Inleiding recht - P.B. Cliteur en A. Elian
Hoofdstuk 1 - Terreinverkenning
1.1 Een definitie van recht
‘Zonder samenleving is er geen recht, zonder recht geen samenleving denkbaar.’
Schreef Pitlo: De basis van het recht ligt bij de orde voor menselijk samenleven; wat
mensen van elkaar verwachten. Het recht is een geheel van regels of normen dat
een ordening in de maatschappij aanbrengt en een rust creëert door op te komen
tegen gedragingen die niet binnen de regelmaat horen. (vreedzame omgang)
Het recht, met als doel uiterlijk gedrag met ongewenste situaties tot gevolg
voorkomen, onderscheid zich van andere normstelsels zoals de moraal, het fatsoen
en religie doordat recht afwacht tot gedachten daden worden, terwijl in gedachten
moorden ook ethisch onjuist is. Daarnaast zijn sancties typerend voor het recht, en
de onafhankelijke staat die de overtreding van normen afstraft.
Definities van het recht:
- John Austin: (The province of jurisprudence determined) Het recht gaat om
bevelen die worden ondersteund door bedreigingen. Zelf in de
Angelsaksische rechtscultuur (lange tijd o.i.v. Austin) hebben ze deze definitie
verworpen. Hedendaagse rechtsfilosoof Hart geeft aan dat we bij de definitie
van Austin geen onderscheid kunnen maken tussen soorten bevelen, zoals
, die van een rechter of een overvaller, en concludeert hieruit dat het recht niet
ontstaan uit bevelen maar juist volgens een procedure die ondergeschikt is
aan regels. (bevelsysteen)
- Oliver Wendell Holmes (amerikaanse rechtsfilosoof en rechter): Rechter in
het middelpunt omdat die bepaald hoe de regels toegepast worden
(interpretatie van wetten). Deze omschrijving is stukken beter, maar omvat
maar één aspect van het recht: het rechterlijke (als correctie op wetgeleerde
opvattingen over het recht, gebaseerd op de wet) Rechtspraak staat centraal
> rechtsonzekerheid en willekeur > zoals in het engelse ‘rule of law’
- ‘het recht is het geheel aan regels dat de samenleving ordent’: Ook toegepast
op één dimensie: wat te denken van een beslissing van de rechter?
- Hart: ‘Het recht komt tot stand volgens een bepaalde procedure die
onderworpen is aan de regels.
geen bevel > iedereen kan orde oproepen d.m.v. geweld
Kant: in 1787 ‘Noch immer suchen die Juristen eine Definition zu ihrem Begriffe vom
Recht’ > dat is nu nog steeds actueel.
1.2 Enkele onderscheidingen
Geheel van regels of normen dat de samenleving ordent = objectief recht of positief
recht, hiervan moeten we het subjectieve onderscheiden. Subjectief = bepaalde
bevoegdheid (ik heb recht op …) Als je bijvoorbeeld een auto koopt hebben beide
partijen te maken met subjectief recht: ‘recht op het ontvangen van de koopprijs’,
‘recht op het ontvangen van de gekochte zaak’ maar deze subjectieve rechten
ontlenen zich aan het objectieve recht: de wetten die horen bij een
koopovereenkomst. het subjectieve recht brengt het objectieve recht tot leven! Von
Jhering schreef hierover een boek; Von Jhering vind -behalve subjectief recht
afhankelijk van objectief- objectief recht afhankelijk van subjectief recht omdat
wanneer het objectieve recht niet wordt toegepast, onbruikbaar wordt. > Het
opkomen voor je subjectieve rechten levert een bijdrage aan de ontwikkeling van
objectief recht.
Men kan ook een subjectief recht (baas in eigen buik) claimen dat niet is gebaseerd
op objectief recht (maar in dit geval op rationalistisch natuurrecht)
Groot gaat uit van de mens met als principe vreedzame samenleving en leidt hier
beginselen uit: Principes van:
1. mijn en dijn > geen inbreuk maken op het eigendomsrecht van een ander
2. afspraken nakomen
3. schade door schuld moet worden vergoed
4. inbreuken op natuurrecht moeten worden bestraft
Thomas Aquino sprak uit dat je al het recht kunt verdelen in natuurrecht of positief
recht, dit onderscheid leende hij van klassieke auteurs als Aristoteles. Positief recht
geldt omdat het door de staat geldend wordt uitgeroepen. Natuurrecht is onbewust,
,dat van nature geldt; (in Sophocles’ Antigone (442vC) vinden we dit al: ‘En die
ongeschreven wetten zijn van alle tijden en niemand weet waar ze vandaan komen.
Ik voel er weinig voor om ze te overtreden uit vrees voor de wil van een willekeurig
mens om begraven te worden en zo de wraak van goden te riskeren.’) Het idee dat
niet al het recht ethisch gelijkwaardig is zien we nu nog steeds, bijvoorbeeld bij
filosoof Hayek; die zegt dat wij ook bepaalde wetten hebben die een grotere waarde
hebben dan andere voor de cultuurgemeenschap, en die de wetgever als richtsnoer
kan hanteren als het de bestaande wetten tekort schieten (misschien meer
‘cultuurrecht’)
1.3 De Rechtsgebieden
De onderverdeling privaat- en publiekrecht komt uit de Romeinse tijd; Privaat heeft
betrekking op individuen (particuliere belangen, partijen zijn gelijken, initiatief door
burgers) , Publiek op de staat (algemeen belang, partijen zijn geen gelijken, initiatief
tot handhaving) .
In het privaatrecht ontstaan wetten door onderlinge afspraken: als door een
wisselwerking een overeenkomst tussen partijen ontstaat. De wetgever maakt op
een gegeven moment een grondstructuur voor veelgebruikte overeenkomsten: een
wet. (wetgever is terughoudend) > typerend figuur H.J. Hamaker > In de
sociologische rechtsbeschouwing ziet men de wet niet als geschreven voorschriften
(dwang ordening) maar als iets dat voortkomt uit regelmatigheden of sociaal
interactieproces (interactiebenadering of recht als spontane ordening). Wanneer
men naar publiekrecht kijkt, is lastig te verdedigen dat dit uit een wisselwerking komt:
men voelt zich hierin meer aangetrokken tot een bevelstheorie zoals de eerder
genoemde Austin die het recht als geheel van bevelen ziet die d.m.v. dwang door de
soeverein worden gehandhaafd.
Van dwingend recht mogen belanghebbenden niet afwijken, ze mogen dat ook niet
afspreken (geboden, veelvoorkomend bij familie- en personenrecht). Aanvullend of
regelend recht geldt alleen wanneer partijen niets anders overeen zijn gekomen.
Materieel recht is vaak een gebod of verbod, er zit een gevolg aan vast. Formeel of
procesrecht gaat vaak over het regelen van een bepaalde procedure (vaak als, dan). Regels
die betrekking hebben op de inhoud van rechten en plichten, worden regels van materieel
recht genoemd. Regels over de wijze van procederen voor de rechter worden regels van
formeel recht genoemd. Formeel recht wordt ook wel procesrecht genoemd en is voor niet-
rechtsgeleerde vaak moeilijk voor te stellen; je kunt het onderscheiden in; burgerlijk
procesrecht, strafprocesrecht en bestuursprocesrecht.
Rechtsgebieden:
Privaatrecht Publiekrecht
Afspraken mensen onderling Afspraken tussen staat en burger
overeenkomsten tussen contractanten/partijen dwang > straffen
, wederzijdse verplichtingen = verbintenissen
Plichthebber = schuldenaar of debiteur
Rechthebber = eiser of crediteur
Familierecht Staatsrecht
relatie tussen voogd en pupil belangrijkste regels overheidsapparaat
Vermogensrecht Strafrecht
Wel op geld waardeerbaar overheid komt op voor burgers
Huwelijksrecht Bestuursrecht
het huwelijk en alles wat ermee samenhangt bestuurstaak van de overheid
Strafrecht gaat over de gebeurtenissen waarvoor de overheid niet wil wachten
totdat burgers het zelf afhandelen omdat dat niet kan (moord) of omdat er
belangrijke rechten worden overtreden zoals eigendomsrecht. Vaak is er sprake van
een onrechtmatige daad > sanctierecht. Misdrijven zijn erger dan overtredingen,
verder wordt er onderscheid gemaakt tussen opzet (zelf gewild) (doleuze delicten)
en schuld (onvoorzichtigheid).
Staatsrecht bevat de belangrijkste regels van de nationale ordening van het
overheidsapparaat. Voor een deel staan de regels ook in de grondwet of zijn ze een
verlengde daarvan. Regels over koning, ministers, parlement, rechterlijke organisatie
en vrijheidsrechten (van burgers tegenover de overheid zoals vrijheid drukpers of
levensovertuiging). Nederland is een constitutionele monarchie met parlementair
stelsel: de koning staat aan het hoofd, maar is gebonden aan een grondwet. Onze
grondwet komt uit 1814 en kan aangepast worden. Het begrip constitutie is ruimer
dan Grondwet en bevat ook ongeschreven regels, de grondwet gaat alleen om het
geschreven document met de belangrijkste bepalingen van staatsrecht.
Parlementair stelsel betekend dat burger niet direct meebeslissen, maar alleen door
bemiddelaars die ze kiezen.
Nederland is ook een gedecentraliseerde eenheidsstaat: de lagere overheden
hebben ook regelende en bestuurlijke bevoegdheden.
Territoriale decentralisatie wil zeggen dat een lagere overheidsinstelling binnen een
bepaald gebied bevoegd is tot functies. Functionele decentralisatie wil zeggen dat
lagere overheidsinstellingen de bevoegdheid krijgen voor bepaalde belangen.
Bestuursrecht lijkt op staatsrecht. In de klassieke rechtsstaatgedachte vond men
dat elke taak van het bestuur hierin beschreven moest zijn, dat is echter niet meer
realistisch door de omvang van het bestuur. Bestuursrecht omvat wel de regels
m.b.t. overheidsbemoeienis met maatschappelijk leven. Bijvoorbeeld: ruimtelijke
ordening, onderwijs, sociale verzekeringen. Een van de ongeschreven bepalingen bij
bestuursrecht is ‘algemene beginselen van behoorlijk bestuur’ waar men bij het
voorbereiden en nemen van beslissingen altijd rekening mee zou moeten houden.