lOMoARcPSD|2697772
Samenvatting Psychologie van de levensloop, Pol Craeynest
Ontmoetingen met doelgroepen (Avans Hogeschool)
StudeerSnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
Inhoud
HOOFDSTUK 1 TERREINVERKENNING............................................................................ 2
HOOFDSTUK 2 ENKELE ONTWIKKELINGSTHEORIËN ....................................................... 6
HOOFDSTUK 4 DE BABYTIJD ......................................................................................... 8
HOOFDSTUK 5 DE PEUTERJAREN ................................................................................ 13
HOOFDSTUK 6 DE KLEUTERJAREN ............................................................................... 19
HOOFDSTUK 7 DE SCHOOLPERIODE ............................................................................ 23
HOOFDSTUK 8 DE ADOLESCENTIE ............................................................................... 29
HOOFDSTUK 9 DE VOLWASSENHEID ........................................................................... 35
HOOFDSTUK 10 DE OUDERE VOLWASSENHEID ............................................................. 40
1
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
HOOFDSTUK 1 TERREINVERKENNING
EEN KORTE HISTORIEK
1.1.1 DE VERRE VOORGESCHIEDENIS
Men sprak vroeger over de voorwetenschappelijke of intuïtieve ontwikkelingspsychologie.
Allerlei geleerden zijn zich gaan toeleggen op bepaalde vragen in verband met de ontwikkeling.
Sommige spraken over nativisten, mensen die uiteindelijk worden wat de natuur ze heeft
meegegeven. Andere spraken over empiristen, daarbij ligt de nadruk op de rol van ervaring en
opvoeding.
John Locke vatte de mens bij de geboorte op als een tabula rasa, een onbeschreven blad.
Rousseau wilde de opvoeding een minimale rol toebedelen. Volgens hem is het kind een actief
experimenterend wezen dat zijn ontwikkeling zelf in handen neemt en selectief de invloeden in
zich opneemt waar het vanuit zijn natuurlijke aanleg behoefte aan heeft.
1.1.2 START VAN DE GENETISCHE PSYCHOLOGIE
In het laatste deel van de negentiende eeuw ontstond er wetenschappelijke theorievorming.
Een nieuwe wetenschap was geboren; genetische psychologie.
1.1.3 EVOLUTIE NAAR EEN VOLWAARDIGE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
In Europa en in Amerika waren er psychologen met een sterke pedagogische interesse die om
begrijpelijke reden veel meer de nadruk legden op de rol van de opvoeding in de ontwikkeling.
Anderzijds was het Amerikaans behaviorisme die de nadruk legde op de invloed van ervaringen.
Steeds meer werd er gesproken over de ontwikkelingspsychologie.
1.1.4 NAAR EEN PSYCHOLOGIE VAN DE MENSELIJKE LEVENSLOOP
Tot halverwege de twintigste eeuw richtten ontwikkelingspsychologen zich uitsluitend op de
evolutie van het gedrag bij kinderen. Iedereen was ervan overtuigd dat de evolutie daarna
stilviel. Vandaag de dag vat men de ontwikkeling op als een levenslang veranderingsproces.
Elke leeftijd heeft bepaalde gedragsvormen en opvattingen. Halverwege de twintigste eeuw
ontstond er naast een algemene ouderdomskunde geleidelijk psychogeronotologie. Alleen de
middenmoot, de periode van volwassenheid bleef lange tijd verstoken in systematisch
onderzoek.
PSYCHOLOGIE; WETENSCHAPPELIJKE STUDIE NAAR HET GEDRAG VAN DE MENS
2
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
DE INDELING IN FASEN
1.2.1 CONTINUÏTEIT OF DISCONTINUÏTEIT IN DE ONTWIKKELING
Continuïteit -> Verschillende aspecten die men in het gedrag onderscheidt
(motorisch,cognitief,sociaal,emotioneel), niet steeds synchroon ontwikkelen.
Continue verandering> Geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een bepaald niveau
voortvloeien uit die van vorige niveaus.
Discontinuïteit -> Periodes met een vrij stabiele verschijningswijze wisselen af door relatief
korte overgangsfasen die soms het uitzicht kunnen hebben van een crisis waar men doorheen
moet.
Discontinue verandering> Ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij
elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.
Ontwikkelingsmodellen van Henri Cammaer
1.2.2 HET TRAPMODEL CHARLOTTE BÜHLER
Het trapmodel is de meest klassieke voorstelling van de menselijke levensloop.
De opvatting van Charlotte Bühler over de menselijke levensloop, de fasen volgen elkaar op als
de bedrijven of de akten van een klassiek toneelstuk.
Opbouw van een klassiek De grote levensfasen Verdere indeling van de
toneelstuk eerste levensfase
Eerste bedrijf: Kinderjaren en jeugdperiode Baby en Peuter
Voorstelling Ontwikkeling van de biologische en Ontwikkeling van de basisfuncties
De personages, de tijd en de plaats psychologische functies waarmee (kijken,grijpen,lopen,taal, sociaal en
van het gebeuren geleefd zal worden contact)
Tweede Bedrijf: Jongvolwassenheid Kleuter
Stijging Expansieve periode: beginnende Expansieve ( en erg fantasierijke)
Begin van actie, ontwikkeling van (idealistische) opbouw van een verkenning van de omringde wereld
het dramatische gegeven eigen levensproject
Derde Bedrijf: Middenvolwassenheid Schoolkind
Hoogtepunt Maximale inzet met het oog op het Doelgerichte inzet: zich eigen
De spanning stijgt ten top, het komt bereiken van het beoogde maken van de kennis en de
tot een climax levensdoel vaardigheden van de cultuur
Vierde Bedrijf: Laatvolwassenheid Puberteit
Ommekeer Crisis van de middelbare leeftijd, Identiteitscrisis: verlies van het
Het komt tot een anticlimax met ervaren van grenzen en vroegere evenwicht, vinden van een
onverwachte wendingen herstructuring van het leven nieuwe identiteit
Vijfde Bedrijf: Ouderdom Adolescentie
Ontknoping Loskomen van de vitale behoeften Loskomen uit de vroegere
Oplossing van het dramatische en geleidelijk afscheid nemen van bindingen en afscheid nemen van
gegeven en einde van de actie het leven de kindsheid
3
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
1.2.3 HET GELAAGDE MODEL FREUD
Bij het gelaagde ontwikkelingsmodel worden de verschillende levensfasen, ongeveer zoals de
los op elkaar liggende geologische lagen van de aardkost, gezien als het resultaat van een reeks
toevallige gebeurtenissen die elkaar in het verleden zijn opgevolgd. Men richt zich op het hier
en nú. Voorbeelden vinden we in de klassieke psychoanalyse van Sigmund Freud.
Freud-> Psychoseksuele ontwikkeling
Eerste levensjaar: Orale fase
1 tot 3 : Anale fase
Vanaf 3 jaar: Fallische fase
Vanaf 6 jaar: Latentiefase
Vanaf 11 jaar: Genitale fase
Reactievorming ; Het omzetten van de seksuele verlangens en de negatieve gevoelens uit de
fallische fase in preutsheid en de wens om een net,lief kind te wezen.
Sublimatie ; Het oppoetsen van de als negatief ervaren seksuele nieuwsgierigheid tot een meer
positief gewaarde drang naar kennis.
1.2.4 HET GOLFMODEL PIAGET
Kenmerkend voor het golfmodel is dat er een zekere regelmaat ondersteld wordt in de wijze
waarop bepaalde eigenschappen of gedragswijzen verdwijnen en weer terugkeren in de elkaar
opvolgende fasen. ‘Evenwicht en onevenwicht.
1.2.5 HET LIJNMODEL BEHAVIORISTEN
Een lijnmodel is het proces van continue veranderingen zonder sprongen of bruuske
overgangen. Vooral in het behaviorisme gebruikte men het lijnmodel. Ze gingen er namelijk van
uit dat de mens ter wereld komt zonder een erfelijk uitgetekend stappenplan van
opeenvolgende ontwikkelingsfasen.
ONTWIKKELINGSFACTOREN
De vraag is, wordt de mens vooral datgene wat de omgeving van hem maakt of ontwikkeld hij
zich, ongeacht het soort milieu waarin hij terechtkomt, uiteindelijk tot wat al vanaf het begin in
hem aanwezig was? Dit zijn twee extreme standpunten.
4
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
1.3.1 BIOLOGISCH GEORIENTEERDE THEORIEËN
In de beginperiode van de ‘genetische’ psychologie overheerst de opvatting dat de erfelijkheid
bepaalt wie of wat we worden. De ontwikkeling werd gezien als een endogeen, een van
binnenuit gestuurd rijpingsproces. De omgeving speelt een beperkte rol in de ontwikkeling. In
de jaren 60, de golden sixties, werd veel meer de nadruk gelegd op de rol van het milieu.
Na de opkomst van de sociobiologie en de evolutionaire psychologie, die het gedrag veeleer
opvatten als het product van een miljoenen jaren oude evolutie, is het tij veranderd.
1.3.2 MILIEUTHEORIEËN
Er kwam een tegenstroom die veel belang toekende aan de rol van de omgeving. Vooral het
behaviorisme zag het gedrag als een sterk gegeven, dat exogeen gestuurd wordt door de
actueel inwerkende prikkels en de vroegere leerervaringen. De erfelijkheid bepaalt niet WAT er
ontwikkelt, maar enkel DAT er een ontwikkeling kan plaatsvinden.
Sensomotorisch:
Periode tussen de 0 en 1,5 a 2 jaar. Hierin word het kind steeds vaardiger motorisch weer om
te gaan met een steeds nauwkeuriger waargenomen zintuiglijk omgeving.
Preoperationeel:
Periode tussen de 6 a 7 jaar. Hier zijn er wel al voorstellingen (denkinhouden) aanwezig, maar
het kind kan er nog geen echte operaties (logische bewerking) op doorvoeren
Concreet-operationeel:
Periode tussen de 11 a 12 jaar. Geleidelijk worden er aangepaste schema’s verworven,
waardoor het kind logisch leert omgaan met allerlei gedachte-inhouden, tenminste wanneer
het zich die concreet of aanschouwelijk kan voorstellen.
Formeel-operationeel:
Periode tussen de 15 a 16 jaar. De adolescent krijgt geleidelijk de beschikking over abstracte
denkschema’s, waardoor hij nu ook problemen op een hoger denkniveau kan oplossen.
5
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
HOOFDSTUK 2 ENKELE ONTWIKKELINGSTHEORIËN
DE PSYCHOSOCIALE IDENTITEITSTHEORIE VAN ERIKSON
2.1.1 SITUERING TEN OPZICHE VAN FREUD
Erikson maakte onderscheid tussen het Ik, het Zelf en het Ego.
Het ik: Het bewust observerende deel van de persoonlijkheid. De basis van het bewuste
waarnemen,denken en handelen.
Het zelf: Het voorwerp van mijn ervaringen voorzover die betrekking hebben op mijn eigen
persoon, hoe ik, mezelf waarneem, voel, tot daden aanzet of probeer te presenteren aan
andeen.
Het ego: Er kunnen tegenstellingen ontstaan, die moeten verzoenen en de harmonie moet
hersteld worden.
Psychosociaal & Psychoseksueel
Psychologische eenwording (jezelf zijn) Verschillende fases worden
In harmonie leven met de sociale gedomineerd door de keuze
omgeving. van de lichaamszones waar
het libido achtereenvolgens vastzet
Levensfase Kernconflit Omgevingsaspect Egosterkte
Oraal-sensotorisch Vertrouwen VS Wantrouwen Geborgenheid Hoop
stadium vanwege de
verzorgers
Anaal-musculair Autonomie VS Schaamte/twijfel Gezagsvolle en Wilskracht
stadium oordeelkundige
ouders
Locomotorisch- Initiatief VS Schuldgevoel Harmonieuze Doelgerichtheid
genitaal stadium gezinssituatie
Latentiestadium Vlijt VS Minderwaardigheid Belangstellende Bekwaamheid
leraars en
bereidwillige
klasgenoten
Jeugdperiode Identiteit VS Een leeftijdsgroep en Trouw
Rolverwarring/trouw/toewijding identificatiefiguren
Jongvolwassenheid Intimiteit VS Isolement, liefde Een partner en een Liefde
en gehechtheid crisis der job
ervaring
Middenvolwassenheid Generativiteit VS Stagnatie Eigen gezin en zinvol Zorgzaamheid
Zorgzaamheid VS werk
Vruchtbaarheid
Ouderdom Ego-integriteit VS Wanhoop De bredere Wijsheid
samenleving
6
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)