Samenvatting
Criminele carrières - problemen
1 Seriemoordenaar
Leerdoelen:
1. Hoe kan de criminele carrière worden verklaard?
Extreme haat aan vrouwen
Negatief zelfbeeld door afwijzing/radeloosheid/wanhoop/onmacht factoren van
buitenaf.
Moord is een middel van voldoening/seksuele opwinding; absolute macht over iemand
anders.
Restorative psychology: moorden heeft een herstellende werking; tevredenhied, kalm
en relaxed.
2. Hoe wordt het ontstaan/de ontwikkeling verklaard?
Vanaf geboorte stoornissen in impulsbeheersing, ontregeling neurotransmitters,
slecht cognitief en psychosociaal functioneren.
Jeugd fysiek en seksueel misbruikt als kind, psychische stoornissen, stereotype
agressief speelpatroon, verlegen en eenzaam, afgewezen door ouders.
Gemiddelde jeugd en beginnende adolescentie relaties met peers; loner; onaangepast
gedrag; escapisme (isoleren van probleem); conceptualiseren van de dood en
ontwikkelen seksuele fantasieën.
Adolescentie & jongvolwassen sadistische en seksuele fantasieën gebaseerd op echte
gebeurtenissen of experimenten; hierna realistische situaties voorbereiden. CC begint
hier met een aanval die kan uitlopen tot brandstichting, verkrachting en moord. Ze gaan
zich machtig voelen omdat ze hiermee wegkomen; fantasieën worden werkelijkheid en
wordt een ritueel.
Volwassenheid geen relatie; zo ver achter dat ze niet meer kunnen integreren.
Fantasieën en dagdromen om afwezige sociale en seksuele relaties te compenseren;
vertekende waarnemingen leiden tot agressieve fantasie (scripts of violence) moord
door de nood (kracht van binnenuit/verlagen)
3. Welke theorieën worden gebruikt?
Meer aandacht voor micro- en macro-analyses als combinatie en meer socio-culturele
benadering voor dit fenomeen. Bestuderen vanuit context van onze eigen klinische en culturele
omgeving.
Neurologische concepten agressie: impulsief en roofzuchtend; testosteron,
serotonine; meer prikkels nodig.
Psychologische theorieën:
Psychodynamische theorieën: moorden vanuit zelfhaat, niet emotioneel dood
maar dit laat hem normaal voelen (seksueel sadisme, intense fantasie en
compulsie om die fantasie uit te voeren)
Cognitieve vervormingen: zien de wereld als vijandig en willen niet op een
normale manier interacteren met anderen (narsistisch/isolatie/zelfgericht).
Socioculturele theorieën:
Trauma controle model (Hickey): biologische, ontwikkelings, demografische en
familiefactoren waaronder trauma’s die hebben bijgedragen aan criminaliteit.
, Subculturele theorie (Wolfgang): blootstelling aan gewelddadige invloeden in de
subcultuur kan de gedachten en overgangen van gedachtes naar gedragingen
faciliteren.
Routine activiteiten theorie (Cohen & Felson): aanwezigheid geschikt doelwit,
afwezigheid toezicht en gemotiveerde dader.
4. Welke methoden van onderzoek worden gebruikt?
Secundaire bronnen: dagboeken, manifesten, blogs, officiële documenten van overheid,
openbare documenten, accounts van overlevenden, getuigen of familie, nieuwsberichten of werk
van andere onderzoekers.
5. Hoe te stoppen/keren?
Stoppen pas als ze dood of aangehouden zijn.
6. Verhouding met andere criminele carrières?
Definities:
Massamoord = aantal moorden die gebeuren tijdens hetzelfde incident, geen te
onderscheiden tijd tussen de moorden.
Spree killing = twee of meer slachtoffers, moord vindt plaats op twee of meer locaties, vlak
na elkaar, zonder “cooling-off”-periode.
Serial killing = mensen die of alleen, of in samenwerking met anderen, op zijn minst drie
mensen over een periode van tijd met een “cooling-off” period hebben vermoord met
voorbedachte rade.
Vervormde beeld van de media (kwade en psychopathische moordenaar) draagt bij aan de publieke
angst moral panics.
Soorten seriemoordenaars:
Detiz-typologie:
a) Psychopathische seksuele sadist/hedonistische: moord wegens plezier en seksuele
behoeften.
b) Crime spree killers: één of meer ‘uitstapjes’ voor moorden, geassocieerd met andere
delicten. Komt door het streven naar macht en autoriteit.
c) Georganiseerde criminaliteitsfunctionarissen/comfort-orient seriemoordenaar: hit
men/ingehuurd om te moorden voor financieel gewin/utilitaristische doeleinden.
d) Custodial killers: vermoorden kwetsbare slachtoffers die onder hun toezicht staan.
e) Psychotische moordenaar/visionaire seriemoordenaar: psychotische of ideologische missie
waarbij ze de wereld willen verlossen van ongewenste problemen (door waanbeelden)
Holmes typologie:
a) Ruimtelijke mobiliteit-moordenaar: geografische stabiele vs. geografische transient
moordenaars.
b) Missie seriemoordenaar: moorden vanwege religieuze of politieke doeleinden om bepaalde
groepen mensen uit te roeien.
c) Macht/controle seriemoordenaar: voelt zich machtig en in controle, domineert slachtoffers
en gaat om seksueel genot.
Sewall typologie:
a) Daders met een achterstandspositie: daders die hun leven lang aan criminele activiteiten
doen moord als gevolg van seksuele afwijzing.
Karakteristieken seriemoordenaars:
Blanke man tussen 20-40 jaar oud
Opereert alleen
Intelligent en charmant
Geen strafblad
, Intensiteit en energie aan plannen/uitvoeren van de moorden, meer ervaring en meer
vaardigheden.
2
Georganiseerde misdaad
Leerdoelen:
1. Hoe kan de criminele carrière worden verklaard?
Kansenstructuur, slechte leefsituatie (life-events)
2. Hoe wordt het ontstaan/ontwikkeling verklaard?
Later beginnen vanwege levenssituaties zoals schulden of bankroet.
3. Welke theorieën gebruikt?
Levenslooptheorieën niet voldoende; social opportunity is van belang.
Social opportunity structure (Kleemans & De Poot): sociale banden zorgen voor toegang
tot criminele kansen. Specifieke skills, kansen en contacten verkregen later in het leven
(werk of vrije tijd) kunnen kansne geven om te wisselen van legaal naar illegaal.
Punctuated situationally dependent theory of offending/middle ground theory
(Piquero & Benson): stoppen met criminaliteit wanneer ze ouder worden en gaan hun
conventionele carrière achterna, maar beginnen weer met criminaliteit wanneer ze
ouder zijn; komt door externe factoren (persoonlijke of beroepscrisis). Door de kansen
die ze krijgen zijn ze bereid tijd en moeite te investeren om grotere winst te krijgen.
4. Welke methoden van onderzoek?
Politiedossiers en juridische documenten, interviews (kwalitatief én kwantitatief)
5. Hoe te stoppen of te keren?
6. Hoe verhouden tot andere CC?
Psychisch (individueel vroeg) vs. omgeving (groep later)
Karakteristieken:
Daders tussen 30-39 jaar oud; life-events hebben geen invloed.
Focus op verkrijgen van illegale profijten.
Intelligentie en specifieke organisatievaardigheden vereist.
Sociale kansenstructuur (=sociale banden geven toegang tot criminele kansen)
a) Sociale relaties/banden en vertrouwen zijn sterk van belang.
b) Transnationale karakter van criminele activiteiten
c) Misdaden zijn logistiek gezien complexer (expertise belangrijk)
Sociale sneeuwbal-effect = mensen komen in aanraking met georganiseerde criminaliteit door
sociale relaties en onafhankelijkheid van bronnen van anderen mensen; kiezen eigen manieren,
nieuwe associaties (…)
4 groepen daders met hun eigen traject (Moffitt):
1. Early starters = piek in adolescentie, daarna een afname. De meeste ervaren groep met
meeste justitiële contacten
2. Persisters = beginnen hun carrière vroeg en gaan hier tot laat in de volwassenheid mee door.
Pieken in 30’er jaren en vallen op omdat ze lang actief zijn, na 35 een afname.
3. Adult onset offenders = starten criminele carrière niet tot hun volwassenheid; starten vanaf
18, gemiddelde van 29 en piek op hun 40 ste.