Samenvatting Immunologie
Life sciences, 2de jaar, HU
In deze samenvatting worden de leerdoelen uitgewerkt die je moet weten voor de toets. De
leerdoelen staan in het rood, als er een paar leerdoelen onder elkaar staan betekent dit dat de
onderstaande tekst al die leerdoelen beantwoordt. Dit is een verkorte versie van de aantekeningen
Immunologie en het boek; The Immune System, Peter Parham. Als je dus niet snapt wat er staat, kijk
dan in de aantekeningen, deze zijn zo uitgebreid mogelijk.
Table of Contents
Table of Contents
Samenvatting Immunologie....................................................................................................................1
2. Aangeboren immuniteit- Complement systeem.............................................................................8
3. Aangeboren immuniteit- ontstekingsreactie................................................................................19
4. Antilichamen en B-cel receptoren................................................................................................27
8. T-cel gemedieerde immuniteit.....................................................................................................59
9. B-cel en antistof gemedieerde immuniteit...................................................................................70
10. Cellulaire cytotoxiciteit...............................................................................................................76
11. Overgevoeligheidsreactie van het immuunsysteem...................................................................86
12. Auto- immuniteit en auto- immuunziekten................................................................................90
1. Inleiding immunologie
beschrijven waartegen het immuunsysteem ons beschermt.
Ons immuunsysteem beschermt ons tegen Extracellulaire en intracellulaire pathogenen.
een definitie geven van een commensaal en een pathogeen.
Commensale micro-organismen: ze horen op je lichaam en veroorzaken geen ziekte. Ze koloniseren
elk oppv. Van je lichaam dat in contact staat met de buiten omgeving. Als een pathogeen komt,
onstaat er een ‘strijd’ tussen de commensale micro-organismen om een plekje te krijgen.
vier verschillende typen van pathogenen noemen.
Virussen/ Micro-organismen/ Prionen/ wormen
beschrijven wat de functie en kenmerken van de eerste, tweede en derde linie van
immunologische afweer zijn. Hierbij ook beschrijven wat hun onderlinge samenhang is.
Aangeboren (innate) immuunreactie: bij de geboorte aanwezig, aspecifiek, snelle reactie, geen
opbouw geheugen. Voorbeeld innate: macrofagen, neutrofielen, NK-cellen, etc...
,Adaptieve (verworven) immuunreactie: ontwikkelt pas na contact met pathogeen, specifiek, traag,
bouwt wel geheugen op. afweerreactie wordt effectiever na elke infectie, is specifiek en is de
3de afweer linie. Voorbeeld adaptief: T-en B-cellen en hun effectorcellen.
Samenhang:
Innate fagocyt (bv. macrofaag) presenteert antigeen aan naïve T-cel (adaptief), die daardoor
geactiveerd wordt.
Plasma cel (adaptief) produceert antistoffen die antigeen opsoniseert, waardoor deze versneld
herkent en gefagocyteerd (innate) kan worden.
specifieke voorbeelden geven van mechanische, chemische en microbiologische barrières die
bijdragen aan de verdediging tegen infecties en kort uitleggen hoe dit werkt.
Overzicht natuurlijke fysische barieres: 1e linie afweer
Fysisch (mechanical)
In de longen zitten trilharen dat slijm verwijderdt uit je longen waar microorganismen in vast zitten.
Vloeistoffen zijn dus heel belangrijk als een bariere tegen virussen/bacterien. Zo bevatten ze zoals in
de ogen, enzymen. Alle oppv. Die in contact komen met de buitenwereld hebben kleine eiwitjes,
antimicrobial peptides, dat beschermt tegen de micro organismen van de buiten wereld
Microbiologisch
Commensale micro-organismen: ze horen op je lichaam en veroorzaken geen ziekte. Ze koloniseren
elk oppv. Van je lichaam dat in contact staat met de buiten omgeving. Als een pathogeen komt,
onstaat er een ‘strijd’ tussen de commensale micro-organismen om een plekje te krijgen.
,Chemisch
De chemosche afweer is de 1e linie afweer, voorbeelden van chemische afweerfactoren:
Zuren: Zuren remt de bacterie groei (bacteriostatisch), en doodt de bacterie (bactericide). Zuren
komen voor in het maagzuur en zorgen voor de lage pH van de huid
Lactoferrine: Lactoferrine is een eiwit dat in vloeistoffen zit en dat met ijzer bindt, waardoor de
metabolisme van bacterien geremd worden waardoor de bacteriegroei wordt geremt
(bacteriostatisch). Het komt voor in traanvocht, speeksel, longvocht en moedermelk.
Lysozym: Lysozymen komen voor in traanvocht, speeksel en transpiratievocht en zorgt voor de
afbraak van peptidoglycanen in bacterie celwand waardoor de bacterie dood gaat (bactericide).
Deze celwanden bestaan uit peptidoglucanen en lysozymen breken dit af. Hierdoor ontstaan er gaten
in de celwand, waardoor de cel opzwelt en barst en dus dood gaat. Dit is dus een manier om
bacterien dood te maken. Lysozymen zit ook in speeksel, en doodt dus ook bacterien.
Antimicrobiële peptide: Antimicromiele peptide worden o.a. door de darmwand- darmwand- en
huidepitheelcellen en fagocyten geproduceert. Het zijn zeer kleine positief geladen eiwitten (35-40
az) en maken poriën in bacterieel membraan ( bactericide)
De peptide trekt de lipide laag af, waardoor ook een gaatje ontstaat, door verschil in lading. De
peptiden gaan tussen in het celmembraan zitten waardoor het membraan uitelijk gaat. En het zelfde
process overkomt de bacterien als bij lysozymen, Namelijk de Dood van bacterien. (Bacterien hebben
namelijk onder de celwand nog een celmembraan).
beschrijven hoe het verloop van de innate immuunrespons afhankelijk is van het type
pathogeen dat een infectie veroorzaakt
de vier karakteristieke eigenschappen noemen van de innate (aangeboren) en adaptieve
(verworven) immuunrespons.
Innate:
, - Van moeder
- Snelle reactie
- Geen geheugen
- Macrofagen/neutrofielen/NK-cellen/ Fagocyt/ dentritic cel/ Mest cell/ Eosinofiel/ basofiel
Adaptieve:
- Na contact pathogeen
- Specifiek
- Traag
- T- en B-cellen en hun effectorcellen
opsommen welke verschillende cellen onderdeel uitmaken van het immuunsysteem en
beschrijven wat hun eigenschappen en functie is.
• Granulocyten: neutrofiele, eosino en basofiele
• Verdediging tegen parasieten: eosinefiele, basofielen mestcel, deze zijn ook bij allergien
aanwezig
• Lymfocyten: witte bloedcellen als T-cellen, B-cellen en de NK-cellen
• Voorloper cel van macrofagen: monocyt
• Leukocyten: granulocyten, lymfocyten, monocyten
• Zitten m.n. in weefsels: dendriet cellen, macrofagen en de mestcel
• Rol bij allergieën: eosinefiele, basofielen mestcel
• Kan goed fagocyteren (op eten van ziektewekkers): macrofaag, monocyt, dendriet cel en de
neutrofiel