Mensenrechten en pluraliteit
Week 1:
Plurale samenleving: een samenleving die bestaat uit groepen die etnisch, raciaal of
cultureel sterk verschillen en grotendeels gescheiden leven, maar economisch en politiek
wel verbonden zijn.
● Vrijheid van godsdienst: iedereen is vrij om zijn eigen levensbeschouwing te
hebben en uitvoering.
● Vrijheid van meningsuiting:
- Akwasi, Johan Derksen
● Discriminatieverbod → recht op gelijke behandeling
- Belasting discriminatie
Vragen WG 1
1. Nickel bespreekt vier kenmerken van het begrip mensenrecht. Leg uit waarom er een
spanning bestaat tussen kenmerk 1 en kenmerk 3.
Mensenrechten zijn normen die helpen om alle mensen overal te beschermen tegen
politieke, rechterlijke en sociale mishandeling.
De vier kenmerken zijn:
● Rechten: leggen plichten op aan normadressaten.
● Meervoud ( rights)
● Universeel (all people everywhere)
● Hoge prioriteit (protect) (veel voor nodig om ze aan de kant te zetten)
De spanning bestaat tussen rechten en universaliteit:
Het moet wereldwijd gelden, maar er bestaat hier spanning, omdat mensenrechten overal
moeten gelden, maar de grondwetten van landen gelden alleen in eigen land.
“T
here is no contradiction, however, in people saying that they believe in human rights, but only
when they are legal rights at the national or international levels.”
2. In de tweede paragraaf beschrijft Nickel vier manieren waarop mensenrechten kunnen
"bestaan". Leg alle vier in eigen woorden uit.
● als juridische rechten: mensenrechten zijn opgenomen in (inter)nationaal recht, zoals
in het VN-Handvest.
● als metafysische rechten: k lassieke/natuurrechten theorie - een God heeft de rechten
aan de mensheid gegeven, deze bestaan ongeacht de overheid zich hieraan
gecommitteerd heeft of niet. Men wordt dus geboren met mensenrechten.
● als conventionele rechten: als gemeenschappen de mensenrechten onderschrijven,
bestaan mensenrechten uit een overkoepelend idee van moraliteit (consensus).
● als morele/filosofische rechten: recht bestaat op grond van objectieve argumenten.
→ lijkt op Nickel’s motivering
3. Nickel stelt dat mensenrechten beperkt kunnen worden en hij geeft een aantal
voorbeelden. Noem twee voorbeelden van beperking van de vrijheid van religie en
levensovertuiging die zich voor (kunnen) doen in plurale samenlevingen.
- Burkaverbod
- Verbod op besnijden
,4. Waldron stelt dat er drie strategieën zijn om universele mensenrechten te verdedigen.
Leg alle drie de strategieën in eigen woorden uit.
1. Intuïtie van mensen: wijzen op praktijken die zo verwerpelijk zijn, dat niemand ze
aanvaardt.
2. Voorbeelden geven van praktijken die wel door een aanzienlijk deel van de mensheid
worden geaccepteerd, maar die eigenlijk bij logisch nadenken zo fout zijn, dat het
niet goed kan zijn. (vrouwenbesnijdenis)
3. De derde strategie is meer filosofisch van aard.
5. Leg uit welke manier van argumenteren voor de universaliteit van mensenrechten
Waldron zelf voorstaat.
Hij erkent beschrijvend relativisme, maar hij verwerpt epistemologisch en normatief
relativisme. Er is geen tolerantie van alle culturen.
Morele waarden worden gegenereerd door de argumenten die ervoor worden gegeven. De
bezwaren van een andere cultuur moet je serieus nemen en er voor openstaan dat de ander
misschien betere argumenten heeft. Het gaat er niet om in welke cultuur de waarde wordt
beschreven, maar om de argumenten die ervoor worden gegeven.
Relativisme
Beschrijvend relativisme
- Verschillende culturen hebben verschillende normen en waarden.
Epistemologisch relativisme
- Normen en waarden zijn relatief aan cultuur: er is geen boven culturele, i.e.
objective, normatieve maatstaf waarmee je culturen kunt beoordelen.
Normatief relativisme
- Er is een morele plicht tot respect voor en tolerantie van alle culturen.
- Nickel: Relativists often combine these charges with a prescription, namely that
tolerance of varied practices and traditions ought to be instilled and practiced
through measures that include extended learning about other cultures.
Volgt het normatief relativisme uit het epistemologisch relativisme?
Epistemologisch relativisme volgt niet uit beschrijvend relativisme, omdat de objectieve
maatstaf niet volgt uit het feit dat mensen van mening verschillen.
Epistemologisch relativisme volgt niet uit het normatief relativisme. Er kan volgens
epistemologisch geen boven culturele norm zijn, maar ‘de morele plicht’ is een boven
culturele norm. Het is een contradictie.
- Net zoals: het tolerant zijn voor culturen die zelf niet tolerant zijn
- Het normatief relativisme is dus niet houdbaar.
Bestaan er wel morele rechten die voor iedereen en overal gelden? Of zijn ze
cultuurgebonden?
Waldron: waarden en normen zijn niet cultuurgebonden.
, Nickel: mensenrechten kunnen worden onderscheiden in security, political, legal, liberty
en equality rights.
17e eeuw - Locke
→ Vrijheid van levensovertuiging
In Engeland was de godsdienstvrijheid toentertijd zeer beperkt. Katholicisme en atheïsme
werden bestreden, laat staan islam of joodse geloof. Locke was protestants en zeer
odsdienstvrijheid binnen het protestantisme. Locke is niet
gelovig. Hij bepleit alleen g
tolerant ten aanzien van andere culturen, zoals moslims en katholieken. Hij stelt vrijheid
van godsdienst voor verschillende soorten protestantisme.
→ paradox: intolerante versie van tolerantie
Hij was tegen alle macht voor de koning, en voor meer macht voor het parlement.
Hij is grondlegger van de liberale democratie, hetzij door beperkte versie van religieuze
tolerantie, hetzij door voorstander van democratie en tegen de monarchie.
Perfectionele overheid: overheid die de inhoud van waardevol leven bepaalt en oplegt, die
burgers wil perfectioneren (Saoedi Arabië en Noord-Korea).
Anti-perfectionisme: staat trekt handen af van het inrichten van het leven van burgers.
Veel vrijheid (Australië, Nederland).
→ Argumenten voor liberty rights zijn a
rgumenten tegen perfectionisme. Hoe meer
vrijheidsrechten, hoe minder ruimte voor staat perfectionisme.
Vragen werkcollege 2 week 1
1. Locke betoogt dat de overheid geen religieuze dwang op burgers mag uitoefenen.
Leg in eigen woorden Locke's argument voor dit standpunt uit dat wordt verwoord in
de alinea die begint met 'In the second place' (p. 7).
‘redding’: elk persoon heeft er belang bij gered te worden.
Mensen verschillen van mening over wat God precies wil. Locke dacht dat je alleen naar de
hemel gaat als je het daarin bij het goede eind hebt. Als de overheid het belang van alle
burgers voor ogen heeft, moet de overheid proberen burgers het juiste leven te laten leiden,
dus volgens de wil van God.
→ Probleem: de overheid zou niet met dwang het belang van salvation van elke burger
moeten nastreven, want dwangmiddelen kunnen geen innerlijke overtuiging bewerkstelligen
(endorsement-argument)
● salvation= a certain expectation of eternal life
● endorsement-argument: het argument dat je niet in de hemel komt als je weliswaar
uiterlijk praktiseert maar innerlijk niet gelooft.
Je komt alleen in de hemel als je het juiste doet, als je zelf het juiste onderschrijft.
Religieuze dwang door de overheid heeft geen zin.
● feilbaarheid-argument: er is geen enkele garantie dat de overheid de juiste leer
aanhangt.
De overheid heeft geen speciale competentie. Er is geen reden om aan te nemen dat de
overheid beter weet dan gewone burgers. Burgers moeten dus op eigen kracht dit doen.
→ verticale werking van godsdienstovertuiging