Maatstaf van heffing
Art. 1 OB: iets is pas belastbaar als het ‘onder bezwarende titel gebeurt’. Dat betekent dat je
het tegen vergoeding doet. Niet alle betalingen die je ontvangt zijn echter automatisch
vergoedingen voor een prestatie in de zin van de omzetbelasting. HvJ Tolsma illustreert dit.
Daarin stond een orgeldraaier in de winkelstraat. In zijn bakje werd geld gedaan door
voorbijgangers. Zelf dacht Tolsma hierover geen btw te hoeven betalen, maar de
belastingdienst dacht van wel. Het standpunt van de belastingdienst was namelijk dat
Tolsma een ondernemer is die geld krijgt voor zijn muziek. Het HvJ heeft bepaald dat hier
geen sprake was van een prestatie onder bezwarende titel omdat er geen rechtsbetrekking
was tussen Tolsma en de voorbijganger die geld geeft. Tolsma kon niet tegen iemand zeggen
van ‘joh, jij staat 5 minuten te luisteren, geef mij €0,50.’ Er was geen verband tussen de
betaling en de prestatie.
Town & County Factors had bedacht dat voor mensen die hun spelletje winnen een
ereschuld werd afgesproken, een niet rechtens afdwingbare prestatie/vergoeding. In HvJ
Town & County Factors is toen bepaald dat de vergoeding moet zijn bedongen. De
vergoeding hoeft niet zozeer rechtens afdwingbaar te zijn. Een ereschuld afspreken is net zo
goed een bedongen vergoeding.
‘Onder bezwarende titel’ wordt in de richtlijn neergezet als ‘tegen vergoeding’. Dat begrip
vergoeding wordt in art. 8 ook gebruikt voor de heffingsmaatstaf. De maatstaf is ‘het totale
bedrag’. in de wet OB gaat het dan om het totale bedrag dat in rekening wordt gebracht
terwijl in de richtlijn wordt gesproken over het totale bedrag dat de ondernemer ontvangt of
moet ontvangen voor zijn prestaties. Je kan je dan afvragen wat er gebeurt als er meer
wordt ontvangen dan dat er in rekening wordt gebracht.
Wordt er minder ontvangen dan in rekening is gebracht, dan wordt de vergoeding daardoor
(initieel) niet verlaagd; vergoeding blijft even hoog dus maatstaf van heffing blijft hetzelfde.
De presterende ondernemer kan de reeds voldane btw terugvragen o.g.v. art. 29 Wet OB.
Als er meer wordt ontvangen dan in rekening is gebracht, dan is het meerdere de maatstaf
van heffing
In HR 23 november 1994 is bepaald dat fooi geen onderdeel is van de vergoeding.
Er is wel een rechtstreeks verband, maar het is niet bedongen. Zie in gelijke zin het
beleidsbesluit van de Staatssecretaris (goedkeuring dat fooien buiten de heffingsmaatstaf
mogen blijven).
HvJ Naturally Yours
Een vergoeding kan ook in natura worden betaald. Dit was aan de orde in HvJ Naturally
Yours. Naturally Yours was een bedrijf dat cosmetica verkocht. Dat gebeurde echter niet via
detailhandel, maar via gastvrouwen die feestjes bij mensen thuis organiseerden. De
verkoper (Naturally Yours) wilde de beautyconsultants die de feestjes moesten organiseren
stimuleren door ze bij het succesvol organiseren van een feestje de mogelijkheid aan te
bieden om een pot crème te kopen voor £1,5 i.p.v. voor £10,14.
De vraag is nu: als een beautyconsultant succesvol een feestje organiseert en dan een pot
crème koopt voor £1,5, wat wordt er dan door Naturally Yours ontvangen? Dat is namelijk
relevant om de maatstaf van heffing te bepalen. Het HvJ zegt hierover het volgende. Een
deel van wat Naturally Yours ontvangt is de £1,5 in cash, maar het overige deel is in natura.
, Normaal zou je €10,14 ontvangen, maar in plaats van het verschil tussen de normale prijs en
de ontvangen vergoeding (£10,14 -/- £1,50) ontvang je nu een dienst. Dat is namelijk het
succesvol organiseren van een feestje. Je ontvangt dus niet alleen die cash, maar ook een
soort reclamedienst. Het HvJ zegt dat (£10,14 -/- £1,50) £8,64 kennelijk de waarde is van de
dienst van het succesvol organiseren van een feestje (je moet de heffingsmaatstaf kunnen
waarderen op geld). Dat hoort daarom ook tot de maatstaf van heffing. Totaal wordt er dus
nog steeds £10,14 ontvangen. Dat is dan ook de heffingsmaatstaf. Dit is een voorbeeld van
een vergoeding die deels in natura en deels in cash wordt ontvangen.
HvJ Empire Stores
Er zijn ook situaties waar alleen maar sprake is van een vergoeding in natura. Empire Stores
is een postorderbedrijf. Het bedrijf had een catalogus en stuurde die naar verschillende
mensen toe. In dit geval kreeg men een gratis geschenk bij een lidmaatschap. Dit was het
geval als iemand zelf lid werd, maar ook als iemand een nieuw lid aanbracht. Dat cadeautje
werd dus weggegeven en de vraag was dus wat hier nu voor vergoeding tegenover stond.
Empire Stores zei zelf dat het in casu ging om geschenken van geringe waarde als bedoeld in
art. 3 lid 8 OB. Het HvJ heeft echter geoordeeld dat het ging om een ruilprestatie en dus niet
om een cadeau. Het ging om het lid worden of het aanbrengen van een lid in ruil voor het
geschenk. Wat is dan de vergoeding en dus de heffingsmaatstaf? Empire Stores ontving in
ruil voor het geschenk de waarde van het aanbrengen van een nieuw lid. Deze waarde moest
in geld uitgedrukt worden. Het HvJ oordeelde toen dat de waarde van een nieuw lid gelijk
moet zijn aan de inkoopprijs van hetgeen door Empire Stores wordt weggegeven. Er wordt
uitgegaan van een gelijke waarde van de elementen. Bij een ruil wordt de waarde van de
prestatie dus gesteld op de inkoopprijs van het goed of de dienst.
Verschuldigdheid
De hoofdregel voor het bepalen van het moment van verschuldigdheid is neergelegd in art.
13 lid 1 OB. Het moment van verschuldigdheid is niet alleen het moment waarop de
verschuldigde btw moet worden betaald aan de belastingdienst of als betaalbaar in de
aangifte moet worden verwerkt, maar ook het moment waarop je bepaalt welk tarief van
toepassing is. De hoofdregel voor het moment van verschuldigdheid is:
- Indien een factuur moet worden uitgereikt: het tijdstip van uitreiking van de factuur
(art 34b t/m 35 Wet OB)
➢Als de factuur niet tijdig wordt uitgereikt, het moment waarop de factuur had
moeten worden uitgereikt
- Andere gevallen: moment waarop de levering of dienst wordt verricht
Hierop zijn twee uitzonderingen:
1) Het kasstelsel
2) grensoverschrijdende B2B-diensten (waarbij de verleggingsregeling ook automatisch
geldt)
in situaties waarin een factuur moet worden uitgereikt is het moment van uitreiken dus
bepalend voor het moment van verschuldigdheid. De volgende artikelen zijn hierbij relevant.
Art 34g Wet OB: bepaalt dat de factuur uiterlijk moet worden uitgereikt op de 15 e
dag volgend op de maand waarin is gepresteerd. Als men dus op tijd een factuur
uitreikt bepaalt dat het relevante moment van verschuldigdheid. Als geen factuur
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jfiscaal. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.