Bedrijfsethiek
SAMENVATTING HELE BOEK
Inleiding
Ethiek is de filosofische discipline die zich bezig houdt met de vraag naar goed en kwaad.
Bedrijfsethiek is een heel specifieke, praktische vorm van ethiek, waarin de vraag naar goed
en kwaad in bedrijven en organisaties centraal staat.
Veel bedrijfsethici filosoferen veel. Hierbij gaat het niet om zuivere, maar om toegepaste
filosofie. Het nadeel hiervan is dat het denkvermogen van bedrijfsethiek soms op de
achtergrond raakt.
Analytische en continentale filosofie
Rudolf Carnap is een van de wegbereiders van de analytische traditie in filosofie. Hij vind dat
metafysische filosofen zich meer bezig houden met poëzie en te weinig aandacht besteden 1
aan wetenschap. Nu noemen wij die filosofen continentaal. Wat inmiddels een soort
scheldwoord is geworden voor onwetenschappelijke filosofen. Zij houden zich meer bezig
met vragen als: wat is zijn? Heeft het leven essentie? Bestaat de menselijke ziel?
Andersom zagen de metafysische/continentale filosofen de analytische filosofen als saai,
oppervlakkig en weinig diepzinnig.
Verschillen volgens de analytische filosofen:
Analytische filosofen Continentale filosofen
Taalanalyse staat voorop Poëzie, poëtische analyse
Wetenschappelijk Onzinnig, hooguit artistiek
Gedisciplineerd Wild, onbeheerst, anarchistisch
Politiek neutraal Politiek radicaal
Methodologisch Chaotisch
Geloven in vooruitgang in wetenschap Geloven slechts in situationele waarheden
Echt filosofisch Retorisch
Verschillen volgens de continentale filosofen:
Continentale filosofie Analytische filosofie
Zijnsanalyse staat voorop Blijft hangen in taalspelletjes
Diepzinnig Oppervlakkig
Realistisch Naïef
,Politiek geëngageerd Neutraal, burgerlijk
Kritisch over de wetenschap Slaaf van de wetenschap
Filosofisch Niets
Veel filosofen in Europa delen de twijfels aan het naïeve optimisme van analytische filosofen.
Wat te maken heeft met dat veel analytische filosofen reageerden op duistere tijden ( BV
WOII). Filosofie is niet enkel het dienen van de wetenschap, kritiek op politiek en wetenschap
werd hun morele plicht.
Bedrijfsethiek en continentale filosofie
Bedrijfsethiek ligt gelegen in de analytische filosofie. Juist door de analytische filosofie heeft
men duidelijkheid gekregen in normatieve perspectieven en gedragscodes. Wel kan door
middel van de continentale filosofie de huidige stand van zaken geanalyseerd worden.
Basisconcepten
Ethiek gaat over goed en kwaad. Het goede is acceptabel, het kwade niet. Ethiek houdt zich
met andere woorden bezig over de vraag of bepaalde handelingen, praktijken of instituties
acceptabel zijn of niet. Op de achtergrond spelen hierbij ideeën over wat goed en kwaad is:
moraliteit.
2
Mensen hebben vaak de neiging om te zeggen wanneer iets (feitelijk) het geval is, dit ook zo
hoort te zijn (normatief). Dit staat bekend als is/ought drogredenen: als de observatie is dat
iets zo is, betekent dit niet dat het ook zo hoort te zijn.
Moraliteit beschrijft bepaalde ideeën, normen en waarden in een bepaalde samenleving en
de taak van ethiek is juist om een kritische houding aan te nemen t.o.v. van de moraliteit:
zijn we het nog wel eens met het moraal? Een norm geeft aan hoe we van dag tot dag
moeten handelen, ze geven een bepaald soort verplichting ten aanzien van de waarden.
Ethisch absolutisme is de opvatting dat slechts één juiste conceptie van het goede en kwade
bestaat.
Hoofdstuk 1 stakeholdertheorie
Edward Freemans strategic management : a steakholder approach uit 1984 is het basiswerk
voor de stakeholdertheorie. Er zijn verschillende theorieën over wat het begrip stakeholder
inhoudt. Volgens Freeman zijn stakeholders groepen of individuen die invloed kunnen
uitoefenen op, of beïnvloedt worden door het realiseren van de doelen van de onderneming.
De onderneming moet rekening houden met de stakeholders als zij haar doelen wil bereiken.
Hoewel Freemans theorie een basis is, is het niet een bedrijf-ethische opvatting.
,Freemans oorspronkelijke theorie
In de jaren tachtig stelde Freeman dat de bestaande conceptuele kaders waarmee men naar
de omgeving keek niet langer inzicht konden bieden dat nodig was om een onderneming
goed te besturen. Men keek in bedrijven enkel naar afnemers, leveranciers, aandeelhouders
en medewerkers, maar de overheid, concurrenten, consumentenorganisaties, de media,
milieubeweging en andere factoren kregen steeds meer invloed in de succes van een
onderneming. Hierom moest er een nieuw conceptueel kader opgesteld worden, om de
belangen van iedere groep op zich te beschrijven en een strategie te ontwikkelen. Het
stakeholdersconcept werd gebruikt om een plattegrond te tekenen van de onderneming in
de relatie tot haar omgeving. Deze stakeholders wordt weergegeven als een spinnenweb (zie
pagina 29). De stakeholders kunnen in de volgende categorieën onderverdeeld worden:
eigenaren, financiële instellingen, actiegroepen, klanten, consumentenorganisaties,
vakbonden, werknemers, handelsorganisaties, concurrenten, leveranciers, overheden en
politieke organisaties. Stakeholders kunnen meerdere rollen vervullen. Zo kan een
medewerker ook een klant zijn. Enkel een overzicht van de stakeholders is dus niet genoeg,
maar moet er een analyse gemaakt worden van de verschillende stakeholders in 2 dimensies
van drie categorieën: (stakeholdersmap)
3
- Eigenaarsbelangen (zoals bij aandeelhouders)
- Economische belangen (leveranciers, schuldeisers, medewerkers)
- Overig (milieubeweging, overheid)
Zij voeren hun macht uit op 1 van de volgende drie manieren
- Formele of stemmacht
- Economische macht
- Juridische politieke macht
Een stakeholder kan onder meerdere categorieën vallen, bijvoorbeeld een vakbond die een
rechtszaak aanspant. Een bedrijf moet er in ieder geval voor zorgen dat zij de belangen week
van de stakeholders, omdat zij macht kunnen uitoefenen.
Descriptieve, instrumentele en normatieve
stakeholderstheorie
Thomas Donaldson en Lee Preston breidden de theorie verder uit en maakte onderscheid in
descriptieve, instrumentele en normatieve stakeholderbenadering.
Descriptieve stakeholderbenadering
,De stakeholdertheorie is er alleen om een manier om ondernemingen en hun omgeving te
beschrijven. Gaat verder in op de manier waarop het bedrijf communiceert met
belangenpartijen en andersom.
instrumentele stakeholdersbenadering
Geeft niet alleen een beschrijving, maar geeft ook voorstellen op de manier waarop een
bedrijf om moet gaan om stakeholders als instrument te gebruiken om de doelen te
bereiken. Ook worden de doelen van de onderneming ter discussie gesteld, waar ethiek bij
komt kijken. De doelen van de stakeholders moeten gerealiseerd worde, ongeacht of dit bij
de doelen van het bedrijf past.
De theorie van Freeman zelf is geen bedrijfsethiek, maar een middel voor strategisch
management en is hierom descriptief en instrumenteel van aard. Je gebruikt de wensen van
stakeholders namelijk om te overleven als bedrijf, niet om maatschappelijk verantwoord of
ethisch te ondernemen. Stakeholderidentificatie:
1. Bepalen wie wel en niet stakeholders zijn
2. Besluit in welke mate er rekening wordt gehouden met de stakeholders
Freeman gaat er vanuit dat iedereen die beïnvloedt wordt door de onderneming ook als
stakeholder gezien moet worden. Maar moet in eerste instantie gekeken worden naar de
stakeholders die de meeste macht kunnen uitoefenen. Er wordt alleen rekening gehouden
4
met ethische kwesties als de partijen macht uit kunnen oefenen. Hierom is de theorie van
Freeman niet voldoende om maatschappelijk verantwoord of bedrijf ethisch te ondernemen.
Normatieve stakeholdertheorie
Wat in eerste instantie een onderdeel van strategisch management was, krijg inmiddels
steeds meer aandacht bij bedrijfsethici. Ook Freeman ziet ethiek inmiddels als een belangrijk
onderdeel van ondernemen. Ook zegt hij dat ondernemingen ethiek en ondernemen van
elkaar scheidden zich bezig houden met drogredenen en hij noemt dit seperation fallacy
(integratiethese). De uiteindelijke theorie is hierom van normatieve aard.
Vanuit de Kantiaanse traditie wordt beargumenteerd dat respect voor de vrijheid en de
menselijke wil de plicht met zich meebrengt rekening te houden met de stakeholder.
De utilistische traditie stelt dat er rekening gehouden moet worden met stakeholders omdat
dit leidt tot zo veel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen. Een van de normatieve
kernen van de stakeholderbenadering is de discoursethiek.
Jurgen Habermas 1929
Een van de meest beroemde levende filosofen. Hij wordt omschreven als de bruggenbouwer
tussen de continentale en analytische filosofie. Hij streeft naar een emancipatie van mensen
,in de samenleving en houdt zich bezig met sociale filosofie. Hij is de grondlegger van de
discoursethiek.
Discoursethiek
Kent geen eigen grondslag, maar neemt rationaliteit als uitgangspunt. Er is geen sprake van
een filosofisch argument voor de grondslag van de rationaliteit. Habermas neemt taal als
uitgangspunt voor haar communicatieve rationaliteit: de mogelijkheid om te verwijzen naar
de goede gronden voor het doen van een uitspraak of het uitvoeren van een handeling. Iets
is dan rationeel als er goede redenen voor gegeven kunnen worden en geldt niet alleen met
ethische vraagstukken maar ook wetenschap, politiek en management. Rationaliteit kan
nooit ontstaan door de mening van een enkele persoon. Het bereiken van een rationele
conclusie is altijd een sociale aangelegenheid (een concreet plaats vindend discours). Maar
een ethische conclusie kan alleen ontstaan bij de ideale gesprekssituatie: (d-principe)
- Iemand die niet in staat is een relevante bijdrage te leveren aan het discours wordt
uitgesloten
- Alle deelnemers kunnen een gelijke inbreng hebben
- Alle deelnemers zijn vrij om hun mening te uiten
- Macht en onderdrukking spelen geen rol
In zijn theorie wordt niet bepaald wat goed of slecht is. Er worden alleen voorwaarden
5
gegeven waarvan mensen kunnen kiezen of zij dit als goed of slecht ervaren. Het is een
manier om tot ethiek te kunnen komen. Daarnaast is de ideale situatie niet realistisch. Er
worden weinig mensen betrokken bij beslissingen. Macht speelt vrijwel altijd een rol en
sommige mensen hebben moeite met zichzelf uiten. Habermas geeft aan dat de ideale
situatie meer een meetstaaf is. Het d-principe zijn dus voorwaarden waaronder mensen tot
overeenstemming kunnen komen over de geldigheid van normatieve uitspraken.
Morele, ethische en juridische discoursen
Habermas onderscheidt 3 soorten discoursen.
Morele discours waarin universele regels de interactie tussen personen reguleren door te
verbieden, gebieden en toe te staan. Dit zijn regels met betrekking tot de vrijheid en
integriteit van mensen (mensenrechten).
Ethische discours omschrijft opvattingen van specifieke mensen en de normen en waarden
van specifieke gemeenschappen. Handelingen en regels kunnen getoetst worden aan de
normen en waarden. BV: wat leert een kind op school? Wat mag er op TV getoond worden?
Hoeveel uren heeft een normale werkweek?
Juridische discours gaat om de legitimiteit van de wetgeving. Iets kan alleen legitiem zijn als
alle burgers ermee instemmen.
,Discourstheorie en stakeholdertheorie
Darryl Reed toont dat de stakeholderstheorie goed bij de discourstheorie past. In een
onderneming waarin communicatieve rationaliteit heerst, dat zouden managers alleen
beslissingen nemen als alle relevante partijen daarbij betrokken zijn. Stakeholderstheorieën
roepen twee vragen op waar de discourstheorie antwoord op kan helpen geven
- Wie zijn de stakeholders van een onderneming
- Hoe moeten stakeholders tegen elkaar worden afgewogen in het geval ze niet
gelijktijdig gerealiseerd kunnen worden.
Eerste vraag: alleen geldige belangen kunnen leiden tot verplichtingen van de onderneming
t.a.v. stakeholders. Het aantal stakeholders wordt dus beperkt.
De tweede vraag kan beantwoordt worden door dieper in te gaan op de drie normatieve
domeinen. Zo kunnen de stakeholders ook beperkt worden. Zowel de wetten als regels van
de moraal kunnen rekenen op instemming van de betrokkenen om aanspraak te kunnen
maken op geldigheid.
Werkelijke conflicten kunnen volgens reed alleen ontstaan wanneer een van de belangen zijn
geldigheid ontleent aan het domein van de moraal terwijl de ander zijn geldigheid ontleent
aan het ethische domein. Een nog erger conflict kan ontstaan wanneer beide claims 6
gebaseerd zijn op het ethische domein.
Conclusie
De stakeholdertheorie begon als een benadering voor het strategisch management, maar is
inmiddels belangrijk voor bedrijfsethiek en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het is
logisch, omdat om te zien wat ondernemingen behoren te doen, er gekeken moet worden
naar de belangenpartijen. De discoursethiek sluit erbij aan en laat zien dat andere partijen
niet alleen betrokken moeten zijn vanwege hun belangen, maar ook omdat ondernemingen
alleen rationeel kunnen handelen als ze samen met anderen in discoursen vaststellen wat de
onderneming dient te doen.
,Hoofdstuk 2 beslissingen
Als iemand in het netwerk van relaties (medewerker, klant, leverancier, aandeelhouder)
beslissingen neemt die anderen oneerlijk vinden, kan dit het grote gevolgen hebben voor het
voortbestaan van een onderneming. In het bedrijfsleven is doelethiek dominant. Doelethici
geloven dat het belangrijk is om het goede te doen omdat dit goede gevolgen heeft. Mensen
nemen dus beslissingen die hun eigen belangen dienen. Dit wordt ook wel de rationele
keuzetheorie genoemd: mensen kiezen hun beslissingen op rationele wijze in wat nuttig is
voor hen.
Utilisme
De belangrijkste variant van doelethiek. Utilisten beweren dat de juiste manier van handelen
het nut verhoogt. Bentham ontwikkelde een gelukscalculus waarvan het doel is het geluk in
een bepaalde samenleving te verhogen. Hij zag het utilisme als een manier om
conflictsituaties te vermijden als iedereen dezelfde objectieve basis van ethiek zou hebben.
Mill wees erop dat een samenleving er niet beter van wordt als ieder individu zijn eigen
geluk nastreeft. Mill formuleerde het geluksprincipe: het ultieme doel van menselijk bestaan
is om gevrijwaard te blijven van pijn en een zo goed mogelijk leven te hebben. Er is volgens
hem kwantitatief en kwalitatief geluk, waarin kwantitatief een lagere vorm van geluk is
waarin mensen gelukkig zijn as ze eten of luieren. De kosten en baten analyse is
7
kenmerkend voor het utilisme. Hoewel dit niet altijd moreel is, denk bijvoorbeeld aan
kinderarbeid. Volgens de kosten baten analyse zou dit tot het hoogste geluk leiden. De
utilistische beredenering gaat ervanuit dat tegenover een slechte beslissing goede
beslissingen moeten staan. Zo kan kinderarbeid goed betaald worden. Het is niet ongewoon
om het geluk van 1 op te offeren voor het geluk van anderen volgens het utilisme. Hoewel
deze theorie inmiddels is bijgeschaafd en men niet meer geloofd dat dingen simpelweg
gecompenseerd kunnen worden.
Plichtethiek
Bij deze benadering staan niet zo zeer de gevolgen centraal, maar de plichten, principes en
rechten. De grondlegger is Jeremy Bentham hij noemde plichtethiek ook wel deontologie en
was een onderdeel van utilisme. Kant dacht dat mensen, als ze eenmaal goed nadenken,
kunnen komen tot het vormen van algemeen kenende morele regels. Die regels duidt hij aan
met de term categorisch imperatief. Met categorisch bedoelt hij iets wat altijd en overal
geldend moet zijn en imperatief is een ander woord voor regel. Volgens Kant is er maar één
categorisch imperatief, en het gaat dus om verschillende formuleringen van één dezelfde
morele plicht. ‘wat gij niet wil dat u geschied, doe dat ook een ander niet’. Hierbij is
plichtethiek heel anders dan doelethiek, want volgens plichtethiek zou je een ander niet
ontslaan. Een dilemma kan hierin zijn wanneer iemand vraagt of je iets geheim wil houden
, voor een ander. Hierbij raak je in conflict tussen die persoon en de ander. Hiervoor biedt
Kant geen oplossing.
Deugdethiek
Komt uit de tijd van Aristoteles. Pas als je weet wat voor rol je in de samenleving inneemt,
kun je weten wat je wel en niet behoort te doen. Je moet dus op een deugdzame wijze zo
goed mogelijk jouw rol vervullen in de samenleving. Een soldaat dapper, een leraar slim en
arbeider vlijtig. Deze deugd moet dan de normaalste zaak van de wereld zijn.
Daarnaast moet er niet afgedwaald worden naar extreem, zoals een soldaat die zich
roekeloos gaat gedragen. Praktische wijsheid leert mensen hierbij de juiste keuzes te maken.
Ook is het belangrijk met anderen te discussiëren over morele gezondheid.
Alternatieve benaderingen voor morele
beslissingen
De vorige drie benaderingen gingen uit van de rationaliteit en het verstand van de mens.
Kohlberg gaat er vanuit dat er een morele ontwikkeling plaats vind in de mensheid, waarbij
hij erop wijst dat mensen ook allerlei morele gevoelens hebben. Simon gaf aan dat
beleidsmakers nooit geheel moreel te werk gaan, er is namelijk sprake van tijdsdruk, gebrek
aan informatie en gebrek aan bevattingsvermogen. Zij streven niet naar de beste oplossing,
8
maar naar de eerste oplossing die iedereen tevreden maakt (satisfactieprincipe).
Bedrijfsethici over morele beslissingen :
Patricia Werhane ontwikkelde een theorie over de morele verbeeldingskracht. Het fasemodel
hiervan:
1. Bewustwording van sociale, economische, organisatorische en persoonlijke factoren
die de perceptie op een bepaald vraagstuk beïnvloeden. Hierbij hoort ook dat men
begrijpt hoe deze factoren onderling tegenstrijdig kunnen zijn.
2. Proberen het probleem vanuit verschillende invalshoeken te bekijken om zo te
begrijpen dat er mogelijkerwijs verschillende soorten oplossingen zijn.
3. Alternatieve oplossingen ontwikkelen die ook acceptabel kunnen zijn voor mensen
buiten het bedrijf zelf.
Sluit aan bij de managementtheorieën dat mensen vanuit bepaalde perspectieven kunnen
kijken. Het 5d-model van Goodpaster is een voorbeeld van hoe managers strategische
beslissingen moeten nemen.
1. Describe
2. Discern (maak onderscheid)
3. Display