TENTAMEN GOEDERENRECHT, PERIODE 4 STUDIEJAAR 2017-2018
Geplande datum en tijd: 14 juni 2018 om 11:30 uur
Tentamencode: CBRGDR1AG.1_D/CBRGDR1D.1B
Motiveer al uw antwoorden en verwijs indien van toepassing, naar de
betreffende artikelen in de wet en de van toepassing zijnde jurisprudentie.
Indien vragen ongemotiveerd worden beantwoord, zullen geen punten worden
toegekend. Bij een onjuiste motivering zullen eveneens geen punten worden
toegekend.
Tip vooraf:
Maak waar mogelijk gebruik van verwijzingen!
Indien informatie die reeds is opgenomen in de uitwerking van een eerdere
vraag relevant is voor de volledige motivering van een antwoord, verwijs daar
dan naar. Dit bespaart tijd.
Lees de opgaven goed door, controleer regelmatig de tijd en deel deze goed in.
Lees de opgaven goed door, controleer regelmatig de tijd en deel deze goed in.
We wensen je veel succes.
Casus I: Eengezinswoning (totaal 33 punten)
Freek Vink is eigenaar van een eengezinswoning in Arnhem. Sinds het overlijden
van zijn echtgenote is hij de enige bewoner van de woning. Hij heeft een zoon,
Peter,
die wel geïnteresseerd is in de woning van zijn vader. Freek en Peter sluiten een
koopovereenkomst op basis waarvan Freek zijn woning aan Peter verkoopt en zal
leveren. Tevens komen zij met elkaar overeen dat Freek het levenslange recht
van
vruchtgebruik van de woning zal behouden.
Vraag 1. (13 punten)
Werk de totstandkoming van de hiervoor bedoelde overdracht en vestiging van
het
recht van vruchtgebruik uit.
Motiveer uw antwoord met behulp van relevante wetsartikelen en jurisprudentie.
Op grond van art. 3:81 lid 1 BW (1 punt) kan een persoon een
zelfstandig en
overdraagbaar recht op een goed onder voorbehoud van een
beperkt recht
overdragen, mits hij de voorschriften zowel voor overdracht van
een zodanig goed (1 punt), als voor vestiging van een zodanig
beperkt recht in acht neemt (1 punt). Het eigendomsrecht van de
woning is een zelfstandig en overdraagbaar goed (1 punt). Op
grond van art. 3:98 BW vindt al hetgeen in afdeling 3.4.2 BW
omtrent de overdracht van een goed is bepaald, overeenkomstige
toepassing op de vestiging, de overdracht en de afstand van een
beperkt recht op een zodanig goed (2 punten). Er dient op grond
van art. 3:83 BW sprake te zijn van een overdraagbaar goed. (1
punt)
Gelet op art. 3:84 BW (1 punt) vindt de overdracht onder
voorbehoud van het recht van vruchtgebruik als volgt plaats:
o geldige titel; koop onder voorbehoud van een recht van
vruchtgebruik
/vestigingsovereenkomst; (1 punt)
, o beschikkingsbevoegdheid; Freek is eigenaar van de woning,
terwijl uit de casus niet blijkt dat hij beschikkingsonbevoegd
is; (1 punt)
o levering casu quo vestiging; goederenrechtelijke
overeenkomst (1 punt) + leverings- casu quo
vestigingshandeling. Nu het recht van vruchtgebruik op een
onroerende zaak wordt gevestigd, dient de levering casu
quo vestiging o.g.v. art. 3:89 BW (1 punt) plaats te vinden bij
notariële akte, gevolgd door de inschrijving van die akte in
de openbare registers (1 punt)
Vervolg casus
Freek, die zijn hele leven hard heeft gewerkt, krijgt van iedereen in zijn omgeving
te
horen dat hij meer moet genieten van het leven. Hij besluit een wereldreis te
maken.
Voor de financiering van deze wereldreis verstrekt de HAN-Bank Freek een
geldlening. Tot zekerheid voor de terugbetaling van de lening verkrijgt de HAN-
Bank
het recht van hypotheek op het recht van vruchtgebruik dat ten behoeve van
Freek is gevestigd.
Vraag 2. (5 punten)
Stel dat Freek overlijdt voordat de lening is afgelost. Wat is het gevolg van het
overlijden van Freek voor het hypotheekrecht dat is gevestigd ten behoeve van
de
HAN-Bank?
Motiveer uw antwoord met behulp van relevante wetsartikelen en jurisprudentie.
Op het moment dat Freek overlijdt, eindigt het recht van
vruchtgebruik, zie ook art. 3:203 lid 2 BW (2 punten). Omdat het
recht van vruchtgebruik eindigt, eindigt o.g.v. art. 3:81 lid 2 sub a
BW (2 punten) ook het recht van hypotheek (1 punt).
Vervolg casus
Stel dat Freek vóór zijn overlijden het recht van vruchtgebruik van zijn woning
verkoopt aan zijn goede vriend Hans. In de koopovereenkomst is bepaald dat het
recht van vruchtgebruik eindigt bij het overlijden van Hans. Kort na de overdracht
van het recht van vruchtgebruik overlijdt Freek. Hans is dan nog in leven.
Vraag 3. (7 punten)
Wat is het gevolg van het overlijden van Freek voor het recht van vruchtgebruik?
En geef daarbij aan wat de werking is van de bepaling dat het vruchtgebruik
eindigt
bij het overlijden van Hans
Motiveer uw antwoord met behulp van relevante wetsartikelen en jurisprudentie.
Op grond van art. 3:223 BW (1 punt) kan een vruchtgebruiker zijn
recht overdragen of bezwaren zonder dat daardoor de duur van
het recht gewijzigd wordt (1 punt). Dit betekent dat, ongeacht wat
partijen afspreken, het recht van vruchtgebruik in ieder geval
eindigt op het moment van het overlijden van Freek (2 punten). De
afspraak tussen Freek en Hans dat het vruchtgebruik eindigt bij
het overlijden van Hans is op zichzelf geldig, maar heeft alleen
goederenrechtelijke werking als Freek na Hans zou zijn overleden
, (2 punten). Nu dit niet het geval is, is het recht van vruchtgebruik
op het moment van het overlijden van Freek geëindigd (1 punt).
Vraag 4. (8 punten)
Noem twee verschillen en twee overeenkomsten tussen het recht van
vruchtgebruik
en het recht van erfpacht.
Motiveer uw antwoord met behulp van relevante wetsartikelen en jurisprudentie.
Overeenkomsten:
o Het recht van vruchtgebruik en het recht van erfpacht zijn
beide beperkte rechten (2 punten).
o Het recht van vruchtgebruik en het recht van erfpacht zijn
beide genotsrechten (2 punten).
Verschillen:
o Het recht van vruchtgebruik kan zowel op zaken als op
vermogensrechten worden gevestigd, terwijl het recht van
erfpacht alleen op (onroerende) zaken kan worden gevestigd
(2 punten).
Het recht van vruchtgebruik eindigt in ieder geval bij het
overlijden van de vruchtgebruiker. Dit is bij het recht van erfpacht
niet het geval (2 punten).
Dit is overigens geen limitatieve opsomming, m.a.w. andere
antwoordopties kunnen ook tot volledige punten leiden.
Casus II: Elektrische fiets. (23 punten)
Birgit is dolblij met haar nieuwe elektrische fiets. Helaas wordt haar fiets echter al
snel door een dief gestolen.
Vraag 5. (6 punten)
Welke goederenrechtelijke posities (eigenaar - bezitter - houder) nemen de dief
en
Birgit in ten aanzien van de fiets, direct nadat de diefstal heeft plaatsgevonden?
Motiveer uw antwoord met behulp van relevante wetsartikelen en jurisprudentie.
De dief is (onmiddellijk) bezitter (art. 3:107 e.v.) van de fiets
omdat hij de fiets voor zich zelf houdt en de naar buiten toe
kenbare pretentie van eigendom heeft. (3 punten) Birgit is nog
steeds eigenaar, maar geen bezitter meer, omdat het bezit van de
fiets bij de dief is. De feitelijk macht die nodig is voor bezit
ontbreekt bij Birgit. (3 punten)
Vervolg casus
De dief verkoopt de elektrische fiets aan de tweedehandsfietsenwinkel aan de
Berg
en Dalseweg in Nijmegen.
Marloes heeft een cateringbedrijf. Aangezien ze geen rijbewijs heeft, bedenkt ze
dat
een elektrische fiets voor haar bedrijf een uitkomst zou kunnen zijn om daarmee
de
versbereide maaltijden sneller bij haar klanten te kunnen bezorgen.
In de tweedehandsfietsenwinkel aan de Berg en Dalseweg in Nijmegen koopt
Marloes in het kader van haar bedrijf de elektrische fiets, die een week eerder bij
Birgit is gestolen.
, Na de aankoop fietst Marloes verheugd met haar nieuwe fiets naar het centrum
van
Nijmegen. Ze komt daar prompt Birgit tegen die haar elektrische fiets herkent en
terugvordert.
Vraag 6. (13 punten)
Zal Marloes de elektrische fiets aan Birgit dienen af te geven?
Motiveer uw antwoord met behulp van relevante wetsartikelen en jurisprudentie.
Rechtsvraag: Kan de fiets gerevindiceerd worden of is er sprake
van derdenbescherming? (1 punt)
Uitwerking algemeen en toepassing op de casus:
De dief zal bij de overdracht aan de tweedehandsfietsenwinkel
niet beschikkingsbevoegd zijn geweest. Een rechtsgeldige
overdracht (3:83-84, zie hierna) zal niet tot stand gekomen
kunnen zijn, aangezien deze overdracht kort na de diefstal heeft
plaatsgevonden (zie casus) en de tweedehadsfietsenwinkel
onafhankelijk van het feit of ze te goeder trouw was ten aanzien
van de beschikkingsbevoegdheid van de dief niet zal gelden als
een particulier die in een winkel een consumentkoop heeft gedaan
(zie hierna uitwerking 3:86 lid 1 jo lid 3). (1 punt)
Het gevolg hiervan is dat de tweedehandsfietsenwinkel bij de
overdracht van de elektrische fiets aan Marloes
beschikkingsonbevoegd was.
Aan de overige eisen van overdracht zal wel voldaan zijn:
o er zal conform art. 3:83 sprake zijn van een overdraagbaar
goed;
o er zal sprake zijn van een geldige titel: koop;
o er zal sprake zijn van een geldige levering:
bezitsverschaffing conform 3:90 jo 3:114 met een
verschaffing van de feitelijke macht over de fiets aan
Marloes; (2 punt)
als voldaan wordt aan de eisen van derdenbescherming zal er
evenwel toch sprake zijn van een rechtsgeldige verkrijging.
Allereerst dienen de vereisten die zijn opgenomen in art. 3:86 lid 1
te worden beoordeeld: (1 punt)
o er is sprake van een roerende zaak, niet-registergoed:
elektrische fiets;
o er is sprake van een beschikkingsonbevoegde vervreemder;
de
tweedehandsfietsenwinkel, zie hiervoor – aan de overige
vereisten voor een geldige overdracht dient wel voldaan te
zijn: zie hiervoor
o er is sprake van een levering conform (hier) art. 3:90: zie
hiervoor;
o er is sprake van een overdracht anders dan om niet: kan uit
casus worden afgeleid;
o de verkrijger is te goeder trouw, zoals bedoeld in art. 3:11
(jo 3:87): dit ligt hier voor de hand. (2 punten)
Als aan de eisen van lid 1 voldaan is, dient nog naar art. 3:86 lid 3
te worden
gekeken aangezien er hier sprake is van een situatie die vanuit
een diefstal ontstaan is. (1 punt) De hoofdregel is dat de bestolene
(Birgit) tot drie jaar na de diefstal de tijd heeft om te kunnen
revindiceren. Aangezien de casus aangeeft dat de aankoop kort na