Hoofdstuk 3: Het zelf
3.1
Zelfkennis is het vermogen om de eigen denkwijze, de mogelijkheden en de
onmogelijkheden van jezelf te kunnen inschatten en daar conclusies uit te trekken.
Zelfbewustzijn staat aan de basis van zelfkennis. De mate waarin je zelfbeeld positief of
negatief is heeft te maken met je zelfwaardering. Het zelfbewustzijn is in te delen in
extensief, objectief en subjectief zelfbewustzijn.
Het subjectief zelfbewustzijn maakt onderscheid tussen wat ‘eigen’ is en wat
‘niet-zelf’ of vreemd is. Het subjectief zelfbewustzijn is zelfs mogelijk zonder hersenen
of gespecialiseerde zintuigen, bv je immuunsysteem. Belangrijkste functies zijn de
ruimtelijke oriëntatie van het organisme en het coördineren van de eigen motoriek. Het
is een bewustzijn dat sterk uitgaat van een egocentrische en impulsieve benadering. Een
teken van het subjectief bewustzijn is het feit dat mensen altijd een bepaalde
hoeveelheid ruimte (de zgn. persoonlijke ruimte) om zich heen willen hebben. Het
speelt ook een rol bij het onderhouden van relaties met anderen; doordat je als mens
spontaan gedrag van anderen gaat overnemen, creëer je een band met diegene. Dit
aanpassingsvermogen, wat we het kameleoneffect noemen, gebeurt in het subjectief
bewustzijn. Bij een verhoogd subjectief zelfbewustzijn is het moeilijk om objectief, dus
vanuit het gezichtspunt van iemand die niet gevoelsmatig bij jou betrokken is, naar jezelf
en anderen te kijken. Nog een nadeel is de impulsiviteit, je kan daardoor te hard van
stapel lopen en in allerlei gevaarlijke situaties terecht komen. Een teveel aan subjectief
bewustzijn kan gecompenseerd worden door objectief bewustzijn.
Het objectief zelfbewustzijn is het naar jezelf kijken op een objectiverende,
afstandelijke manier, zoals anderen naar jou kijken. Objectief zelfbewustzijn wordt vaak
verhoogd wanneer je jezelf in een spiegel ziet of wanneer je je eigen stem hoort op een
geluidsopname. Deze vorm is gebaseerd op meer abstracte en complexe
informatieverwerking dan het subjectieve zelfbewustzijn. Door naar jezelf te kijken kan
je afwijkingen tussen wat je denkt en hoe het daadwerkelijk is, vaststellen en proberen
op te lossen. Op het moment dat er afwijkingen worden waargenomen van het
vertrouwde beeld, kan dit als bedreigend worden ervaren. Kinderen vanaf 9 tot 12
maanden beschikken over een objectief zelfbewustzijn. Verder is het objectief
bewustzijn van belang bij het afstemmen op abstracte waarden, principes en normen. Bij
‘teveel’ aan objectief bewustzijn sta je teveel stil bij zaken die je anders op de
‘automatische piloot’ zou doen, wat tot slechtere prestaties kan leiden. Een ander
negatief effect zijn depressieve en/of angstige gevoelens die ontstaan door jezelf te
vergelijken met te hoge normen.
Het extensief zelfbewustzijn omvat het vermogen om huidige ervaringen in de context
van herinneringen en persoonlijke voorkeuren te plaatsen. Het wordt verhoogd
wanneer je in je gedachten terugreist in de tijd en je terugdenkt aan specifieke
gebeurtenissen en verhalen van vroeger. Het is gebaseerd op complexe
informatieverwerking, aangezien het uiteenlopende soorten zelfgerelateerde informatie
bij elkaar brengt en integreert, zoals gedachten, gevoelens, herinneringen en de brede
context waarin je je bevindt. Hierbij komt een gevoel kijken waarbij je jezelf als een
volledig onafhankelijk persoon ziet die zelf beweegt en beslissingen neemt: dit noemen
we autonomie of zelfbepaling. Het tegenovergestelde hiervan is een lage mate van
~1~
, autonomie: het gevoel van dwang of druk, waardoor je niet in staat bent om de persoon
te zijn die je het liefst zou willen zijn. Functies van het extensief zelfbewustzijn zijn jezelf
motiveren voor activiteiten die bij je passen, het verwerken van negatieve gevoelens, het
bevorderen van de creativiteit en het stellen van doelen. Het extensief zelfbewustzijn
helpt je de ‘zin’ in te zien van de dingen die je doet en geeft je motivatie door doelen met
persoonlijke ervaringen en waarden te verbinden. Hierbij is sprake van interne
drijfveren waarbij een hoge mate van autonomie is. Dit wordt intrinsieke motivatie
genoemd.
Bij extrinsieke motivatie gaat het om drijfveren van buitenaf, zoals een externe
beloning of angst voor een bepaalde reactie van iemand uit je omgeving. Hierbij is vaak
een lage mate van autonomie aanwezig. De drie niveaus van bewustzijn horen bij elkaar
en vullen elkaar aan waar nodig. De verschillende niveaus kunnen ook in onbalans met
elkaar zijn (zie: hfst.3; blz.123; Sociale psychologie; Roos Vonk).
Subjectief Objectief Extensief
zelfbewustzijn zelfbewustzijn zelfbewustzijn
Primaire functie Ruimtelijke Detecteren van Zingeving en
oriëntatie en discrepanties creativiteit
motoriek
Primaire activiteit Bewegen Waarnemen Beleven
Primair medium Lichaamstaal Abstracte taal Uitgebreide
verhalen en
metaforen
Informatieverwerking Parallel, Serieel, Parallel,
impressionistisch logisch/analytisch integratief
Bewustzijn Onbewust Bewust Grotendeels
onbewust
Psychoactieve stoffen Grote Cafeïne, smart- Kleine
hoeveelheden drugs hoeveelheden
alcohol, XTC, alcohol,
cocaïne marihuana, LSD
Ondersteunende Ritmisch dansen, Plannen maken, Melodieuze
activiteiten seks, sport puzzelen muziek luisteren,
bidden
De bronnen waaruit inhoudelijke informatie over jezelf voortkomt zijn extensieve
zelfkennis, objectieve zelfkennis en subjectieve zelfkennis.
Subjectieve zelfkennis bestaat uit aangeboren en vroeg aangeleerde zelfkennis. De
aangeboren zelfkennis is gebaseerd op elementaire psychologische processen die de
ervaring van je lichamelijke en emotionele behoeften mogelijk maken. Het vermogen tot
introspectie betekent dat je in staat bent je gedrag, gevoelens, ervaringen en dergelijke
beter waar te nemen en beter te beoordelen door zogezegd dieper bij jezelf naar binnen
kijken.
~2~