Politicologie
Les 1: 29/09/19
Hoofdstuk 1: politiek en politieke wetenschappen
1. Wat is politiek
2. Variaties in politiek
3. Politieke wetenschap: politicologie, huh?
4. Instrumenten van de politieke wetenschappen
1.
Politiek is het sturen van een samenleving en alles wat ermee te maken heeft.
Doelstellingen en omgaansregels.
Structuur geven aan interactie (relaties)
Omvat heel wat zaken: signaleren, problematiseren, iets op de agenda zetten.
Onderlinge relaties structureren
‘POLIS’= samenleving, de brede definitie geldt voor elke samenleving
Polis was een Griekse stad waar de democratie geboren is
Het begrip samenleving is enorm breed (gemeenschappen, groepen, …)
-> Sturing is nodig
Waarom? Omdat wij sociale wezens zijn, we willen in sociale banden leven, huid op huid contact.
Mens als zoon van Politikon (Aristoteles)
Ondanks het sociale is er altijd de mogelijkheid tot conflict
-> iedereen is anders, uniek, divers, andere interesses, andere verwachtingen, …
(schaarste en diversiteit)
Bepaalde middelen: keuze maken tussen bepaalde investeringen (belastingen bijvoorbeeld)
SCHAARSTE EN DIVERSITEIT zijn de 2 belangrijkste concepten van politicologie
1 van deze 2 is genoeg om conflict te doen ontstaan
vb. Mensen gaan soms naar nudistenkampen, sommige hebben interesse daarin.
Mensen kleden zichzelf en niet de samenleving
2.
1.Samenleving; al dan niet bepaald door territorium
Territoriaal: staten
Niet-territoriaal: verenigingen; Rooms-Kath kerk, academia, studentengroepen, …
Kunnen een verschillende impact hebben op dagdagelijkse leven.
Vrijwilligheid van lidmaatschap: eigen keuze
,1.Inhoud en reikwijdte (wat wordt er geregeld)
Thema’s kunnen gepolitiseerd worden -> socio-economische dimensies (bv. recht op een
menswaardig leven).
Grenzen tussen het publieke en private worden kleiner waardoor de reikwijdte van het begrip
politiek veel groter wordt.
Vb. de scheiding publieke en private sfeer: 1960’s feminisme: ‘het persoonlijke is politiek.’
Vb’en: abortus, medicatie, eenzaamheid, pedagogische tik, terrorisme en privacy, kinderrechten en
kinderbescherming, …
Deze grenzen zijn heel vaak cultureel bepaald
daarom vaak bij inschrijving unief, vraag naar etniciteit: beleid verbeteren
dichotomie: US/UK vs België/FR)
2.Vormen en regimes: welke principes liggen ten grondslag aan het functioneren van een
bestel/systeem?
Democratisch of autoritair
Unitair of federaal
Kiezen we voor federale structuur (bv. België) of unitaire structuur (bv. Nederland: 1 grote regering)
Meerderheid of consensus (variatie in procedures)
Bv. Rechtbank (volksjury of aangestelden?), verkiezingen, …
Meerderheid is makkelijker om tot een beslissing te komen, consensus wordt breder gedragen maar
is moeilijker om tot een beslissing te komen.
Unicameraal of bicameraal (variatie in instellingen)
unicameraal: volksvertegenwoordiging die slechts uit 1 kamer bestaat
bicameraal:
Verdere regels van het spel
Activisme is ook politiek -> gelijke rechten, racisme, koloniaal verleden, …
Everyday politics -> Politiek is overal in onze gedragsstemmingen
3.
Politicologie vertelt over de samenleving maar niet zoals anderen
We zijn gebonden aan wetenschappelijke artikels:
1. Intellectuele distantie
Wetenschappers en dan vooral sociale wetenschapers zijn niet perfect neutraal en hebben een
bepaalde invalshoek. Ze staan in de wereld omdat ze er onderzoek in doen. De vraagstelling en
interpretatie is ook niet neutraal, we hebben bepaalde invalshoeken, normen, waarden, opvattingen,
…
Eigen ervaringen en anekdotiek is geen bewijs
Een correlatie (samenlopen van data, een verband) is niet perse een causale oorzaak
bv. mensen die een nobelprijs winnen eten gemiddeld meer chocolade dan de gemiddelde mens.
Vaak ideologische discussies: er is geen ‘pensée unique’
2. Data (veel data) systematisch verzamelen en analyseren
,Het geregeld/geordend zoeken naar (on)regelmatigheden:het gedrag van de vreemde eend in de bijt
proberen te verklaren.
Patronen en vergelijking: oordelen over een specifiek geval van een algemeen verschijnsel. Door te
gaan vergelijken gaan we categoriseren en ze bescouwen als een onderdeel van een groter geheel.
3. Bewuste keuze van technieken
Kwalitatief vs kwantitatief
Onderzoeksvraag zal de relevantie van het onderzoek bepalen.
4. Openheid en transparantie
Rapportage, peer review, open access, …
Data gevonden en gebruikt in onderzoek door een bepaalde wetenschapper is nu ook toegankelijk
voor andere wetenschappers om op verder te bouwen. Meer transparantie en openheid, je kan
elkaars werk gaan controleren.
4.
1. Concepten
= afbakenen van begrippen, gevat in een definitie
Laten toe om instellingen, gedrag, processen enzoverder te categoriseren als een ‘geval van een
breder fenomeen’
vb. Democratie, gelijkheid, socialisme, politieke participatie, macht, …
bv. welke partijen vallen onder socialisme -> op basis van een definitie categoriseren we partijen
bv. er bestaat geen perfecte democratie; pogingen om label ‘democratie’ toe te kennen aan landen
leidt telkens tot discussie over wat ‘democratie’ is. Op basis van welke criteria bepalen we of een
staat een democratie is?
Robert dahl: essentie van democratie= POLYARCHIE
Hij wilt zich bevrijden van democratische begrippen. Een bestuur door velen is voor dahl een
democratie.
Poly (‘velen’) + arkhe (‘bestuur’)
Voorwaarden volgens Dahl voor een bestuur van velen (6):
- controle over bestuur bij verkozen mandatarissen
- vrije en eerlijke verkiezingen
- stemrecht en recht op verkiezing voor meeste volwassenen
- vrije meningsuiting
- Toegang tot informatie
- Vrijheid van vereniging
vb van concept: gender
- verschilt met sekse
- sekse= biologische verschillen m/v/x
- gender= manier waarop samenleving betekenis geeft aan deze verschillen. Gender zegt ons dat
geslacht ook een sociale en culturele betekenis hebben in onze maatschappij (bv. bepaalde
rolpatronen)
- gender laat ons toe om rolpatronen, en (on)gelijkheid uit te dagen
- ‘they-them-theirs’
2. Modellen
Compexiteit van onze samenlevingsvormen proberen te reduceren
Verbanden tussen verschijnselen in kaart brengen
,vb. een landkaart, een schaalmodel
Easton’s model: het politiek systeem
= kringloopmodel: openbaar bestuur= open systeem dat inputs omzet in outputs
Inputs:
- eisen (agendasetting, problemen identificeren) -> er moet actie ondernomen worden
- gatekeepers: media, kranten, tv, sociale media, … filteren deze eisen en politieke partijen hebben
hierin een belangrijke rol. Ze zijn genetwerkt met allerlei mensen om zo voeling te krijgen met de
maatschappij.
- steun (actief/passief): heel vaak passief (als er geen problemen zijn hoor je de burgers niet)
Soms ook actieve steun: felicitaties voor een goed beleid in de vorm van een brief bijvoorbeeld.
Deze eisen, gatekeepers en steun worden geconvergeerd naar een output om een bepaald beleid te
bepalen
Output:
- regels
er is altijd terugkoppeling naar de input
3. Theorieën
Uitspraken over relaties tussen 2 zaken waar we een theorie over gaan maken
Verwachtingen die kunnen geverifieerd/getoetst worden
Geen harde wetten maar kansrelaties -> menselijk gedrag niet zo gemakkelijk te achterhalen
Mensen zijn de moeilijkste soort om te bestuderen
Politicologie= probabilistiek
Theorie= relatie tussen variabelen (=gemeten verschijnselen) -> hypothesen -> toets
Voorbeeld van een theorie:
Stemgedrag wordt (mede) beïnvloed door opleidingsniveau
Hypothesen:
1. Groene partijen trekken meer hoogopgeleide kiezers aan
2. Extreemrechtse partijen trekken meer laaggeschoolde kiezers aan
Toetsen:
- representatieve steekproef uit kiezerskorps
- stemgedrag en opleidingsniveau meten
- relatie tussen beide analyseren
4. Conclusies
-Politiek= al wat te maken heeft met het sturen van de samenleving
- Politicologie= de wetenschappelijke studie van politiek
- Instrumenten van politicologie: concepten, modellen en theorieën
Les 2: 03/10/19
,Hoofdstuk 2: Staat & Macht
1. Macht en gezag
2. De centraliteit van de staat
- Historische evolutie
- De grondwet
3. Het recht om te besturen
1.
-Besturen van een samenleving gebeurt adhv regels. Creëren van regelmaat. Regels zijn bevatbaar,
we weten waar we ons aan kunnen verwachten. Kunnen menselijk gedrag voorspellen. We schenden
bv de openbare zeden niet. We conformeren ons eraan, het geeft stabiliteit. -> Regels= regelmaat +
voorspelbaarheid (stabiliteit).
-Regels maken onderscheid tussen gewenst en ongewenst menselijk gedrag.
-Regels zijn divers:
wetten, decreten, reglementen, ordonnanties
Normen, standaarden, informele afspraken (bv. kotleven: afwas niet laten staan)
Soms moeten we regels in herinnering brengen. Maar meestal moeten we niks doen om regels te
laten volgen.
-Regels zijn altijd dwingend, worden opgelegd, betekenen het gebruik van macht!
Er is altijd gebruik van macht ongeacht de manier waarop een regel tot stand komt.
Bv. ons lessenrooster heeft een bepaalde macht op onze tijdsinvulling.
Ongeacht of mensen de regel aanvaardbaar/rechtvaardig vinden.
-> Je hangt vast aan de regel.
1. Wat is macht?
Antwoord 1: Max Weber: macht= de mogelijkheid om je wil op te leggen aan anderen.
Macht= een potentie (een mogelijkheid)
Vereist niet altijd het zichtbare gebruik van macht (als ‘force’)
Belangrijk om onderscheid te maken tussen macht, sturing en kracht.
Diverse manieren om macht uit te oefenen!
-Positieve of negatieve sancties (beloning vs straf)
Mensen in beweging zetten
-Concrete of abstracte sancties
Concreet: je weet welke impact een straf kan hebben bv. -1 punt per afwezigheid
Abstract: bv. €50 krijgen om naar de les te gaan (abstracte kwaliteit van geld) -> wat kan je
precies doen met dit geld?
Antwoord 2: Robert Dahl: macht= het feit dat actor A de mogelijkheid heeft om ervoor te
zorgen dat actor B een handeling verricht Die B anders niet zou verrichten.
Kritieken:
-Definitie beperkt zich tot conflictsituatie (veronderstelt een gedragswijziging die afhankelijk is
van de uitoefening van macht).
,Als B altijd al hetzelfde zou gedaan hebben, spreken we dan nog van macht? -> Er is geen
conflictsituatie.
-Definitie beperkt zich tot observeerbaar gedrag (macht kan ook onzichtbaar zijn)
Wat als actor B ervan verhinderd wordt een handeling te verrichten die B zou willen verrichten?
Antwoord 3: Steven Lukes: macht kent meerdere vormen
1. Macht als besluitvorming (zichtbaar)
- Commando/bevel --- regel
2. Macht als agenda-setting (zichtbaar)
Mogelijkheid om iets op de agenda te plaatsen, iets te politiciseren, ook omgekeerd mensen met
veel macht kunnen problemen van de politieke agenda krijgen uit eigenbelang.
3. Macht als ideologische hegemonie (dominantie) (onzichtbaar)
Hegemonie= ‘het is toch maar normaal dat’ -> historische processen van conflict.
Mogelijkheid om mensen dingen te laten verlangen die strijdig zijn met hun ‘echte’ belangen.
Dominantie: de meerderheid is dominant, kunnen mobiliseren in de maatschappij. Wanneer er
voldoende democratische impulsen zijn in een maatschappij kunnen we leven met dominantie.
Hegemonie: niet enkel dominantie, hegemonie gaat eigen dominantie verhullen. We worden ons
niet meer bewust dat we gedomineerd worden door een bepaalde zienswijze. Bv. Hegemonie
van ons meritocratisch bestel. (als je hard werkt in de maatschappij, dan geraak je er wel)
Is dit meritocratisch bestel het beste om onze maatschappij in te vullen?
Mensen zijn zich niet bewust van de manier waarop hun ‘echte’ belangen conflicteren met de
belangen van de machtshebber.
Verhinderen dat conflict ontstaan; de bestaande orde (bv. meritocratie) wordt niet meer in vraag
getrokken.
We zien enkel macht waar er conflict is, dit is incorrect volgens Steven Lukes.
Er zijn vaak latente (onderhuidse) conflicten -> mensen zijn zich hier niet van bewust omdat er
zogezegd geen conflict is.
2. Wat is gezag?
Gezag= macht die als legitiem wordt gezien. Macht die aanvaard wordt.
vb. Politie-agent op een overbelast kruispunt
vb. Overheidsregulering -> rookverbod op restaurants, verplichten van de gordel.
Gezag= legitieme macht, gezag onderscheidt zich van andere soorten van macht omdat het
legitiem is. Als je bv. zelf inziet dat het belangrijk is van een gordel te dragen zorgt voor
legitimiteit van die macht.
Duurzaamheid; vraagt weinig machtsuitoefening (‘force’)
Lukes: onderscheid legitieme macht vs indoctrinatie?
We kunnen als burger de regel wikken en wegen en legitimeren.
Gezag= typologie van gezagsvormen (Max Weber):
verschillende manieren om macht te laten legitimeren
1. Traditioneel (traditie en gewoonten) -> we volgen deze tradities uit gewoonte en niet uit ratio.
vb. Het gezag vd koning, erfrecht, ‘koning was vertegenwoordiger van God’
2. Charismatisch (persoonlijkheden van de leider) -> mensen willen zich identificeren met deze
primus inter pares. Bv. De partijleider van een politieke partij.
In de moderne samenleving wordt er rationeel achter legitimiteit voor macht gevraagd.
3. Rationeel-legalistisch gezag (respect voor regels)
-> LEGITIMITEIT HEEFT VEEL BETEKENISSEN
2.
Staat= belangrijke beoefenaar van macht.
,Niet enkel de staat oefent macht uit, maar de staat is de vorm voor hedendaagse politiek
geworden.
Definitie van staat:
-staat= vaste structuur (staan/toestand/state/état)
-staat heeft een territorium waarover het soeverein (autonoom/zelfbeschikkingsrecht) stuurt
Staat is op 2 manieren soeverein over een territorium:
1) erkenning van het internationaal recht
2) monopolie op (legitiem) geweld (politiediensten, leger, verbod op militievorming, …)
Wordt niet in ellk land op dezelfde manier gehanteerd
-staat= publieke instelling die zich onderscheidt van de rest van de gemeenschap.
Past wetgeving toe op al wie het territorium woont
Kan belastingen heffen
Kan personeel rekruteren en ontslagen (bureaucratie vs patrimonium)
Patrimonium: functies zijn tijdelijk
Staatsvorming zorgt voor autonomie (denk bijvoorbeeld aan kolonies)
Onderscheid staat en regering
-Een regering is een geheel van mensen, met specifieke machten, die het staatsapparaat tijdelijk
voorzit
-Een staat is een continue opvolging van regeringen; waarvan de specifieke machten kunnen
veranderen. (continuïteit -> staat komt bijvoorbeeld in actie bij val van regering -> regering van
lopende zaken).
Onderscheid staat en politiek systeem (Easton)
-Het politiek systeem is veel breder; omvat ook ‘civiele maatschappij’ -> eisen, steun van de
bevolking (input) wordt omgevormd in een wetgeving (output)
Ook partijen, belangengroepen, sociale organisaties, gatekeepers (media), agenda-setters, …
Wij zijn allemaal deel van het politiek systeem maar zijn geen onderdeel van de staat.
Ontwikkeling van de staat
Stappen (niet altijd in dezelfde volgorde)
-Concentratie van middelen (machtsmiddelen gebruikt door de overheid om de samenleving te
reguleren)
-Legitimering ( overheid moet geligitimeerd worden als geldige gedragsdrager)
-Depersonalisering van het legitieme staatsgezag (zelf in een koninklijk systeem is er een
structuur die de koninklijke macht overstijgt) = de-personalisering van autoriteiten, we zijn niet
langer afhankelijk van persoonlijkheden om stabiliteit te genereren.
-Homogenisering (Politieke systemen streven ernaar de regels op eenzelfde manier toe te laten
passen op het gehele grondgebied) -> Cultuur, taal, recht, praktijken …
Volk gaat zich zo meer met elkaar identificeren
-Eigen regels, grondwet (Creëren van moderne Natiestaten)
-> Soms overleven staten niet; vaak is implosie gelinkt aan één van deze stappen
bv. Homogenisering bij het erkennen van 2 staten op 1 territorium (Catalonië)
De grondwet heeft diverse functies:
1. De staat definiëren; territorium waarover het stuurt
- geschreven of niet
,2. De instellingen en hun werking vastleggen
- Hoe meer rechten je kan verankeren in een grondwet, hoe meer je wetgeving kan vastzetten.
Deze rechten zijn gegeven en daar raak je niet meer aan.
- Algemeen of in detail
- Rol van het Grondwettelijk hof
(In UK -> Magna Carta -> geen duidelijke grondtekst maar historisch gegroeid uit geheel van
teksten, rechten en verplichtingen)
De variabele rol van het Grondwettelijk Hof
- In Amerika: US Supreme Court:
Steunt op geschreven Grondwet en ‘bill of rights’; verregaande bevoegdheid over wetgeving
parlement -> kunnen sommige wetten in de grondwet verwijderen of toevoegen
Contradictie!
Grote inzet van (politieke) benoemingen
- In VK: UK Supreme Court (2009):
Vroeger: Appelate Committee of the House of Lords
Geen geschreven grondwet; parlement houdt ‘supreme’ macht om het algemeen belang te
interpreteren
Wetgevende macht staat in uk boven rechterlijke macht (In VS omgekeerd)
Maar … steeds toenemende bevoegdheden van de Supreme Court.
-> Parlement opschorten
3. Individuele vrijheden garanderen
Rule of law -> bescherming tegen statelijke willekeur (Boris Johnson kan bijvoorbeeld niet
zomaar doen wat hij wilt.
In plaats van ‘car tel est notre bon Plaisir’ -> ons gerechtelijk systeem beschermt ons tegen de
gekkigheid van een machtshebber.
Negatieve en Positieve rechten
-Negatief: geen interventie van de staat (vrijheid om heel wat zaken zelf te beslissen -> bv. het
recht van vrije meningsuiting)
-Positief: interventie van de staat zodat individuen in de mogelijkheid zouden zijn sturing aan hun
leven te geven. Vb. Sociale zekerheid. (bijstaan van mensen op socio-eco zin) Het idee dat de
staat iets moet doen zodat we vrijheden hebben (bv. recht op onderwijs)
-> Grondwet wordt gemoderniseerd= sociaal-economische rechten.
Positieve rechten -> overheid moet dus iets doen
Grondwet beschermt de burgers tegen de willekeur van de staat
Staat heeft bepaalde implicaties
Mensenrechten kunnen we in praktijk afdwingen van onze staat wanneer we ook lid zijn.
Staatloosheid -> geen lid van een staat
Oplossing: domicilie -> staat registreert waar je woont en kan zo communiceren met je
Vaak zijn positieve rechten (onderwijs, sociale zekerheid) maar afdwingbaar indien je
lidmaatschap van een staat (burgerschap) kan aantonen
Probleem is vaak: moeilijkheden om je te domiciliëren, domicilie vaak nodig voor inschrijving in
school, huis te kopen, te huren, een bankrekening te openen, te huwen, …
Staat heeft dus heel veel macht over ons.
3.
Plato (427-347 v. Chr): ‘De onbaatzuchtige elite’
Een onbaatzuchtige elite houdt zich het best met ons bezig
,Geen domocratie, maar sturing door een koning-filosoof:
‘There will be no end tot he troubles of states, or of humanity itself, till philosophers become
kings in this world, or till those we now call kings and rulers really and truly become
philosophers, and political power and philosophy thus come into the same hands’
= geen arbitraire macht maar gedachtzame macht (nadenken over wat de bevolking echt nodig
heft)
Plato heeft een heel hierarchische visie op besturen
Iedereen is goed in een bepaald iets
Mensen hebben verschillende talenten en kiezen voor verschillende levens
Zorgt ervoor dat maatsch verschillende regels moet hebben omdat we zo divers zijn -> stabiliteit
Onbaatzuchtige elite moet hiervoor zorgen
Als deze elite aan de macht komt zullen ze het algemeen belang voorop zetten en zich nooit laten
verlijden door de macht.
Aristoteles (384-322 v. Chr.): De mens als politiek dier
Iedereen die bestuurt wordt moet ook zelf kunnen besturen
Mensen voelen zich automatisch aangetrokken tot elkaar
‘Zoön politikon’ -> idee dat de mensen een politiek/sociaal dier is, wil in gemeenschap staan met
andere mensen
‘Eudaimonia’ (‘het goede leven’) -> mee kunnen nadenken, vormgeven, sturen maakt ons
gelukkig
We willen niet alleen lid zijn van de maatsch maar ook bijdragen
= participatieve democratie niet alleen hierarchie
Tegenovergestelde van Plato: geen strak hiërarchisch georganiseerde samenleving op basis van
inherente kwaliteiten
Het ideaal van politieke participatie is gesteund op educatie
Aristoteles typologie:
2 criteria:
, 1) Wie oefent de macht uit? (verticaal)
2) Welk belang dient deze macht? (horizontaal)
Voor elite Voor allen
Een persoon Tirannie Monarchie
Enkelen Oligarchie Aristocratie
Velen Democratie Polis
Waarom democratie voor elite? Waarom aristoteles criticaster van democratie?
Partieel belang: macht voor de elite!
Wanneer je de macht geeft aan velen, zal zij niet altijd in staat zijn om de macht adequaat te
gebruiken. Wnr bevolking niet bewust is van de politiek zijn er 2 opties:
1) keren zich af van het systeem
2) niet in staat tot veel kritisch denken over hoe de samenleving functioneert
-> gebrekkige kwaliteiten van de velen -> in praktijk toch een elite die de macht neemt en erin
slaagt de wetgeving te bepalen dat de wetgeving vooral de belangen van de elite te garanderen.
Polis= het ideaal voor hem
- macht aan velen + ondersteunende maatregelen als educatie zodat die velen zich kritisch
kunnen positioneren in de maatsch. Ze kunnen erover waken dat de besluitvorming effectief het
algemeen belang gaat dienen. -> condities om mee te kunnen besturen.
Polis= een ideaal (ideaal die in de praktijk niet zal gehaald worden).
Aristocratie= pragmatisch ideaal (wel haalbaar)
- algemeen belang voorop plaatsen
Aristoteles herkent dat het moeilijk is om alle burgers een kritische visie te geven.
Daarom beter om de macht bij enkelen te leggen
Hobbes (1588-1679): Noodzakelijk contract/Leviathan
- legt basis voor hedendaagse democratische theorie
- Wij, degene die bestuurd worden moeten een fiat geven
- notie van volkssoevereiniteit (sociaal contract -> finale macht ligt bij burger)
- verantwoord de beslissingen van de elite
- Contracttheorie: plaatst mensen in een positie om zelf te kiezen voor de staat
- fundamenteel goede redenen hiervoor
- Waarom gaan we akkoord met sturing?
- Natuurtoestand: Bellum omnium contra omnes (oorlog van allen tegen allen) (neg
natuurtoestand -> neg strijd)
- Hobbes heeft een heel negatief mensbeeld (permanente staat van oorlog)
- Waarom deze natuurtoestand?
1) Maximale vrijheid: voor elk individu is het rationeel om deze vrijheid optimaal te gebruiken en
alle middelen hiertoe aan te wenden.
2) Recht van de sterkste eerder dan moraliteit
Hobbes probeert een argument te vinden waarom een staat nodig is … (onderwerping,
aanvaarden dat er grenzen zijn aan onze vrijheden)
Context: verdediging Britse monarchie; vermengd met meer moderne elementen.
Wij als mensen doen ertoe en je kan geen beleid vormen zonder deze mensen.
- Sociaal contract: waarom vrijwillige onderwerping aan een staat?
1) In een natuurtoestand is er geen stabiliteit
2) Zonder stabiliteit is er geen mogelijkheid om van je vrijheden gebruik te maken.
- Leviathan (iemand aanstellen die ons in toom kan houden): onderwerpen aan een kracht die de
vrijheden van individuen in bedwang kan houden; neiging tot strijd kan inperken
Afbeelding 1: staf en zwaard vast:
staf= clericale macht (representatie van god)