Hoofdstuk 1: introductie van persoonlijkheidspsychologie
Wat is persoonlijkheid?
Persoonlijkheid: een samenstelling van psychologische
karaktereigenschappen en mechanismen binnen een individu, die
georganiseerd en (veelal) blijvend zijn, die de interacties en aanpassingen
beïnvloeden van het individu binnen intrapsychische, fysieke en sociale
omgevingen.
- Psychologische karaktertrekken: eigenschappen die manieren
beschrijven waarin individuen verschillen of hetzelfde zijn.
1. Ze beschrijven algemene neigingen van een persoon om zich op
een bepaalde manier te gedragen, niet alle eigenschappen zijn elk
moment merkbaar, maar wel vaak.
2. maken het makkelijker een individu compleet te begrijpen, zoeken
naar de meest belangrijke eigenschappen big 5
3. gelinkt aan oorzaken (genen, evolutie) hoe zijn bepaalde
karaktereigenschappen belangrijk geworden in mensen, hoe helpen
ze ons aanpassen aan de omgeving etc.
4. gelinkt aan consequenties (scheiding, gezondheid, levensduur)
waar leiden bepaalde karaktertrekken toe.
- Psychologische mechanismen= de strategie van
informatieverwerking van persoonlijkheid.
3 basisonderdelen:
1. Input: objectieve informatie uit de omgeving.
2. Besluitvormingsregels: “wat moet ik doen met deze
informatie?”, interne regel
3. Output: gedrag, besluitvormingsregels hebben de reactie
in een bepaalde richting gestuurd.
karaktermechanismen en trekken zijn allemaal ten alle tijde
actief, verschil tussen rule en output is dat een rule altijd aanwezig
is maar de output die daarbij hoort niet altijd.
- Binnen een individu: betekent dat persoonlijkheid iets is dat een
persoon met zich meedraagt over een periode en van de ene
situatie naar de andere.
- Georganiseerd en veelal blijvend: niet een random verzameling,
maar georganiseerd omdat verschillende mechanismen en
eigenschappen met elkaar verbonden zijn. Beslissingsregels bepalen
welke behoeften worden geactiveerd. Deze mechanismen en
eigenschappen zijn veelal blijvend, iemand vertoond vaker dat
gedrag dan het tegenovergestelde.
- Ze beïnvloeden: persoonlijkheidstrekken en mechanismen hebben
een effect op het leven van de persoon zelf en op andere mensen.
Ze bepalen hoe we ons gedragen, hoe we onszelf zien, hoe we
denken over de wereld en hoe we omgaan met anderen.
- Aanpassingen: centrale eigenschap van persoonlijkheid is een
aanpassende functie; het bereiken van doelen en het omgaan met
tegenslagen en uitdagingen.
- De omgeving:
1. Fysieke omgeving: geeft uitdagingen aan de mens, directe
bedreigingen voor overleving. Op een psychologisch niveau helpen
, onze angsten ons om deze bedreigingen uit de weg te gaan of er
veilig mee om te gaan.
2. Sociale omgeving: zorgt ook voor uitdagingen, want
persoonlijkheden komen met behoeftes die we willen vervullen.
3. Intrapyschische omgeving: binnen in je geest, we worden
beïnvloed door onze herinneringen en wensen.
Persoon-situatie interactie: bevat percepties, selecties, uitlokkingen en
manipulaties.
Percepties: hoe zien/interpreteren we onze omgeving?
Selectie: keuzes die we maken worden beïnvloed door onze
persoonlijkheid
Uitlokkingen: reacties die we uitlokken in anderen (onbedoeld)
Manipulaties: reacties die we bewust uitlokken in anderen
Wat zijn de 3 niveau’s van persoonlijkheidsanalyse?
1. zoals alle anderen/niveau van menselijke natuur: de
eigenscahppen en mechanismen die bij onze soort horen en die
iedereen heeft. (bijvoorbeeld: taligheid en behoefte aan sociaal
contact)
2. zoals sommige anderen/niveau van individuele en
groepsverschillen: waarom hebben individuen in groepen
verschillende karakters? (bijvoorbeeld: man-vrouw, leeftijden,
politieke voorkeur)
3. zoals niemand anders/niveau van uniekheid: geen 2 individuen
hebben exact dezelfde persoonlijkheid.
Nomothetisch of idiografisch bestuderen, nomothetisch wordt vaak
gebruikt bij human nature en individuele en groepsverschillen en
idiografisch vaak bij individuele uniekheid continuüm
-moderne persoonlijkheidspsychologen focussen zich vaak op individuele
en groepsverschillen.
Wat is de kloof in het veld van de persoonlijkheidspsychologie?
Fissure in the field: de kloof tussen het universele niveau en het niveau
van individuele en groepsverschillen je hebt hele grote
proefpersoongroepen nodig om het human nature niveau te kunnen
meten.
-psychologie bevat veel losse onderwerpen, maar heeft nog steeds geen
visie van een geheel persoon metafoor blinde mannen en olifant.
De 6 domeinen van kennis over de menselijke aard
Een domein van kennis is een specifiek gebied waar een wetenschapper
zich op focust. Elk domein bestaat uit 2 onderdelen: theorieën van het
domein en het empirisch onderzoek dat is gedaan binnen elk domein.
1. dispositionele domein: kijken naar waarin individuen van
elkaar verschillen en wat daar de oorzaak van is. Dit domein gaat
dwars door alle andere domeinen heen, omdat mensen op veel
verschillende vlakken kunnen verschillen, ook is dit domein een
oplossing voor de kloof in het veld.
, 2. biologische domein: mensen zijn een verzameling van
biologische systemen, die de basis vormen voor gedrag,
gedachten en emoties. Er zijn hier 3 grote gebieden waarop
onderzoek wordt gedaan:
1. -genetica van persoonlijkheid: erfelijkheid en omgeving
2. -psychofysiologie van persoonlijkheid: CZS, hormonen
3. -evolutie: hoe evolutie het menselijk psychologisch functioneren
heeft beïnvloed.
4. intrapsychisch domein: persoonlijkheid wordt beïnvloedt door
mentale mechanismen, waarvan vele buiten het bewustzijn.
-Freud’s theorie van psychoanalyse
-verdedigingsmechanismen (repressie, ontkenning, projectie)
3. Cognitief-ervaringsgericht domein: cognitie en subjectieve
ervaringen.
-bewuste gedachten, gevoelens, geloven en wensen
-zelfvertrouwen, intelligentie
4. sociaal and cultureel domein: persoonlijkheid is niet iets dat
alleen in ons zit, maar beïnvloedt en wordt beïnvloedt door de
sociale en culturele omgeving. Verschillende culturen brengen
verschillende persoonlijkheden met zich mee en op individueel
niveau zitten verschillen vooral in de sociale omgeving.
5. adjustment domain: persoonlijkheid speelt een rol in de manier
waarop we omgaan met en ons aanpassen aan dagelijkse
gebeurtenissen.
De verschillen tussen theorieën en aannames
-overtuigingen kunnen bestaan zonder bewijs, theorieën niet
-overtuigingen zijn vaak persoonlijk en belangrijk voor specifieke mensen,
theorieën zijn algemeen en moeten repliceerbaar zijn.
Wat maakt een goede theorie?
1. Een goede theorie biedt een gids voor onderzoekers: begeleidt
onderzoekers naar belangrijke vragen en inspireert hen om
verder onderzoek te doen. (heuristic value)
2. Organiseert eerder gedane bevindingen.
3. Doet voorspellingen over gedrag en psychologische
fenomenen die nog niemand heeft geobserveerd of
vastgelegd.
Het evalueren van persoonlijkheidsanalyses:
-comprehensiveness: legt de theorie alle feiten en observaties binnen
zijn domein goed uit?
-testability is de theorie precies genoeg dat deze precies en empirisch
getest kan worden?
-parsimony bevat de theorie weinig aannames en voorwaarden
-compatibility en integratie over domeinen en niveau’s stemt de
theorie overeen met al bestaande en bewezen eerdere theorieën?
Geschiedenis van persoonlijkheidspsychologie
, In het oude China zijn de eersten rapporten van psychologische tests
gevonden, die testten op geschiktheid voor de politiek. In de oude Griekse
tijd vertelden Hippocrates en Galen dat fysiologische systemen
persoonlijkheid zou beïnvloeden met hun humorele theorie. Plato stelde
dat persoonlijkheidsontwikkeling van een individu begint vanaf de
kindertijd. In de 19e eeuw werd er door Galton gekeken naar individuele
verschillen, pastte Cattell factor-analyse toe om patronen in gedrag te
vinden en ontwikkelde Binet de eerste intelligentietest. Tijdens WW1
werden persoonlijkheidstests gebruikt voor de rekrutering van soldaten.
Later begon Gordon Allport persoonlijkheidspsychologie als een
wetenschappelijke discipline. De conclusie die we kunnen trekken is dat
persoonlijkheidspsychologie een lange geschiedenis heeft maar modern
onderzoek is nog erg jong.
Hoofdstuk 2: persoonlijkheidsbeoordeling, -meting en -
onderzoeksopzet
Zelfrapportage (S-data)
De meest voor de hand liggende bron van informatie is de informatie die
een persoon over zichzelf geeft: zelfrapportage. Voorbeelden hiervan
zijn interviews, vragenlijsten of autobiografieën. Het voordeel van deze
methode is dat mensen vaak zelf het meeste weten over zichzelf. Het
nadeel is echter dat mensen de vraag soms niet eerlijk willen of kunnen
beantwoorden door sociale wenselijkheid en subjectiviteit. Zelfrapportage
kan ongestructureerd zijn, dit houdt in dat de opzet niet 100% vast
staat vooraf. Als zelfrapportage gestructureerd is staan alle vragen
vooraf al vast.
Observaties (O-data)
Observer-report data: informatie wordt door iemand anders verschaft
door middel van observaties. Het voordeel hiervan is dat observeerders
vaak informatie hebben die 1 persoon niet heeft en dat observeerders
objectiever zijn. Bij observatie kan gekozen worden voor professionele
observeerders of individuen die de deelnemer persoonlijk kennen, beide
keuzes hebben voor- en nadelen. Door meerdere observeerders tegelijk te
laten observeren stel je interbeoordelaarsbetrouwbaarheid vast. Verder
kan gekozen worden voor een naturalistische of artificiële observatie.
Testen (T-data)
Test-data: gestandaardiseerde tests of testsituaties, waarmee we de
vraag kunnen beantwoorden of mensen verschillend reageren op dezelfde
stimulus? En zegt deze reactie dan iets over hun persoonlijkheid? Er wordt
dus niet direct gekeken of gevraagd naar persoonlijkheid maar gebruik
gemaakt van situaties die gedrag uitlokken dat verwijst naar
persoonlijkheid. Bij T-data kan gebruik gemaakt worden van
experimentele methodes, projectieve technieken, mechanische
registratieappartuur of fysiologische metingen.
-nadelen: demand characteristics, niet alle eigenschappen zijn op deze
manier meetbaar.