Leerdoelen filosofie
J. De student past theoretische kaders toe bij het maken van ethische afwegingen.
Criteria:
- De student kan het begrip ethiek benoemen, toepassen en omschrijven vanuit:
De plichtenethiek (Kant);
we handelen plichtmatig wanneer we anderen helpen, omdat anderen of
omstandigheden ons daartoe dwingen, omdat we iets van die ander gedaan willen
hebben of omdat het een gewoonte is. We zorgen voor anderen uit eigenbelang, omdat
we aardig gevonden willen worden of omdat we op een erfenis wachten. Handelen we
plichtmatig, dan doen we dat niet uit innerlijke overtuiging of uit vrije wil en dan zijn
onze motieven niet zuiver.
Plichtmatig handelen is iets anders als handelen uit plicht. Kant beantwoord de vraag
hoe we zuivere en onzuivere motieven van elkaar kunnen onderscheiden.
Onzuivere motieven/niet uit vrije wil:
o Aardig gevonden willen worden
o Ertoe gedwongen worden
Bij onzuivere motieven is de zorg een middel tot iets anders, geen doel op
zichzelf.
Uit plicht handelen/uit vrije wil:
o Zorgen uit plichtsbesef dat we voor anderen moeten zorgen
o Vrije wil = zuivere wil > niet wat we wensen of verlangen maar getuigen we van
goede wil en de zorg voor anderen te respecteren.
De gevolgenethiek (utilisme van Mill);
Utilisme is een ethiek die elke handeling beoordeelt op de vraag of het individu ervan
geniet en er geluk door ervaart.
Utiliteitsbeginsel: grootste geluk voor iedereen nastreven (tram)
Eén van de grondleggers van het utilisme
Hedonistisch: geluk gaat samen met genot en het vermijden van pijn, pijn en
genot bepalen ons doen en laten.
Vrijheid
o Negatieve vrijheid: de ruimte die je hebt, tot je wordt belemmerd
(tijdens voetbalspel, je bereikt de zijlijn)
o Positieve vrijheid: vrijheid tot het inzetten van je eigen vermogens, tot
je anderen belemmert (je speelt spel, maar hebt alleen zelf de bal en
speelt niemand aan, hierdoor beperk je geluk van anderen) > heb je
zelf het geluk nog niet bereikt.
Individuele vrijheid leidt tot het grootst mogelijke geluk voor iedereen. Jezelf
niet aanpassen, maar ontplooien. Eigen leven richting geven.
De deugdenethiek (Aristoteles);
Deugd (Aristoteles)
Bij Aristoteles betekent deugt niet ‘braaf’ zijn, maar ‘perfectioneren’ en ‘volmaken’. Iemand
die deugt is iemand die zich verwerkelijkt en zich perfectioneert.
Deugdenethiek
Aristoteles ethiek is een deugdenethiek. Het gaat hierbij om de vraag hoe we een goed,
dus volmaakt, mens kunnen worden.
Om een volmaakt mens te worden, moeten we een voortreffelijk karakter ontwikkelen. Dat
leren we door om te gaan met onze emoties. We kunnen woedend op een vriend worden,
maar het niet uiten. Hierdoor zal de vriendschap overgaan. We kunnen ook zo woedend
worden en het uiten waardoor de vriendschap eveneens over is. De kunst is om in die
situatie de juiste houding te kiezen om onze woede te uiten = De leer van het midden.
Leer van het midden is Aristoteles kern, je moet hier niet kiezen voor het gemiddelde maar
voor het midden waardoor jij het beste presteert. In iedere situatie zullen we het juiste
midden moeten vinden, elke situatie moet je opnieuw bekijken om ons handelen te
bepalen.
Deugdenethiek. Het is makkelijk om kwaad te worden op iemand. Maar kwaad zijn op de
juiste persoon, juiste mate, juiste reden, juiste manier is niet makkelijk. Geluk is het
hoogste doel van het menselijke bestaan.
Deugdenethiek & sociaal werk
Wat betekent het om een goede zorgverlener zijn. Tegen alle protocollen. Kwaliteit zorg
begint met kwaliteit van degene die het werk doen.
De humanistische ethiek (Fromm);
Mens als maatstaf van goed en kwaad > bepaalt zelf normen en waarden.
Liefdevol verhouden tot mens en natuur.
, Niet de samenleving opvolgen, maar zodra je merkt dat je iets doet wat niet goed is (eigen
maatstaf voor goed en kwaad), ermee stoppen.
De zorgethiek
- De student beschrijft en legt uit hoe het begrip zorgethiek kan worden verbonden
met de existentie filosofie van Heidegger en Levinas en de presentiebenadering
(Baart).
Existentie filosofie = ik sta er alleen voor, we kiezen ons bestaan
Heidegger:
Dasein = Erzijn > openheid waarmee de mens in de wereld staat. Het wezen van de mens
ligt niet vast. = Mitsein: je verhoudt je altijd tot anderen. Je kunt je niet aan de
samenleving onttrekken.
Eigenlijk (samen dingen doen) en oneigenlijk (mensen dingen uit handen nemen)
Zorg voor dingen (kapotte pc)= bezorgen
Zorg voor anderen (zieke huisgenoot)= voorzorg . Verantwoordelijk voor de ander
Zorgfabriek niet de goede manier. Gelatenheid, we moeten inzien dat we ja en nee kunnen
zeggen tegen de techniek. Regels, protocollen en technieken mogen het niet overnemen,
maar moeten als middel gebruikt worden. Mens is het doel.
we moeten inzien (gelatenheid) dat we nee zeggen tegen regels en wetten.
Levinas:
je onderscheidt je van de Ander, we moeten niet hetzelfde willen zijn. Ieder mens is
anders.
De relatie tot de Ander centraal
Het Zelfde (alles willen verklaren en beheersen)
De Ander is anoniem
Het spoor van God in het Gelaat van de Ander
Ethiek is de grond van alles (wat is goed en wat is fout, wat moet ik doen en wat niet?)
Ik ben verantwoordelijk voor het lot van de ander, en ik meer dan alle anderen
De ontmoeting met ‘de Ander’ maakt ons verantwoordelijk en is de grond van mens-
zijn en van ethiek. Gerechtigheid vanuit gelaat van de Ander, NIET vanuit regels en
wetten (dus niet zoals Kant die regels en wetten hanteert). We moeten hulpverlenen
omdat we de Ander ontmoeten.
Ontmoeten is zijn woord > ont-moeten > als je om 8u een afspraak hebt en je moet
hulpverlenen aan iemand onderweg is dat misschien omdat je juist moet ont-moeten =
niet moeten.
Levinas: de problematiek van de beul
Wetten en regels maken dat we zo cru als een beul omgaan men anderen. Door die
wetten en regels kunnen we een beul zijn voor anderen (20 patiënten, jij bent de
nummer 21)
Gelaat van de Ander: wat zie jij als je een ander ziet, wat de uitstraling zegt over wat
je ziet als je de ander ziet. (arm kindje)
Presentiebenadering:
Presentietheorie
Biedt algemene structuren van het er-zijn-voor-de-ander in de dagelijkse praktijk van
het sociaal werk
Kern: aandacht voor de ander (denken aan iemand en niet over iemand)
Zoekt aansluiting bij de leefwereld van de cliënt/patiënt.
Presentiebenadering
Vereist een levenshouding van aandacht
Presentie als methodiek wordt gekenmerkt door een open houding waarin alles
mogelijk is.
De beoefenaar is geduldig en sluit zich aan bij het ritme van de ander
Vereist een levenshouding van aandacht > presentie als methodiek wordt gekenmerkt door
een open houding waarin alles mogelijk is, geduldig, sluit zich aan bij het ritme van de
ander.
Present zijn betekent niet aan alle eisen en vragen van een cliënt voldoen. Als een cliënt
vraagt of je op de koffie komt, en je gaat niet ben je niet gelijk niet present. Maar als je de
dag nadien geïnteresseerd vraagt hoe het was, ben je ook present.