Goederenrecht Week 1 Werkgroep
Pandrecht is een zekerheidsrecht en geeft zekerheid in het geval je verhaal wilt nemen. Je hebt een
vordering op iemand en je wil zeker zijn dat iemand dat terugbetaalt. Zo kun je vrij gemakkelijk
verhaal kan nemen, dus je geld halen. Pandrecht versterkt dus het verhaalsrecht, het recht wat de wet
aan schuldeisers geeft: het recht van een schuldeiser om zijn vordering te halen op het volledige
vermogen van de schuldenaar (3:276). Daarvoor het je een executoriale titel nodig, dat is een
grondslag om iets te gelden te kunnen maken en op de opbrengst te verhalen. Hoe kom je aan zo’n
executoriale titel? Een veroordelend vonnis van de Nederlandse rechter is zo’n titel. Kan ook een
veroordelend vonnis van een buitenlandse rechter zijn, maar dan moet je nog een aantal formaliteiten
doorlopen. Een ander voorbeeld is de notariële akte die in executoriale vorm wordt opgemaakt. Als je
een vordering hebt, bijv. door geld uit te lenen aan iemand, dan wil je natuurlijk rente betaald krijgen
en uiteindelijk ook je geld terugkrijgen. Dit kun je op papier zetten, door middel van een notariële akte
maar kan ook in onderhandse akte. Als er dan geen rente en/of aflossing wordt betaald, dan raakt hij in
verzuim. Wil je je geld terug, dan kun je niet zonder meer executeren maar moet je een executoriale
titel (dus een veroordelend vonnis) halen bij de rechter. De rechter bepaalt dan dat de schuldenaar dit
bedrag met eventuele wettelijke rente aan jou moet terugbetalen. Zelfs met een notariële akte, waarin
die schuldverhouding is vastgelegd, geeft in beginsel geen executoriale titel. Maar dit kan je
veranderen, je moet de notariële akte dan zodanig opstellen dat deze wel executoriale titel geeft.
Iemand die verstandig is gaat naar een notaris en laat bijvoorbeeld de geldlening vastleggen
(schuldeiser en schuldenaar). Als die akte aan bepaalde formuleringseisen voldoet, dan geeft dat een
executoriale titel en hoef je dus niet naar de rechter. De weg via de rechter kost veel tijd, is moeizaam
en kostbaar. Als een schuldenaar niet nakomt en je wil hem dwingen te betalen, dan moet je naar de
rechter voor een veroordelend vonnis, maar dus eerst naar een advocaat. Advocaat gaat naar de zaak
kijken, dit kost tijd. Vervolgens moet de advocaat de dagvaarding uitbrengen, waarop de schuldenaar
moet reageren (verweer). Meest voor de hand liggende stap is vervolgens zitting (comparitie). Dan ben
je al snel lange tijd verder, want voordat zo’n zitting plaatsvindt ben je al snel een half jaar verder.
Eindvonnis kan zijn dat vordering wordt toegewezen, afgewezen of voor gedeelte toegewezen. Er kan
echter ook een tussenvonnis worden gewezen. Als dit laatste gebeurt, ben je nog langer bezig. In de
tussentijd dat jij bezig bent om een titel te halen, kan er van alles gebeuren met de schuldenaar (komt
later terug bij de pauliana). Het beste is dus dat je al een executoriale titel hebt op het moment dat je
schuldenaar in verzuim is. Dat kun je doen door de schuldverhouding vast te leggen in zo’n notariële
akte, die door de notaris in de juiste vorm is opgemaakt. Maar er is ook een andere methode: zekerheid
voor de terugbetaling.
Pand en hypotheek zijn de bekendste zekerheidsrechten. Die zekerheid impliceert dat een bank bijv.
ook niet langs de rechter hoeft om een executoriale titel te halen. Het recht van hypotheek geeft
namelijk het recht van parate executie (recht om zonder meer te executeren). Het recht van parate
executie is geen executoriale titel maar een recht verbonden aan het zekerheidsrecht. Je bespaart
daarmee de weg langs de rechter. Hetzelfde geldt voor pandrecht.
Het recht van hypotheek geeft je ook prioriteit. In beginsel zijn alle schuldeisers die verhaal zoeken
onderling gelijk in de wet (3:277), tenzij er dus sprake is van een wettelijke recht van voorrang (zoals
pand en hypotheek dus; jij gaat boven andere schuldeisers). Je vermijdt dus gang naar rechter en hebt
voorrangsrecht. Een recht dat je ook kunt handhaven in een faillissement. Je kunt dan onverkort
verhalen en je hoeft je niets van het faillissement aan te trekken: separatist positie (art. 57 Fw).
Pand en hypotheekrecht zijn beide zekerheidsrechten. Een pandrecht is een zekerheidsrecht op een
roerende zaak of een vermogensrecht. Een hypotheekrecht is eigenlijk een pandrecht dat je op
registergoederen kan vestigen. In de kern zijn beide eigenlijk hetzelfde.
Deze week: de wijze waarop het pandrecht wordt gevestigd, de vorderingen waarvoor je het kan
vestigen en de objecten waarop je het kan vestigen.
1
,De basis voor het vestigen van het pandrecht zit in de algemene bepaling over beschikking (art. 3:84
lid 1 BW). Basisbepaling voor vervreemden of verzwaren met een beperkt recht. Vereisten:
beschikkingsbevoegd (goederenrechtelijk recht die jou de bevoegdheid geeft om over te dragen of om
te bezwaren; eigenaar van roerende zaak bijv.), geldige titel (mondelinge afspraak bijv. ook tot het
vestigen van het pandrecht, dit vastleggen in een onderhandse akte kan alleen eigenlijk als bewijs
dienen) en leverings- of vestigingshandeling. Bij die vestigingshandeling wordt het gecompliceerd,
want dan hebben we het ook over het onderscheid tussen een vuist pandrecht en het stil pandrecht.
Vuist pandrecht is een pandrecht waarbij de pandhouder het verpande object in zijn macht heeft. Stille
pandrecht is dat de verpande zaak dan meestal in de macht van de pandgever blijft
(bedrijfsfinancieringen). Een ander onderscheid dat tot verwarring leidt, is het onderscheid tussen een
toekomstig en daadwerkelijk bestaand pandrecht. In beginsel is een pandrecht op een toekomstig goed
niet mogelijk. Dit omdat als je kijkt in art. 3:84 staat dat je beschikkingsbevoegd moet zijn en iets wat
toekomstig is, wat je nog niet hebt, daar ben je geen eigenaar van en kan je daarom daar ook niet over
beschikking. Wat is dan de vestiging bij voorbaat van een toekomstig pandrecht? Dat wil zeggen dat je
alvast de vestigingshandeling verricht. En dat laat zich bij pandrecht eigenlijk alleen maar voorstellen
in de vorm van een stil pandrecht, omdat hierbij geen machtsverschaffing plaatsvindt, maar dat
geschiedt bij onderhandse geregistreerde akte of bij notariële akte.
Je wilt een bedrijf met machines oprichten en hebt daarvoor geld bij de Rabobank nodig. Dan kun je
afspreken dat de Rabobank nu bij voorbaat een pandrecht heeft op die en die machines die ik in de
toekomst ga verwerven. Wil niet zeggen dat je dan een rechtsgeldig pandrecht op die machines hebt
als bank, want dat kan niet, want er is geen beschikkingsbevoegdheid. Op het moment dat de
pandgever de eigendom van die machines krijgt, ontstaat van rechtswege krachtens die
leveringshandeling die al verricht is ook een pandrecht op die machines. Dat is het toekomstige
pandrecht of het pandrecht op een toekomstige zaak. Daarvan moet je onderscheiden dat je een
pandrecht ook kan vestigen voor toekomstige vorderingen. Dus niet op een toekomstige vordering,
maar voor een toekomstige vordering.
Een pandrecht vóór toekomstige vorderingen kun je ook vestigen. Het kan zo zijn dat de bank jou wel
krediet wil verstrekken, maar dat alleen doet als hij het pandrecht krijgt op het machinepark dat jij
hebt. Dat kun je alvast afspreken. Als je de afspraak maakt heb je al de geldige titel en leg je deze
vestigingshandeling vast in een onderhandse geregistreerde of notariële akte. Met deze vastlegging in
die akte heb je als bank een pandrecht, ook al heb je nog geen vordering (krediet moet nog worden
verstrekt). Dit heet ook wel ‘krediethypotheek’.
Vraag 1 over pandrecht op zaken
Ter verzekering van de nakoming van een vordering die Anton heeft op Berend, is ten behoeve
van Anton een pandrecht gevestigd op de auto van Berend.
Vraag 1.a: Stel, de auto gaat door een brand volledig teniet. Wat gebeurt er met het pandrecht
van Anton?
- Gegeven is dat er een pandrecht is gevestigd op die auto. Door een brand gaat die auto
volledig teniet, wat gebeurt er dan met het pandrecht is de vraag eigenlijk.
- Een pandrecht laat zich alleen maar voorstellen als er ook een object is waarop het pandrecht
rust. In dit geval de auto die dus te niet gaat. Als de auto er niet meer in, dan is pandrecht ook
verdwenen. Uitgebrande auto is er nog wel dus op zich zou daar nog wel pandrecht op kunnen
zitten (op restanten). Dat laatste is niet het antwoord, maar is dus wel denkbaar.
- Strekking is dat recht op een zaak alleen maar kan bestaan als die zaak er ook is.
- Auto is volledig te niet, wat gebeurt er dan? Pandrecht gaat te niet.
Waarom gaat dat te niet?
- Pandobject is verdwenen. Op tentamen natuurlijk motiveren a.d.h.v. de wet. Aan de hand van
de wet is dit wat moeilijker. Tenietgaan van het pandrecht vinden we in art. 3:81 lid 2 sub a
BW: beperkte rechten gaan te niet door het teniet gaan van het recht waaruit het beperkte recht
is afgeleid. Het pandrecht is afgeleid, in de zin van de wetgever, van het eigendomsrecht. Als
eigenaar heeft B een pandrecht kunnen vestigen t.b.v. A en het pandrecht is in de zin de wet
2
, afgeleid uit het eigendomsrecht. Dat eigendomsrecht is te niet gegaan doordat het voorwerp
waarop het eigendom betrekking had (de auto) te niet is gegaan. Eigendom zonder voorwerp
is natuurlijk niets.
- Wat als de auto wordt gestolen dan is hij feitelijk niet meer in de macht is van A of B, maar is
in de handen van een derde die ook door de diefstal bezitter wordt, dan ligt het
eigendomsrecht bij de een en het bezit bij de ander. Beperkte recht gaat te niet als
eigendomsrecht waaruit dat wordt afgeleid teniet gaat en hier gaat het om te niet gaan en dus
niet om diefstal. Auto is er niet meer dus ook eigendomsrecht niet meer en daarmee ook
pandrecht.
A heeft een vordering op B en een pandrecht op zijn auto. Auto dus teniet en pandecht ook, maar B
blijkt goed verzekerd en krijgt de waarde van de auto vergoed van verzekeraar. Zou raar zijn als A
pandrecht kwijt is en niets meer kan.
- Dat is niet redelijk dus daarom is bepaald dat dat pandrecht op die auto teniet gaat van
rechtswege ook het pandrecht geeft op de vordering die in de plaats komt van die auto
(zaaksvervanging: art. 3:229 BW). Zie lid 1 ‘op alle vorderingen’. Ook wanneer de auto niet
volledig teniet zou zijn gegaan, maar schade heeft geleden en je bent daarvoor verzekerd,
krijgt de pandhouder ook pandrecht op die vordering. Volledige aanspraak van B door
verzekeraar, dan heeft A van rechtswege vordering op vergoeding van verzekeraar. In lid 2
(regel van voorrangsrecht) staat dat dit pandrecht voor ieder recht gaat. Kan niet zo zijn dat A
nog in de wielen kan worden gereden door een andere mogelijke pandhouder zoals een bank
(met stil pandrecht bij voorbaat heeft gevestigd op alle vorderingen van B). Dan gaat A voor.
- Pandrecht gaat teniet, maar door zaaksvervanging ontstaat van rechtswege een pandrecht op
die vordering van de verzekeraar. Dat doet zich altijd voor. Verzekering is meest klassieke
geval. Bij hypotheek geldt dit ook.
- Geldt voor elke vordering die in de plaats treedt voor de auto. Stel de auto is alleen WA
verzekerd was het pech voor A, want dan treedt er geen zaaksvervanging op. Stel de auto was
in brand gestoken door de buurman van B en alleen WA verzekerd, dus geen aanspraak op de
verzekering tot schadevergoeding. Treedt er dan ook zaaksvervanging op? In art. 3:229 lid 2
BW staat dat het recht van pand heeft van rechtswege een recht van pand op alle vorderingen
tot vergoeding die in de plaats van het verbonden goed treden. Daarvan is ook sprake, want de
buurman van B is aansprakelijk uit OD en heeft B dus vordering uit OD op buurman en A
heeft van rechtswege een pandrecht op die vordering uit OD.
Vraag 1.b: Stel, anders dan onder a, dat de auto niet teniet gaat, maar dat Berend deze
overdraagt aan Cornelis, die wist noch behoorde te weten dat er een pandrecht op de zaak rust.
Wat gebeurt er met het pandrecht van Anton?
- B draagt de zaak over aan C
- Kan B zijn verpande auto overdragen aan C? Dat kan, art. 3:84 lid 1 BW (geldige titel; koop,
beschikkingsbevoegd; hij is eigenaar en leveringshandeling; meestal bezitsverschaffing). Dan
is de auto rechtsgeldig overgedragen aan C.
- Wat gebeurt er dan met het pandrecht? Nemo plus beginsel (kan niet meer overdragen dan hij
heeft, dus bezwaarde auto is ook bezwaarde auto overdragen). Wat kan B overdragen,
waarover is hij beschikkingsbevoegd? Dat is het met pandrecht bezwaarde auto. Dat is een
beperkt recht en dat heeft zaaksgevolg, dat betekent dat het de zaak volgt, blijft daarop rusten.
C krijgt dus, zonder dat hij het weet, eigendomsrecht op een auto met een pandrecht. Maar in
de casus staat ‘hij wist niet of hoefde niet te weten’ dat betekent dat hij te goeder trouw is.
- C is te goeder trouw en moet in aanmerking komen voor bescherming. Deze
derdenbescherming van art. 3:86 BW beschermt verkrijger van roerende zaak tegen
beschikkingsonbevoegdheid. Als eigenaar mag je over auto beschikken en B heeft auto
rechtsgeldig overgedragen dus C kan niet zeggen dat hij niet beschikkingsbevoegd was want
dat was hij wel. Vraag is natuurlijk waar C eigenaar van is geworden en waar hij op mocht
vertrouwen eigenaar van te worden. Eigenaar van pandrecht bezwaarde auto terwijl hij er op
mocht vertrouwen dat hij eigenaar was geworden van onbezwaarde auto (art. 3:86 lid 2 BW).
Antwoord: als C te goeder trouw is, dan vervalt het pandrecht van A (art. 3:86 lid 2 BW). Risico van
stille pandhouder, i.c. een risico van A, dan had hij maar een vuist pandrecht moeten verstrekken.
3
, Dit speelt niet bij hypotheek, omdat daar alles in openbare registers wordt vastgelegd en daarop mag je
van op aan.
Vraag 1.c: Variant: Anton heeft een pandrecht op de auto van Berend. Anton draagt zijn
vordering op Berend, die met het pandrecht op de auto is gezekerd, over aan Dirk. Wat gebeurt
er met het pandrecht?
- A heeft een pandrecht en deze dient tot zekerheid voor een vordering die hij heeft op B. Stel
hij heeft 5000 euro te vorderen van B waarvoor B een pandrecht heeft gegeven op de auto. A
heeft misschien pas over anderhalf jaar recht op terugbetaling, maar A heeft nu geld nodig. A
draagt hierdoor zijn vordering over aan D voor bijvoorbeeld 3500 euro.
- In beginsel mag je dit gewoon doen (art. 3:83 lid 2 BW). Je mag hem zelfs schenken aan D.
Vordering kun je dus overdragen, maar pandrecht laat zich in beginsel niet goed voorstellen
zonder dat er een vordering is die door dat pandrecht wordt verzekerd. Pandrecht is zekerheid
voor terugbetaling van die vordering. In beginsel zou je denken A houdt dat pandrecht, ook al
draagt hij vordering over aan D, misschien weet D wel niet van pandrecht. Is niet zo, want
pandrecht is afhankelijk recht, het afhankelijk van de vordering die het verzekert (art. 3:7 en
3:82 BW). Afhankelijke rechten volgen het recht waaraan zijn verbonden zijn.
- Pandrecht is verbonden aan vordering en als D door cessies schuldeiser van die vordering
wordt, wordt hij ook van rechtswege (zie art. 3:82) pandhouder van de auto. Zelfs als hij daar
niet eens van zou weten. Afhankelijk karakter pandecht komt duidelijkst tot uiting als je
schuld terugbetaalt. Stel B betaalt de 5000 euro aan A terug dan gaat de vordering van A op B
door terugbetaling teniet, dan gaat ook het pandrecht teniet (zie art. 3:7 jo. 3:82 BW). Dit is de
hoofdregel. Er zijn wel uitzonderingen, maar hier wordt later op terug gekomen.
- D wordt dan van rechtswege ook pandhouder. A zal dit stille pandrecht melden aan D. Is het
niet stil pandrecht maar vuist pandrecht dat A heeft op auto, heeft hij auto dus in macht, dan
moet A ook auto in macht brengen van D (volgt uit afhankelijke rechtkarakter pandrecht).
Samenvattend:
- Kijk naar pandrecht en object waar het op rust. Als er iets met object gebeurt, dan ook met
pandrecht (art. 3:81 lid 2 BW).
- Pandrecht heeft zaaksvervolg dus waar zaak ook naar toe gaat, pandrecht blijft daarop rusten
(nemo plus beginsel).
- Te goeder trouw over pandrecht wordt beschermd (art. 3:86 lid 2). Dus niet lid 1, want dat
beschermd tegen beschikkingsonbevoegdheid.
- Pandrecht is onlosmakelijk verbonden aan vordering. Wordt vordering voldaan dan ook
pandrecht teniet of gesedeerd aan ander, wordt ander van rechtswege ook pandhouder.
Vraag 2 over pandrecht op zaken
Rogier, groothandelaar in elektronica, is in onderhandeling met Simon over de verkoop van een
partij computercomponenten. Rogier verwacht dat hij in verband met de aanstaande verkoop
en levering op korte termijn € 50.000,- van Simon te vorderen zal hebben.
Vraag 2.a: Kunnen Rogier en Simon, ter verzekering van de nakoming van de vordering die
Rogier op Simon verwacht te krijgen, nu reeds een pandrecht vestigen op een aan Simon
toekomende motorboot, niet zijnde een registergoed? Zo ja, op welke wijze dient de vestiging te
geschieden en gelden er beperkingen? Zo nee, waarom niet?
- We hebben het net gehad over het afhankelijk recht karakter van het pandrecht, op het
moment dat de schuld die gezekerd wordt door het pandrecht wordt terugbetaald en er dus
geen vordering meer is, gaat ook het pandrecht teniet. Hier zien we een casus waarin er de
verwachting is dat ene partij vordering van andere partij zal krijgen, maar voordat dat voor
transactie gebeurt wil potentiële schuldeiser al wel vast een pandrecht hebben op motorboot
van schuldenaar, dus S.
- Als je nu heel stikt redeneert, dat het pandrecht kan niet bestaan zonder vordering die het
verzekert, dan kan dat niet. Maar voorziening in art. 3:231 BW. Kan ook voor toekomstige
vordering worden gevestigd. Niet op maar VOOR toekomstige vordering.
4