Inkomstenbelasting
Week 1
Belasting = verplichte afdracht in geld aan de staat in ruil voor niet-rechtstreekse tegenprestatie.
Staat optimaliseert welzijn bevolking via collectieve voorzieningen.
Functies van belastingheffing zijn dan ook de budgettaire functie (geld ophalen) en de instrumentele
functie (stimulans zoals accijns of faciliteiten voor ondernemers).
Beginselen:
- fiscale soevereiniteit staten: heffingsbevoegdheid over economische activiteiten en personen. Band
personen of inkomen en staat.
- Profijtbeginsel (benefit principle): een ieder die profijt heeft van de collectieve goederen en
diensten draagt naar evenredigheid bij aan de financiering (tol).
- Draagkrachtbeginsel (ability to pay principle): bijdrage baseren op draagkracht met als maatstaf
inkomen/winst/vermogen.
Nederlandse belastingwetten hebben wettelijke bescherming. Belasting is een legale vorm van
diefstal, moet dus geheven worden uit kracht van de wet, legaliteitsbeginsel art. 104 GW.
Materieel belastingrecht (IB/VPB/BTW):
- wie moet belasting betalen (subject)
- waarover moet belasting worden betaald (object)
- wanneer moet belasting worden betaald (tijdstip)
- hoeveel belasting moet worden betaald (tarief)
Formeel belastingrecht (AWR, Awb, Inv.):
- hoe wordt de belasting betaald (aanslag- / aangifte)
- wat zijn de rechten en plichten
Wet IB 2001 heeft als heffingsgrondslag het inkomen, de maatstaf voor de draagkracht. Van
toepassing op natuurlijke personen art. 2.1 Wet IB 2001 die in Nederland wonen (en dan voor het
hele wereldinkomen) dan wel NL inkomen genieten. De wet IB maakt gebruikt van het boxenstelsel
art. 2.3 box 1 met belastbaar inkomen uit werk en woning, box 2 met belastbaar inkomen uit
aanmerkelijk belang (5+%) en box 3 met belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. De boxen mag
je niet met elkaar verrekenen. Elke box heeft aparte regels voor heffingsgrondslag, tarief, tijdstip,
verliesverrekening etc.
Box 1: inkomen uit werk en woning art. 3.1, onderverdeeld in winst uit onderneming art. 3.2, loon
art. 3.80, resultaat uit overige werkzaamheden art. 3.90, periodieke uitkeringen en verstrekkingen
art. 3.100 en inkomsten uit eigen woning art. 3.110. Inkomsten uit eigen woning heeft te maken met
renteaftrek, is hier blijven hangen uit vorige stelsel omdat mensen voordeel van eigen koopwoning
niet op willen geven.
Het heeft een progressief tarief art. 2.10 van 37,35% tot 49,5% en hiervan zijn premies
volksverzekeringen 27,65% (AOW 17,90%, ANW 0,1% en Wlz 9,65%) over eerste en tweede schijf.
Tarieven worden steeds lager om competitief te blijven.
Verliesrekening over de jaren.
Box 2: aandeelhouders met ten minste 5% aandelen in BV, is het minder, dan valt het in box 3. Het is
inkomen uit aanmerkelijk belang 4.1 dat wordt belast tegen een tarief van 26,25% art. 2.12, volgend
jaar wordt het 26,9%. Deze is gestegen omdat VPB zou dalen, maar dit is uitgesteld.
,Een inkomen uit aanmerkelijk belang kan reguliere voordelen (winstuitkering) zijn of
vervreemdingsvoordelen.
Verliesverrekening ook hier mogelijk
Box 3: inkomen uit sparen en beleggen art. 5.1. Kijk hier naar forfaitair rendement van 1,789%-5,28%
belast tegen een tarief van 30%. In werkelijkheid is de rente natuurlijk veel lager, waardoor dit meer
geld kan kosten dan het oplevert. Vermogen is bezittingen minus schulden op 1 januari.
Rendementswijziging met ingang van 1 januari 2017, voorheen vast op 4%.
Rangorderegel art. 2.14: Altijd vooraan beginnen en stoppen als je iets vindt wat van toepassing is.
Kan dus niet kiezen voor box 3 als het al in box 1 kan vallen.
Sfeerovergang tussen inkomenscategorieën binnen box en tussen boxen. Er is sprake van een
sfeerovergang op het moment dat door wijziging in feiten en omstandigheden de kwalificatie van
een inkomstenbron veranderd. Bijv. een bron groeit uit van overige werkzaamheden tot
onderneming. Door deze overgang kan de belastingdienst een claim mislopen. Daarom wordt een
sfeerovergang vaak gebruikt als aanknopingspunt voor belastingheffing. Voor overgang wordt dan
belasting geheven volgens de oude sfeer, daarna volgens de nieuwe sfeer. Er kan soms ook gebruik
worden gemaakt van doorschuifmogelijkheden.
Basis bronnentheorie: voordeel kan alleen tot inkomen behoren indien het voortkomt uit bron
van inkomen. Belastingwetgeving is neutraal: het is voor de belastingdienst niet relevant of
iets legaal of illegaal verkregen is.
Het moet wel een bron van inkomen zijn, incidenteel iets verkrijgen uit hobby is dit niet, kwalificatie
als inkomen en een daadwerkelijk voordeel.
Drie algemene cumulatieve eisen: deelname economisch verkeer, voordeel beogen (subjectief) en
voordeel redelijkerwijs te verwachten (objectief). Hebt meer nodig dan intentie an sich, ook actie
hierop nodig.
Nasi en Bami/recepten arrest BNB 1993/203: Kijkt alleen naar laatste twee criteria als voorzienbaar
blijvend verlies wordt gehaald, louter speculatieve transacties of persoonlijke sfeer. Als er duidelijk
economisch verkeer is en winst, dan de andere twee criteria niet zo belangrijk, die zijn dan
veronderstelt.
Medische proeven arrest BNB 1990/329: geld verdient met medische proef, geen voordeel beoogt
of te verwachten. Deelname economisch verkeer is leidend, die handelingen zijn belastbaar, ook al
wordt daarmee geen voordeel beoogd en kan dat niet worden verwacht.
Deelname economisch verkeer: inkomen verwervende activiteiten in maatschappelijk ruilverkeer.
Privésfeer: Uitgaven besparende activiteiten binnen familiesfeer, zoals een schoenmaker die de
schoenen van zijn kinderen repareert is dus niet in economisch verkeer.
Voordeel beogen: financieel voordeel beogen, oogmerk van belastingplichtige (subjectief),
Vriendendienstarrest: geen bron van inkomen indien oogmerk ontbreekt.
Voordeel verwachten: objectieve maatstaven een redelijke verwachting op positief voordeel
(Eventueel in de toekomst).
Dat er een familieband bestaat, neemt niet weg dat er deelname in economisch verkeer kan zijn.
Consul-generaalarrest: geen bron van inkomen als van te voren vaststaat dat de kosten de baten
blijvend zullen overtreffen.
Piramidespelarrest: geen bron van inkomen indien puur speculatief.
Berekenen verschuldigde belasting. Inkomstenbelasting wordt geheven per jaar, aanslagbelasting.
Verschuldigde belasting 2.7:
1. Vaststellen belastbare grondslag (inkomen) per box element objectieve draagkracht
2. Verminderen met persoonsgebonden aftrekposten element subjectieve draagkracht
3. Per box tarief toepassen
,4. De aldus berekende belasting verminderen met heffingskortingen (H.8 en H.10)
Over die ‘eerste schijf’ is door de premieheffingen dus gelijk getrokken met de tweede schijf.
Lijkt simpel, maar door de heffingskortingen wordt het berekenen toch nog heel complex.
Week 2
Belastingplichtigen in de Wet IB 2001: onderscheid tussen subjectieve belastingplicht (wie) en
objectieve belastingplicht (waarover). Het subject zijn natuurlijke personen, voor lichamen geldt de
wet VPB. Hierbij is de belastingplichtige niet altijd de belastingschuldige. Personenvennootschappen
zijn fiscaal transparant. Verder worden er een nadere eisen gesteld als leeftijd, geslacht of
nationaliteit.
Het object van de IB is het inkomen.
Binnenlandse belastingplichtigen zijn natuurlijke personen die in Nederland wonen heffing op
basis van het woonplaatsbeginsel. Het gaat om het wereld inkomen art. 2.3/2.4 en H3-5: geen
territoriale begrenzing. Aftrek pga en verrekening heffingskortingen.
Buitenlandse belastingplichtigen zijn natuurlijke personen die in het buitenland wonen en
Nederlands inkomen genieten heffing op basis van bron- of situsbeginsel. Het gaat om het
Nederlandse inkomen art. 2.3/2.4 en H.7. Geen aftrek pga en geen verrekening heffingskortingen! NL
gaat ervan uit dat die aftrek en kortingen ze al genieten in huis heimat.
, Heffingskorting art. 2.7 toepasselijk voor EU burgers: arbeidskorting en inkomensafhankelijke
combinatiekorting. Nieuw in de wettekst van lid 1 per 2019. Lid 2: tijdsevenredige vermindering voor
emigranten en immigranten, geldt niet bij overlijden.
Non-discriminatiebepaling verdrag Nederland-België.
Internationaal dubbele belasting: ook andere landen hanteren woonplaats- en situsbeginsel.
Mogelijk dubbele belastingheffing over hetzelfde inkomen. Belastingverdrag ter voorkoming dubbele
belastingheffing over het zelfde inkomen. Hiertoe belastingverdragen gesloten, geven
toewijzingsregels heffingsbevoegdheid. Bij afwezigheid Belastingverdrag Besluit voorkoming
dubbele belasting 2001.
Woonplaats: art. 4 Awr, waar iemand woont, wordt naar omstandigheden beoordeeld. Kijk hiervoor
naar centrum van levensbelangen, middelpunt sociale leven en duurzame band persoonlijke aard. De
materiële werkelijkheid is hier doorslaggevend, beoordeeld vanuit Nederlands perspectief.
Woonplaatsficties art. 2.2 Wet IB en art. 4 AWR.
Nederland is het Koninkrijk der Nederlanden (Art. 1 Statuut): Aruba, Curaçao, Sint Maarten,
Nederland en de BES -eilanden. Invulling belastingwetgeving art. 3 lid 3 onder d AWR: Nederland
omvat tevens de exclusieve economische zone van het Koninkrijk voor zover deze grenst aan de
territoriale zee in Nederland = tot 200 zeemijl uit de kust (dus een deel van de Noordzee).
Keuzeregeling t/m 2014: verschillen binnenlandse- en buitenlandse belastingplicht. Art. 2.5 Wet IB,
buitenlandse belastingplichtigen kunnen, onder voorwaarden, kiezen voor behandeling alsof zij
binnenlandse belastingplichtigen zijn. Achtergrond in het EU recht. Voordelig voor de
persoonsgebonden aftrekposten en heffingskortingen. Nadelig doordat dan het hele wereldinkomen
wordt meegerekend en claw-back negatieve inkomsten 8 jaar (lid 3).
Regeling mogelijk nog niet in lijn met EU-recht.
Keuzeregeling vanaf 2015: art. 7.8 Wet IB vervangt art. 2.5 Wet IB. Binnenlands belastingplichtige
geen keuze meer, maar verplicht. Kwalificerende buitenlands belastingplichtige moet hiervoor 90+%
inkomen uit Nederland (delegatiemogelijkheid als minder) Hof 5 dec 2017 NTFR 2017/572:
Nederlander die in Spanje woont, geen Spaans inkomen, wel 60% uit Nederlandse BV;s en 40% uit
Zwitserland. Nederland moet voor 60% aftrek verlenen, nu geen aftrek in Spanje. Wetswijziging lid 6
aangekondigd.
Art. 21bis Uitv.Besl. IB, Inwoner EU/EER/Zwitserland/BES en inkomstenverklaring uit woonland.
Gevolg is belastingplichtig voor NL inkomen (geen wereldinkomen!), negatief inkomen eigen woning,
uitgaven inkomensvoorzieningen. Aftrek PGA en heffingskortingen, voor zover niet in buitenland
genoten. Nu wel in overeenstemming met EU recht?
Wet IB belast de individu art. 2.3, m.u.v. minderjarig kind art. 2.15, inkomen toereken aan ouder met
ouderlijk gezag, behalve winst, loon, row(3.90), p.u. en pga.
Gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en box 3 bij Fiscale partners art. 2.17 Wet IB.
Fiscaal partner art. 5a AWR en 1.2 Wet IB. Spanning individuele belastingheffing en
samenlevingsvorm: gezin een economische eenheid, met draagkrachtverminderende en
draagkrachtvermeerderende factoren. Gemeenschappelijke inkomensbestanddelen art. 2.17 Wet IB
belastingheffing zoveel mogelijk geïndividualiseerd, maar vrije toerekening bepaalde bestanddelen.
Uniform partnerbegrip 5a AWR, basis partnerbegrip voor belastingwetten: gehuwden tenzij verzoek
tot scheiding of scheiding tafel en bed ingediend & niet langer ingeschreven zelfde woonadres.
Ongehuwde meerderjarigen met notariële samenlevingsovereenkomst en ingeschreven op hetzelfde
woonadres in de GBA. Geregistreerde partners zijn gelijkgesteld met gehuwden art. 2 lid 6 AWR.
Je kan slechts 1 partner tegelijkertijd hebben lid 5, oudste verbintenis is beslissend. Voor een deel
kalenderjaar partner, dan ook voor het overige deel mits dan ook op zelfde woonadres ingeschreven
bij GBA (huwelijk) lid 2.