100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting van de leerdoelen Immunologie TLSC-IMM3V-13 VL €6,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting van de leerdoelen Immunologie TLSC-IMM3V-13 VL

3 beoordelingen
 11 keer verkocht

Samenvatting van de leerdoelen immunologie . Alle leerdoelen staan in dit document beschreven. De leerdoelen zijn beschreven aan de hand van de ppt's, hoorcolleges en het boek The Immune System van Parham (4e editie).

Laatste update van het document: 4 jaar geleden

Voorbeeld 5 van de 45  pagina's

  • Ja
  • 20 december 2020
  • 26 december 2020
  • 45
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (7)

3  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: nadiaazdad • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: 123Anne321 • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: jillkessen • 4 jaar geleden

avatar-seller
ekobeii
Leerdoelen Immunologie 2020_TLSC-IMM3V-13_2_V 2020-2021
Thema 1: Inleiding immunologie
Immunologie is de biologische wetenschap die onderzoek doet naar de fysiologische mechanismen
van het immuunsysteem in de afweer tegen binnengedrongen lichaamsvreemde organismen, cellen
of stoffen.

- Beschrijven waartegen het immuunsysteem ons beschermt.
Het immuunsysteem is het complex verdedigingssysteem bestaande uit cellen en oplosbare
moleculen die nauw samenwerken om binnengedrongen organismen en lichaamsvreemde
cellen/stoffen te weren. Het immuunsysteem beschermt ons tegen verschillende pathogenen zoals:
bacteriën, virussen, schimmels en parasieten.

- Een definitie geven van een commensaal en een pathogeen.
Commensaal: onschadelijke bacteriën die helpen bij het immuunsysteem (bv: microbiota in de
darm). Pathogeen: ziekteverwekkende organismes. Extracellulaire pathogenen: zijn micro-
organismen die de gastheer infecteren en veelal overleven buiten gastheercellen in de weefsels of
bloed. Intracellulaire pathogenen: zijn micro-organismen die de gastheer infecteren en veelal
overleven in het cytoplasma van de gastheercellen. Opportunistische pathogeen: een
opportunistische pathogeen is een gewoon micro-organisme dat in staat is om het humane lichaam
te koloniseren, maar die alleen ziekte veroorzaakt wanneer de afweer verzwakt is, of wanneer dit
micro-organisme op de “verkeerde” plek in het lichaam terecht komt.

3 manieren van schade aan de gastheercel:
- Exotoxine: toxine wat wordt uitgescheiden door een pathogeen bv: cholera.
- Endotoxine: toxine in de celwand van de pathogeen (LPS).
- Direct cytopathisch effect: nadelige verandering aan de cel.

- Beschrijven wat de functie en kenmerken van de eerste, tweede en derde linie van
immunologische afweer zijn. Hierbij ook beschrijven wat hun onderlinge samenhang is.
1st afweer linie: natuurlijke barrières (aangeboren afweer, aspecifiek). Afweerfactoren: mechanisch,
chemisch en microbiologisch.
2e afweer linie: sommige celtypen en oplosbare moleculen van het immuunsysteem (aangeboren
afweer, aspecifiek) en eiwitten van het complement systeem.
3e afweer linie: T- en B-lymfocyten van het immuunsysteem (adaptieve, specifieke afweer).

- Specifieke voorbeelden geven van mechanische, chemische en microbiologische barrières die
bijdragen aan de verdediging tegen infecties en kort uitleggen hoe dit werkt.
Mechanisch: epitheel cellen m.b.v. tight junctions, luchtstroom, en beweging van cilia en mucus.
Microbiologisch: normale microbiota.
Chemisch: zuren (maagzuur), lactoferrine (traanvocht, moedermelk), lysozym (traanvocht, speeksel)
en antimicrobiële peptiden (o.a. darmwand- en huidepitheelcellen en fagocyten).

Voorbeelden chemische factoren
1. Zuren: maagzuur, lage pH huid → remt bacterie groei (bacteriostatisch) of doodt bacteriën
(bactericide.
2. Lactoferrine bindt aan Fe2+ en remt deze stof waardoor ook het metabolisme van bacteriën wordt
geremd. Hierdoor kan de bacterie slecht of niet groeien waardoor de infectie teniet wordt gedaan.
3. Lysozym: in traanvocht, speeksel, transpiratievocht → afbraak peptidoglycanen in bacterie
celwand, doodt bacteriën (bactericide).


1

,4. Antimicrobiële peptiden b.v. defensinen: geproduceerd door o.a. darmwand- en
huidepitheelcellen en fagocyten. Zeer kleine positief geladen eiwitten (35-40 az). Maken poriën in
bacterieel membraan (bactericide).

Defensines = zijn antimicrobiële peptiden die betrokken zijn bij de aangeboren afweer (innate) van
het menselijk lichaam (immuunsysteem). Worden geproduceerd door o.a. darmwand-en
huidepitheelcellen en fagocyten, zijn zeer kleine positief geladen eiwitten (35-40 az).
Functie: maken poriën in bacterieel membraan (bactericide).

- De vier karakteristieke eigenschappen noemen van de innate (aangeboren) en adaptieve
(verworven) immuunrespons.
Aangeboren afweer (innate): de basale afweer mechanismen is al bij de geboorte aanwezig. De
afweer is snel en onmiddellijk beschikbaar/biologisch actief. Het is weinig pathogeen-specifiek ofwel
“aspecifieke afweer”. Er is geen opbouw van immunologisch geheugen → afweerreactie is constant.
Voorbeeld betrokken cellen innate: macrofagen, neutrofielen, NK-cellen, etc.

Verworven afweer (adaptive): de afweer ontwikkelt zich na contact met een pathogeen. Komt
relatief traag op gang en is zeer pathogeen specifiek. Er ontstaat opbouw van immunologisch
geheugen waardoor de afweerreactie wordt verbetert, na elke infectie. Voorbeeld betrokken cellen
adaptief: T- en B-cellen en hun effectorcellen.

Het innate en adaptieve afweer werken samen. Het innate immuunsysteem moet het adaptieve aan
schakelen, dus wanneer het innate systeem afwezig is kan het adaptieve systeem niet aangezet
worden. Wanneer het adaptieve systeem niet werkt, kan de infectie worden bestreden maar niet
volledig, mensen met een verzwakte adaptieve immuunsysteem hebben o.a. last van
schimmelinfecties.

Samenwerken: innate fagocyt (bv. macrofaag) presenteert antigeen aan naïve T-cel, wordt daardoor
geactiveerd. Of: plasma cel produceert antistoffen die antigeen opsoniseert, het antigeen wordt
herkent en gefagocyteerd.

- Opsommen welke verschillende cellen onderdeel uitmaken van het immuunsysteem en
beschrijven wat hun eigenschappen en functie is.
2e linie van afweer (innate afweer):
Mestcellen: mestcellen liggen om je bloedvaten heen door je hele lichaam. Deze cellen zijn
monomorf en kunnen niet fagocyteren. Ze hebben een receptor voor IgE, als ze daaraan binden dan
laten ze hun granula vrij wat bestaat uit histamine en exotoxine.

Granulocyten (Basofielen, Eosinofielen en Neutrofielen)
Basofielen: een basofiel lijkt veel op een mestcel, al is deze cel weinig aanwezig in het lichaam en
zitten ze in de bloedbaan. Betrokken bij: allergische reacties en parasitaire infecties.
Eosinofielen: een eosinofiel kan fagocyteren en dragen enzymen in hun granula die parasieten
kunnen doden. Betrokken bij: allergische reacties en parasitaire infecties.
Neutrofielen (polymorfonucleaire fagocyt): de neutrofielen zijn massaal aanwezig in de bloedbaan
en zijn zeer belangrijk omdat ze kunnen fagocyteren.

Mononucleaire fagocyten:
Monocyt: monocyten kunnen differentiëren naar een macrofaag of een dendritische cel. Beide
cellen kunnen fagocyteren en APC (antigeen presenterende cel) cellen worden. De dendritische cel
kan het adaptieve immuunsysteem activeren, dit kan een macrofaag niet. Wel kunnen beide cellen



2

,cytokinen uitscheiden. Dendritische cellen vormen de verbinding tussen het innate immuunsysteem
en het adaptieve immuunsysteem, macrofagen en B-cellen.

NK cel: herkennen en doden van een tumorcel, verouderde cel of een virus geïnfecteerde cel. Doodt
de geïnfecteerde cel door uitscheiding van enzymen, de cel gaat vervolgens in apoptose
(geprogrammeerde celdood).

3e linie van afweer (adaptieve afweer):
T-lymfocyten: differentiëren na activatie door een antigeen naar effector T- lymfocyten. T-helper-
lymfocyten regisseren de immuunrespons en geven hulp aan B-cellen voor het aanmaken van
antistoffen. T-cytotoxische-lymfocyten doden virus geïnfecteerde cellen of tumorcellen.

B- lymfocyten: differentiëren na activatie door antigeen naar plasmacel. Plasmacellen produceren
grote hoeveelheden antistoffen en produceren cytokinen voor communicatie met T-lymfocyten.

- Een beschrijving geven hoe de cellen van het immuunsysteem gevormd worden en hoe de
indeling in de verschillende lijnen (lymfoid, myeloid, megakaryocyte en erythroid) opgebouwd is.




Haematopoiese = de multipotente stamcel in het rode beenmerg kan differentiëren naar rode
bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. Van deze multipotente stamcel zijn er 3
ontwikkellijnen. De 3 lijnen zijn: de myloidelijn, lymfoidelijn en de erythroidelijn.

De gemeenschappelijke lymfoïde voorlopercellen verdeelt en differentieert om B-cellen (geel), T-
cellen (blauw) en NK-cellen (paars) te geven. Bij activering door infectie, delen B-cellen zich en
differentiëren tot plasmacellen, terwijl T-cellen differentiëren tot verschillende typen effector-T-
cellen.

De myeloïde voorlopercellen delen en differentiëren om ten minste zeven celtypen te produceren.
Dit zijn: de drie soorten granulocyten- de neutrofiel, de eosinofiel en de basofiel. De mestcel (4), die
zijn intrek neemt in bindweefsel en slijmvlies. En in weefsels; de circulerende monocyt (5), die
aanleiding geeft tot de macrofagen (6) die in weefsels verblijven; en de dendritische cel (7). Het
woord myeloïde betekent ‘van het beenmerg.’ MDP, macrofaag en dendritische celprecursor.


- Globaal de functie en het mechanisme van fagocytose beschrijven.
Fagocytose: proces waarmee fagocyten microorganismen fagocyteren (“opeten”).
*Hierover staat meer beschreven in thema 3.

3

,- De locatie en functie van primair en secundair lymfeweefsel beschrijven.
Primair lymfeweefsel: het centrale lymfeweefsel: beenmerg en de thymus.
Secundair lymfeweefsel: het perifere lymfeweefsel. Neus amandelen (adenoiden), keel amandelen
(tonsillen), milt (Spleen), lymfeknopen nabij; darm (GALT, Peyerse platen), lies, oksel, hals en long
(BALT). En voor de rest het beenmerg en de MALT
(Mucosa Associated Lymfoïd Tissue).

- De opbouw en functie van een lymfknoop
beschrijven en dit illustreren met een schematische
tekening.
B en T cellen liggen vooral in de lymfeknopen in het
lichaam, vanuit de bloedbaan worden deze cellen
afgegeven aan de lymfeknoop. Meeste T- lymfo’s
worden gemaakt in de paracortex (2), en de meeste
B- lymfo’s worden gemaakt in de cortex (1).

1 Cortex, 2 Paracortex, 3 Medulla, 4 Arterie (aanvoer
T- en B-lymfocyten), 5 Vene (afvoer (effector) T- en
B-lymfocyten), 6 Afferente (aanvoerende) lymfevat en 7 Efferente
(afvoerende) lymfevat.

1. T- en B-lymfocyten bereiken de lymfeknoop via bloedarterie.
2. T- en B-lymfocyten verlaten lymfeknoop via de bloedvene óf via de
efferente lymfevaten die uitmonden in de vena subclavia sinistra van het
hart.
3. Recirculatie stopt wanneer een lymfocyt in de lymfeknoop een
pathogeen herkent.

Herkenning pathogeen door lymfocyt? JA: activatie lymfocyt en
differentiatie naar effector lymfocyt. NEE: lymfocyt verlaat de lymfeknoop via efferente lymfevaten.

- Uitleggen wat de rol is van antigeen presenterende cellen (APCs) en in het bijzonder dendritische
cellen (DCs) bij het verbinden van het innate met het adaptief immuunsysteem.
In de paracortex (T-cel gebied) vindt antigeen presentatie plaats. Een antigeen presenterende cel
(APC) heeft eerst in de periferie een pathogeen gefagocyteerd en gaat hiermee naar de lymfeknoop.
APC breekt pathogeen af en presenteert kleine fragmenten aan een rijpe T-lymfocyt. De T-lymfocyt
kan vervolgens geactiveerd worden.




4

, Thema 2: Aangeboren immuniteit - Complement systeem
- Uitleggen wat de rol en functie van het complement systeem is en het basisprincipe van
complementactivatie uitleggen.
Het complement systeem bestaat uit meer dan 30 oplosbare eiwitten, die als pro-enzymen (=
zymogeen → niet-actief eiwit) voorkomen in bloed, lymfe en weefsels. Continue productie in de
lever o.i.v. cytokine IL-6. Er zijn veel verschillende functies van het complement systeem waaronder:
1. Direct doden van micro-organismen (lysis) door vorming MAC.
2. Aantrekken van fagocyten door chemotaxis.
3. Opsonisatie van micro-organismen, waardoor betere fagocytose door fagocyten.
4. Cellulaire activatie (van mestcellen en fagocyten).
5. Stimuleren van de ontstekingsreacties (o.a. vaatverwijding).
6. Opruimen van immuuncomplexen (= complex van antigeen-antilichaam).

Activatie: via enzymatische cascade, een inactief complement eiwit → splitst in een actief Ca en Cb
eiwit → splitst het volgende inactieve complement eiwit etc.

Oplosbare moleculen van het innate immuunsysteem in weefsels en bloed:
- Antimicrobiële eiwitten en enzymen
- Eiwitten van het complement systeem
- Cytokinen geproduceerd door immuun- en/of weefselcellen

- Het belangrijkste complement eiwit noemen en uitleggen wat de functie er van is.
Het complementsysteem bestaat uit negen belangrijke eiwitten (C1 t/m C9) die weer geholpen
worden door andere eiwitten. De belangrijkste zijn C3 (C3a en C3b → opsonisatie) en C4 (C4 klieft in
C4a + C4b) en C1 (→ geactiveerd C1 activeert C4).

De drie verschillende routes van het complementsysteem noemen en uitleggen wat de verschillen
en overeenkomsten zijn tussen deze routes.
Alternatieve route: activator → aanwezigheid pathogeen → C3b bindt direct pathogeen oppervlak.
C3-convertase → C3bBb & C5-convertase → C3bBb3b.
Lectine route: activator → pathogeen met mannose suiker groepen → Mannanbinding lectin (MBL)
bindt mannose op pathogeen oppervlak. C3-convertase → C4b2a & C5-convertase → C4b2a3b.
Klassieke route: activator → aanwezigheid immuuncomplexen (IgG & IgM) → C-reactive protein of
antistoffen binden pathogeen. Dit complex activeert C1. C3-convertase → C4b2a & C5-convertase →
C4b2a3b.

- Het verloop van de drie routes van het complementsysteem tot aan het MAC beschrijven en
tekenen.
- (1) Alternatieve route: spontane hydrolyse van C3 in het bloed leidt tot vorming C3a en C3b. C3b
bindt bacterie (opsonisatie) → vergemakkelijkt fagocytose door fagocyt. Binding van C3b aan het
pathogeen oppervlak → C3b bindt factor B →
factor D bindt en klieft factor B in Bb + Ba → het
eiwitcomplex C3bBb wordt gevormd op het
pathogene oppervlak. Eiwitcomplex van C3b + Bb
vormt het protease C3bBb = C3-convertase.




5

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ekobeii. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 69052 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€6,99  11x  verkocht
  • (3)
In winkelwagen
Toegevoegd