van de wet getreden. Dus de strafbepaling wordt gebruikt voor
iets waar die strafbepaling niet voor is gemaakt. → VERBODEN!
Bijvoorbeeld: niet-aangelijnde katten mogen niet in het bos lopen, enkel omdat
honden wel aangelijnd moeten zijn en het dus niet echt verschilt met katten.
Functies legaliteitsbeginsel
- Instrumenteel
Het legitimeert het strafrechtelijke optreden van de overheid.
Door bepaald gedrag te kwalificeren als strafbaar en door dat gedrag te
bedreigen met een straf, creëert de overheid een wettelijke basis voor zichzelf om
tegen dat gedrag op te treden!
- Rechtsbeschermend
Het limiteert de mogelijkheid van strafrechtelijk optreden tot enkel dat wat de
wetgever strafbaar heeft gesteld en niet meer.
Fundamenten van legaliteitsbeginsel
- Schuld en preventie; inzicht in strafwaardigheid van gedrag; vermijdbaar en
verwijtbaarheid
Jij kon weten door de wet te lezen, dat datgeen wat je deed strafbaar is, dus je
kon het vermijden en voorkomen. Dat betekent dat je ook verwijtbaar bent.
- Rechtsstaat gedachte
Overheid kan alleen optreden tegen dat gedrag dat duidelijk en vooraf is
omschreven als strafbaar gedrag. Bovendien mag de overheid niet meer of een
andere straf opleggen dan de straf die uitdrukkelijk bij wet is voorzien.
- Rechtszekerheid
Je moet weten waar je aan toe bent in het strafrecht.
Je moet niet worden onderworpen aan een overheid die willekeurig te werk gaat.
De rechtszekerheid wordt gediend door heldere, duidelijke strafbepalingen. Dat is
een eis die aan de wetgever gesteld mag worden, wetgever moet zo precies
mogelijk opschrijven welk gedrag strafbaar is.
**lex certa-beginsel = zekere wetgeving
Vaagheid in bepalingen moet zoveel mogelijk worden vermeden.
Er moet een duidelijke, precieze, afgebakende strafwetgeving zijn.
Lex-certa gaat over de kenbaarheid van het recht en heeft direct invloed op de
rechtszekerheid.
2
,Overgangsrecht
Hoofdregel legaliteitsbeginsel, art. 1 lid 1 Sr
- Men kan alleen bestraft worden als het gedrag strafbaar was ten tijde van het
handelen.
+
- Men kan alleen een straf krijgen die ten tijde van het handelen volgens de wet op
het feit stond.
Voorbeeld:
Vandaag diefstal plegen waar vandaag 4 jaar gevangenisstraf op staat.
Volgende week verandert de wet en staat er 6 jaar gevangenisstraf op diefstal.
Je komt een maand later bij de rechter, welke straf wordt toegepast?
- Maximaal 4 jaar! Dat vloeit voort uit art. 1 lid 1 Sr, waarin staat dat het moet gaan
om een aan het feit voorafgaande strafbepaling.
Nuancering op de hoofdregel!
Art. 1 lid 2 Sr, als de wet is gewijzigd na het plegen van het strafbaar feit en de nieuwe
wet is gunstiger voor de verdachte, dan moet de rechter de nieuwe wet toepassen.
*ter bescherming van de verdachte.
Wanneer spreken we van verandering van wetgeving in de zin van art. 1 lid 2 Sr?
Twee situaties onderscheiden:
1. Wetswijziging die verband houdt met de DO (strafbaarstelling van gedrag):
Als er sprake is van veranderd inzicht van de wetgever over de strafwaardigheid van
de onderwerpelijke gedraging, dan moeten er voor de verdachte de gunstigste
bepalingen worden toegepast.
Wordt ook wel de beperkt materiele leer genoemd.
Beperkt: enkel veranderingen die voortvloeien uit veranderd inzicht omtrent
strafwaardigheid zijn geldig!
Dus GEEN wetgeving met tijdelijk karakter.
Voorbeeld:
Jagen mag alleen in het jachtseizoen. Buiten jachtseizoen is jagen strafbaar.
Als je dat toch doet en je wordt vervolgd, dan kan je niet later zeggen van: het
jachtseizoen inmiddels al geopend en dat daarom sprake is van verandering van
wetgeving in de zin van art. 1 lid 2 Sr.
Het jachtverbod is naar zijn aard slechts tijdelijk!
Materieel: ook andere relevante wetswijzigingen die kunnen doorwerken in de
strafrechtelijke normstelling kunnen van belang zijn.
3
,- HR incest:
Ging over wijziging van de meerderjarigheidsgrens.
Vroeger was meerderjarigheidsgrens in BW 21 jaar.
Vervolgens wetswijziging en is die grens naar 18 jaar verlaagd.
Deze wijziging had ook effect in het strafrecht ten aanzien van ontucht met
minderjarige kinderen, art. 249 Sr.
Een vader werd verdacht van ontucht met zijn minderjarig kind.
Ontucht begon op 16e en eindigde toen kind 19 was.
Vader werd vervolgd, maar in de loop van de strafrechtelijke procedure vond de
wetswijziging van de BW plaats, namelijk de grens van 21 jaar naar 18 jaar verlaagd.
Deze bepaling was dus ten gunste van de verdachte, want het plegen van ontucht
met een persoon ouder dan 18 jaar was niet meer strafbaar.
Oordeel HR:
HR volstond met enkele verwijzing naar art. 1 lid 2 Sr om de niet-strafbaarheid van de
incest uit te spreken voor de periode vanaf haar 18e jaar.
Stappenplan:
1. Is er wetgeving? (materiele uitleg)
Niet enkel strafbepalingen maar ook andere relevante wetswijzigingen die
doorwerken in de strafrechtelijke normstellingen, zie HR Incest.
2. Is er een verandering? (beperkte uitleg)
Het moet gaan om een wijziging dat voortvloeit uit een veranderd inzicht
omtrent de strafwaardigheid.
Als er iets veranderd is in de wet, dan is dat verandering van wetgeving.
Al is het een wijziging van een spelfout.
Maar dat is GEEN veranderd inzicht van wetgeving, maar gewoon een
taalwijziging.
Het moet gaan om een veranderd inzicht van strafwaardigheid.
Dus de wetgever vindt dat er iets strafbaar moet zijn, of juist niet meer.
+
Betreft géén wetswijzigingen met tijdelijk karakter (zie voorbeeld jachtseizoen)
3. Is de verandering van de wetgeving gunstiger voor de verdachte?
Ja? → nieuwe wet is van toepassing (dus wel terugwerkende kracht)
Nee? → nieuwe wet is niet van toepassing (dus geen terugwerkende kracht)
*ONTHOUDEN → NIET-gunstiger staat gelijk aan GEEN verschil!
DUS: terugvallen op de hoofdregel, namelijk verbod op terugwerkende kracht,
dus oude regel toepassen.
4
,Praktisch voorbeeld - verandering in delictsomschrijving:
Artikel 287 Sr: hij die opzettelijk een ander van het leven berooft.
Stel nadat de dader het feit heeft gepleegd, wordt toegevoegd: 'met een wapen'.
= een verandering in de delictsomschrijving aangezien er een bestanddeel ‘met een wapen’ is
toegevoegd. Welke wet gaat de rechter nu toepassen, oud of nieuw?
Dit zoek je uit door te kijken naar het volgende:
1) Is er wetgeving?
Ja artikel 287 Sr.
2) Is er verandering? -> is er sprake van een gewijzigd inzicht omtrent doodslag door het
toevoegen '’met een wapen’'?
Ja, er is sprake van een ander inzicht van de wetgever. Hij is anders gaan denken over
de strafwaardigheid van dat eerdere gedrag, het is nu namelijk enkel strafwaardig
geworden indien men een wapen gebruikt..
3) Is de nieuwe wet gunstiger?
Als dat zo is, dan wordt de nieuwe wet toegepast met terugwerkende kracht. (hierbij
gebruik je de vragen van artikel 350 Sv). In het geval van de vader is de nieuwe wet
gunstiger, het valt niet meer onder de do want hij heeft geen wapen gebruikt » OVAR.
Dus: nieuwe wet moet met terugwerkende kracht worden toegepast.
5
,2. Wetswijziging in regels van sanctierecht:
Wijziging van specifieke sanctienormen en algemene regels van het sanctiestelsel.
Bv. 4 jaar GS wordt 3 jaar GS.
Bv. art. 14a Sr, wijziging in de regeling over voorwaardelijke veroordeling.
Zulke regels MOETEN met onmiddellijke ingang worden toegepast, indien de
verandering in het voordeel van de verdachte werkt! > geheel conform art. 1 lid 2 Sr.
*hierbij wordt er NIET gekeken naar het gewijzigd inzicht van de wetgever over de
strafwaardigheid.
*je past sowieso altijd de gunstige sanctienorm toe
Arrest Lex Mitior:
Indien sprake is van een verandering in regels van sanctierecht, dan moet de rechter
met onmiddellijke ingang en zonder toetsing van de maatstaf aan het gewijzigd
inzicht van de wetgever, de gewijzigde bepaling toepassen indien dat voor de
verdachte het gunstigst is.
EHRM Scoppola:
AG Knigge heeft hier betoogd, dat de rechtspraak van de HR over art. 1 lid 2 Sr
bijstelling nodig heeft.
EHRM overwoog dat het legaliteitsbeginsel van art. 7 EVRM inhoudt dat er géén
strengere wetten met terugwerkende kracht mogen worden toegepast.
+
Dat in art. 7 EVRM ook besloten ligt, dat nieuwe, mildere, gunstigere wetgeving juist
wel met terugwerkende kracht moet worden toegepast!
6
,Consequenties in praktijk
Makkelijke gevallen:
Stel art. 310 Sr wordt gewijzigd volgende week, de strafnorm wordt verlaagd naar maximaal
2 jaar gevangenisstraf op diefstal = sprake van een wetswijziging in de zin van art. 1 lid 2 Sr.
Want de straf die op het feit stond is gewijzigd. Een wijziging van de sanctienorm wordt in de
rechtspraak van de Hoge raad aangemerkt als verandering van wetgeving.
In dit geval mag de rechter dus nog enkel 2 jaar gevangenisstraf opleggen, omdat dat voor
de verdachte de gunstigste bepaling is.
Moeilijke gevallen:
Stel je voor dat de regeling van de voorwaardelijke veroordeling wordt gewijzigd, waardoor in
de toekomst gevangenisstraffen langer voorwaardelijk worden opgelegd.
Nu kan alleen bij een gevangenisstraf van maximaal 4 jaar, door de rechter een deel van die
4 jaar voorwaardelijk worden opgelegd volgens art. 14a lid 2 Sr.
Stel je voor in de toekomst door een wetswijziging kunnen bij gevangenisstraffen van
maximaal 6 jaar ook gedeelten voorwaardelijk opgelegd kunnen worden.
➔ Is dat dan gunstiger voor de verdachte?
Enerzijds wel want hij hoeft bij een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van 6
jaar niet echt de volle 6 jaar de gevangenis in, terwijl dat nu wel zo is.
Anderzijds, als de rechter de huidige regeling zou hanteren, dus dat de rechter een
deel van maximaal 4 jaar gevangenisstraf voorwaardelijk kan opleggen en vervolgens
overtreed de veroordeelde de voorwaarden, dan moet hij slechts 4 jaar de
gevangenis in.
Dit terwijl als de rechter de nieuwe regeling hanteert en de veroordeelde overtreedt
de voorwaarden, dan moet hij 6 jaar de gevangenis in.
7
,Waarom past de rechter bij de 2e materiele vraag (kwalificatievraag) de oude wet toe?
➢ Je pakt de oude regel, het gaat niet om een veranderd inzicht van de wetgever. Hier
is enkel een sanctienorm gewijzigd (situatie 2).
Er is aan de DO van art. 5 WVW niks veranderd, dat betekent dat de nieuwe dus ook
niet gunstiger is.
Even gunstig/geen verschil = niet gunstiger → DUS geen terugwerkende kracht.
*als de nieuwe regel gunstiger is, dan valt gedrag van verdachte niet meer onder DO.
DUS rechter kan het gedrag niet meer kwalificeren onder de nieuwe bepaling. =
OVAR volgens art. 352 lid 2 Sv.
Waarom past de rechter bij de 4e materiele vraag(strafmaat) de oude wet toe?
➢ Omdat het hier gaat om een situatie 2, verandering van sanctienorm. Dus de meest
gunstigste strafnorm moet hier worden toegepast (HR Lex Mitior)
Het was 2 maanden hechtenis en door de wijziging is het 6 maanden hechtenis
geworden, dus de oude regel is gunstiger voor de verdachte.
8
,Rechtsmacht = jurisdictie
Uitgangspunt
Art. 2 Sr: “De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan
enig strafbaar feit schuldig maakt.”
Uitgangspunt: territorialiteitsbeginsel, art. 2 Sr
Nederland mag op eigen grondgebied de haar ter beschikking gestelde middelen
gebruiken.
Voorbeeld:
Een Nederlander maakt zich in Tilburg schuldig aan eenvoudige mishandeling van een
andere Nederlander. De Nederlandse politie komt ter plaatste en houdt de verdachte
aan. De verdachte bekent. De verdachte wordt veroordeeld door de Nederlandse
strafrechter.
De Nederlandse overheid was bevoegd om op te treden tegen deze Nederland die in
Nederland een strafbaar feit pleegt.
Waarom dat uitgangspunt?
Heeft te maken met soevereiniteit.
Iedere staat is soeverein om op eigen territorium op te treden
Iedere staat heeft op zijn eigen territorium een geweldsmonopolie
= OM heeft bevoegdheid om strafbare feiten te vervolgen.
*ONTHOUDEN
Als Nederland geen rechtsmacht heeft over een feit, dan is het OM niet-ontvankelijk
volgens art. 348 Sv!
9
, Voorbeeld:
In Chili, houd een groep Chilenen zich bezig met het maken van kinderporno en plaatsen
het ook op internet. Die websites kunnen ook via Nederland worden bezocht.
Stel dat de landelijke eenheid van de nationale politie die zich bezighoudt met het
opsporen van kinderporno, digitaal surveilleren. Dat ze die site ontdekken en ze daar
proces-verbaal van opmaken.
De vraag is dan, kunnen die Chilenen die dus daar in Chili die kinderporno hebben
verspreid, kunnen zij dan in Nederland worden vervolgd wegens het verspreiden en
tentoonstellen van kinderporno in Nederland, wat strafbaar is gesteld in art. 240p Sr.
Is het in Chili op internet plaatsen van kinderporno mede in Nederland begaan, heeft
Nederland dan rechtsmacht in termen van art. 2 Sr?
Antwoord:
Ja, maar de handeling: ‘het op internet plaatsen van kinderporno’ is in Chili gepleegd en
dat betekent dat we die term in Nederland dus heel ruim moeten uitleggen.
In de Nederlandse rechtspraak wordt het territorialiteitsbeginsel zoals neergelegd in art. 2
Sr ook daadwerkelijk ruim uitgelegd.
10