Sociale verbondenheid op het
voortgezet speciaal onderwijs
Onderzoeksartikel
RS
OWE VOSB1
Hoofdfase 2
KO
19-6-2020
, Onderzoeksartikel
Aanleiding
Op voortgezet speciaal onderwijs De Sprong wordt cluster 4 onderwijs gegeven, dit is speciaal onderwijs voor
leerlingen met verschillende gedragsproblematieken, zoals psychiatrische problemen, agressieproblemen,
autisme, ADHD en andere gedragsproblematieken (Pluryn, 2019). Op verschillende manieren probeert dit
type onderwijs tegemoet te komen aan de extra aandacht die deze leerlingen nodig hebben (Tick, 2011).
De leerlingen van VSO De Sprong hebben verschillende woonsituaties, hiervan zijn er een x aantal
mogelijkheden. Sommige leerlingen zitten intern, hierbij verblijven ze doordeweeks op de groep, op het terrein
van Valkenheide zelf. Andere leerlingen zitten extern, sommige van hen wonen thuis bij vader en/of moeder,
andere wonen bij voogd of pleegouders. Er zijn ook externe leerlingen die wonen op een woongroep ergens
buiten het terrein van Valkenheide. Kortom veel verschillende ‘thuissituaties’ die allemaal van invloed zijn op
de leerlingen, dit is de reden dat alleen maatwerk hier past (Pluryn, 2019).
Tijdens de sport en beweeg lessen varieert de motivatie per les en per leerling, ook de sfeer in de groep kan
per lesuur enorm verschillen. Veel leerlingen hebben een minder goede tot slechte conditie, overgewicht,
uithoudingsvermogen, concentratie en sommige leerlingen zijn motorisch ook minder vaardig dan anderen,
zowel op dezelfde school als op het regulier onderwijs. In de sport- en beweeg lessen heb je hier soms last
van, wanneer je bijvoorbeeld een les van 45 minuten hebt voorbereid kunnen de leerlingen hier simpelweg
niet de concentratie en het uithoudingsvermogen voor opbrengen, of ze kunnen niet samenwerken of met
elkaar omgaan omdat de sociale verbondenheid niet correct is. De ene dag kunnen twee leerlingen wel
samen in een groepje en de andere dag niet. Onderling gebeurt er genoeg, de bekende steek onder water
wordt vaak gegeven. Dit zorgt er voor dat de sfeer in de klas niet altijd is zoals deze gewenst wordt.
Als er verder wordt gekeken zal dit gedrag in de toekomst hoogstwaarschijnlijk worden voortgezet. Dit zal
voor de maatschappij geen positief effect hebben, want het doorzetten van dit gedrag zal zorgen voor
ergernissen, ruzies en problemen. Het inlevingsvermogen van de leerlingen in cluster 4 is matig tot niet
aanwezig (Pluryn, 2019). Er wordt niet gekeken naar eigen handelen en de invloed hiervan op anderen. Vaak
wordt er gekeken naar wat een ander fout doet, en dit effect wordt dan (onbewust) omgezet en heeft invloed
op de sfeer tussen de leerlingen onderling maar ook in de klas.
Leerlingen hebben vaak niet door wat er speelt bij een andere leerling, dit kan verschillende problematiek zijn,
een onveilige thuissituatie, vroegere pesterijen of andere onzekerheden. Deze dingen kunnen allemaal van
invloed zijn op de leerling en zijn/haar gedrag, zonder dat andere leerlingen hier weet van hebben. Hoewel
het verplaatsen in een ander voor cluster 4 leerlingen lastig is zouden ze zich wel kunnen identificeren met
mede leerlingen of begrip kunnen opbrengen. Elkaar begrijpen is hierbij een belangrijk iets.
Jongeren met gedragsproblemen hebben onder andere moeite met inlevingsvermogen en dit verstoord de
effectiviteit van het bewegingsonderwijs (Onderwijsraad, 2013). Het verbeteren van het bewegingsonderwijs
begint dus bij het verbeteren van de interactie. Het doel is om de sociale verbondenheid te verbeteren.
1