Colleges Theoretische Sociologie
College 1 – Samenleving
Het sociale (leven)
Metatheorie: fundamentele vooringenomenheid (over het sociale leven). Het is
problematisch om dingen zonder aannames te bekijken. Sociologen zijn onderdeel van hun
onderzoeksobject.
- Het onderzoeksonderwerp van sociologen is de samenleving. Sociologen stellen nooit de
vraag wat de samenleving is, dus ze hebben een definitie van de samenleving al
geaccepteerd. De definitie is onderdeel van de samenleving zelf (afhankelijk van o.a.
machtsmechanismen).
- Kan er een samenleving zijn zonder macht en racisme?
De samenleving is de verbeelding die opkomt door bepaalde condities (kapitalisme, racisme).
Er is niet gewoon een ‘samenleving’.
Complexiteit van de samenleving
Niklas Luhmann (college 7): geld is een sociaal mechanisme om iets onwaarschijnlijks (iets
gratis krijgen) waarschijnlijk (iets krijgen door te betalen) te maken (zonder geld geen
telefoon overkopen).
Sociologie: ‘Waarom is het logisch om geld te geven?’ Geld trekt dingen bij elkaar (telefoon
en brood van dezelfde waarde als je er geld aan hangt).
- Macht hetzelfde: was niet altijd zo, iets sociaals. Dictator vs. docent.
- Liefde zorgt dat het onwaarschijnlijke waarschijnlijk wordt (gratis telefoon van partner).
Samenleving als lichaam
Plato: samenleving als organisme.
Het sociale als een geordend geheel dat uit delen bestaat. Het menselijk lichaam wordt in
drieën gedeeld: hoofd (logos, rede/logica), borst/hart (thymos, moed) en benen (eros, lagere
strevingen, seksueel). Rede bovenaan verticale lichaam, dus het dichts bij God (meest
verheven). Hiërarchisch.
Vergeleken met sociale gemeenschap: de ideale staat voor Plato is dat filosofen en regenten
de baas zijn (logos voert boventoon). Daaronder de wachters (moedige strijders). Daaronder
het volk. Dit idee kwam Plato natuurlijk goed uit. Nu willen sociologen de baas zijn (Fortuyn).
- Middeleeuwen: top geestelijkheid en adel, middenin handwerkers, onderaan landarbeiders.
Dit beeld blijft dominant. Comte begint ook bij een organicistisch beeld van de samenleving.
Kenmerken van organicisme: deel-geheel denken (geheel bestaat uit delen), primaat ligt bij
het geheel (geheel bepaalt de delen, het geheel is meer dan de som der delen) en het geheel
vormt zowel een eenheid als dat het een zekere functionele orde heeft (te identificeren).
Consequenties van samenleving als lichaam : als de samenleving wordt gezien als geheel dat
uit delen bestaat, vraagt niemand hoe we aan dat geheel komen. Dat lichaam is er altijd al,
dus je hoeft er als socioloog niet over na te denken.
- Bovendien moet je door organicistisch beeld ervan uitgaan dat het lichaam sterfelijk is. Door
de geschiedenis heen ontkend, waarbij het einde werd vervangen door een doeleinde (de
vervolmaking ervan). Vroeger terugkeren tot goddelijke toestand en oneindige orde, nu
gezien als vooruitgang. Inmiddels is vooruitgang een vooroordeel: er is toch geen
permanente vooruitgang door destructieve technologie? Grote verhalen worden niet meer
geaccepteerd.
- Laatste manier om sterfelijkheid te ontkennen is een extreme fixatie op de ziektes van het
lichaam (‘sociale hypochondrie’, altijd denken dat je super ziek bent als je hoofdpijn hebt).
,Colleges Theoretische Sociologie
Ziektes bedreigen de samenleving (risico’s, afwijkingen, bedreigingen). COVID-19 fixatie op
hygiëne. De term voor sociale hypochondrie is integratie.
Integratie
Samenleving is geen optelsom van individuen. Integratie is iets sociaals, maar er wordt nu
een verantwoordelijkheid gelegd bij bepaalde mensen.
Mensen die niet bij de samenleving horen (gevangenen, migranten, lage SES) zijn degenen
die niet geïntegreerd zijn, dus de samenleving is een soort wenswereld (normatief ideaal,
geen empirisch feit). Je kan het als socioloog niet alleen over de samenleving hebben en de
mensen daarbuiten niet bestuderen. De samenleving is niet daar waar mensen samenleven.
- Bij blanke Nederlanders (norm) is integratie geen issue tot je problemen vertoont (crimineel,
werkloos). Verder alleen naar integratie gekeken via migranten.
Wij denken dat Nederlands geen etniciteit is, gewoon normaal. Integratie speelt niet bij ons.
Geen Nederlander is automatisch ‘anders’ en wordt niet geproblematiseerd, maar je blijft
aan de andere kant staan als tweede/derde generatie migrant hoe goed je ook integreert.
Integratie = probleem creëren om probleem op te lossen (wie er binnen en buiten de
samenleving staan). Als je geobserveerd wordt in termen van integratie, sta je automatisch
aan de andere kant.
- Idee dat integratie teweegbrengt wat die veronderstelt.
Bepaalde dingen zien we niet als samenleving: zodra je iets doet wat afwijkt van de norm, is
er een integratieprobleem en sta je buiten de samenleving. Samenleving is dus perfect.
Problemen buiten samenleving zoeken. Integratie als morele zuivering van de samenleving.
- Voorbeeld: donkere man ‘goed geïntegreerd’ in de zin van een hoge SES, goede baan etc.,
maar wanneer hij een moord pleegt, is hij ‘blijkbaar toch niet goed geïntegreerd’. Reden
wordt dus buiten de samenleving gezocht in plaats van erbinnen.
Secularisme
Integratiesociologie is een ideologische praktijk, totaal niet objectief. Draagt bij aan
structureel racisme. Integratiesociologie zegt dat de samenleving hetzelfde is gebleven
(seculier), nu alleen miljoen mensen die op grotere afstand van de samenleving staan, omdat
ze moslim zijn.
- Past het seculiere idee van de samenleving actief toe om het beeld te versterken dat er een
seculiere samenleving is en dat er een probleem is met mensen die een afstand hebben.
Meten van seculiere integratie: gekeken naar contact met leden van andere etnische
groepen.
- Blanke, autochtone Nederlanders het minst contact.
Conclusie is dat blanke, autochtonen altijd al gelijk worden gesteld aan de samenleving . Hun
integratie wordt nooit bevraagd.
Als ‘contact hebben met blanke, autochtone Nederlanders’ de maatstaf is van integratie,
wordt het lastig voor etnische minderheden om volwaardig te integreren (andere wijken).
De sociologie zelf draagt bij aan ideologisch geladen constructies van de samenleving
(ongelijkheid, racisme) (autochtonen ontheven van integratie).
Cruciale onderscheid is niet tussen wel of geen goede integratie, maar tussen mensen bij wie
integratie wel of juist helemaal geen issue is.
Conclusie
De sociale wetenschap/sociologie draagt bij aan een morele zuivering en een geïdealiseerd
idee van de samenleving. Door de samenleving als gegeven geheel kan men niet anders dan
, Colleges Theoretische Sociologie
die samenleving definiëren, maar juist in het spreken over integratie zelf wordt het
onderscheid tussen de samenleving en dat daarbuiten pas gecreëerd (afwijken van de norm).
Door dit integratie discours wordt de samenleving zichtbaar gemaakt (de grenzen ervan,
gekenmerkt door degenen erbuiten). ‘De samenleving’ is geen onschuldige uitspraak.