Examenvragen Methodisch werken
Noem 4 soorten kapitaal + voorbeelden =
Economisch - Loon / uitkering / woning.
Juridisch - Rechten/plichten die voortkomen uit werk, man-vrouw verhouding, leeftijd, juridische status.
Sociaal - Kwaliteit/kwantiteit van iemands sociale netwerk (familie/vrienden/collega’s).
Cultureel - Genoten opleidingen, kennis/bezit van vereiste maatschappelijke normen/waarden,
religieuze waarden, politieke keuzes, hobby’s, interesses, lidmaatschap van vereniging.
Noem 4 doelen van rapporteren =
- Voortgang vastleggen.
- Kwaliteit van werk bewaken en innoveren.
- Structurele problemen en tekorten signaleren.
- Rekenschap afleggen aan opdrachtgevers.
Noem 4 uitgangspunten van de constructieve benadering (sociaal-constructivisme) =
Dat mensen hun eigen werkelijkheid construeren en daarop hun handelen baseren!
1. Kritische houding tegenover wat voor de hand lijkt te liggen of wat vanzelfsprekend lijkt en als waar
aangenomen wordt.
2. De samenleving kun je niet eenduidig karakteriseren er zijn meerdere manieren om naar de samenleving
te kijken. Je positie en perspectief bepalen mede hoe je naar samenleving kijkt. Als sociaal professional
laat je je leiden door de betekenis die de ander geeft aan zijn situatie.
3. Ervaringen zijn historisch en cultureel bepaald. Onze manieren om de wereld om ons heen te begrijpen
zijn niet noodzakelijkerwijs dezelfde als die van ‘anderen’.
4. Taal speelt een belangrijke rol, de cliënt uitnodigen om zijn verhaal in eigen woorden te vertellen. Deze
verhalen vormen het uitgangspunt voor het veranderingsproces waar mensen zelf voor kiezen.
Noem de belangrijkste ontwikkelingen in de hulpverlening vanaf 2000 (8) =
1. WMO 2007 kader voor gemeente en instellingen (de burger centraal, gemeenschap denken en sociale
verantwoordelijkheid). Wet in kader van hulp/ondersteuning om burgers te helpen om zo lang mogelijk
zelfstandig thuis te kunnen wonen en deel te nemen aan de maatschappij.
2. Burgerschap (vrijwillige inzet, zelfredzaamheid, burgerkracht, actieve burger, autonomie).
3. Van verzorgingsstaat naar participatie samenlevingen door actief burgerschap.
4. Kwetsbare burgers aanspreken op hun kracht, niet op hun zwakte.
5. Burgers en informele netwerken zoals verenigingen, moskeeën en scholen werken samen aan de
leefbaarheid en sociale cohesie in de wijk.
6. De HV wordt partner van de burger in het proces van culturele en sociale innovatie.
7. Beleid gericht op zelfredzaamheid, samenredzaamheid, autonomie van de actieve burger.
8. Paradigma (gedachtenpatroon) van de capabilitiy- of ontwikkelingsbenadering (Nussbaum2012).
3 Principes van ervaringsdeskundigheid benoemen en uitleg (niet uitgaan van probleem als iets negatiefs,
maar als een bron van kracht en kennis) =
1. De filosofie van de wederzijdse ondersteuning (peer support) gaat ervanuit dat mensen die gelijke
problemen hebben elkaar op een waardevolle manier kunnen ondersteunen. Bijvoorbeeld de AA.
2. Ervaringskennis als bron van kennis =
1. Wetenschappelijke kennis
2. Professionele kennis
3. Ervaringskennis (bv. ex-cliënten in verslavingszorg), gaat niet alleen over de ervaring, maar ook over
de wijze waarop je ermee om gaat).
3. Herstelvisie = Herstellen wordt gezien als een persoonlijk proces van mensen met een bepaalde
kwetsbaarheid waarin zij de draad weer oppakken en hun leven nieuwe vorm en inhoud geven. De
herstelvisie zegt dat mensen die nog niet helemaal ‘genezen’ zijn van hun kwetsbaarheid een
gewaardeerde rol kunnen innemen, los van die bepaalde kwetsbaarheden.
T-shaped Professional =
Is een generalist bij de cliënt (breed kijken, horizontale lijn van de T) en een specialist in het team (de
verticale lijn in de T). Je moet weten wat de specifieke kennis/kunde van collega’s is en daarop vertrouwen.
Je moet regelmatig buiten kaders van de moederorganisatie werken. Je moet als team een eigen
normenkader ontwikkelen.
, De Generalist =
Generalisten kunnen problemen van cliënten vanuit meerdere invalshoeken analyseren en interventies ‘op
maat’ inzetten.
Noem 7 punten van wederkerigheid (7) =
1. Wederkerigheid is het teruggeven van hulp aan anderen.
2. Het is gebaseerd op erkenning van onderlinge afhankelijkheid.
3. Anderen helpen kan zingeven aan iemands leven. Hij is hierdoor van waarde en doet er toe dat hij er is.
4. Door ecogram maken met cliënt kun je hem laten onderzoeken wat hij voor een ander kan betekenen.
5. Niet voor wat hoort wat, maar wel mensen actief uitnodigen, kan sprake zijn van drempelvrees.
6. Als HV kun je je belangstellend/vriendelijk opstellen, dan zal ander dat misschien ook doen (nadat
achterdocht overwonnen is).
7. Zijn er mensen in uw omgeving door wie u zich gesteund voelt? Die u zelf ook wel eens steunt als er wat
is? Op welke manier ga je die persoon bedanken voor de geboden steun?
Uitleggen, maken van verbindingen en wederkerigheid =
Wederkerigheid is gebaseerd op erkenning van onderlinge afhankelijkheid. Als jij je belangstellend en
vriendelijk opstelt, zal de ander dat vaak ook doen. Soms moet er achterdocht overwonnen worden, soms
door hun verleden met hulpverleners en gezagsdragers. Je netwerk (contacten) die je heb opgebouwd,
vormt dan ook een deel van het kapitaal waarmee je werkt. Het stelt je in staat mensen met elkaar te
verbinden en daarmee individuele ontwikkeling/ontplooiing te stimuleren. Bv. jongeren uit de buurt (jouw
contacten) samenbrengen met vluchtelingen kinderen en deze actief laten meedoen met de jongeren.
Kan casus krijgen over overlast door jongeren in een buurt.
Noem 6 interventies bij schulden =
1. Integrale schuldhulpverlening =
Wanneer de HV zowel de materiële als immateriële problemen van cliënt betrekt bij zijn plan van aanpak.
2. Contact met de schuldeisers =
De HV neemt contact op met de schuldeiser(s) en vraagt welke vorderingen uit staan.
3. Stabilisatie =
HV zegt tegen schuldeiser dat vanaf die datum betalingsverplichting nagekomen wordt en dat er geen
nieuwe schulden gemaakt worden. Cliënt krijgt vast bedrag leefgeld per maand/week.
4. Schuldregelingen =
a. Schuldbemiddeling = Afloscapaciteit van cliënt wordt berekend en 3 jaar lang betaalt hij en begint
dan weer met schone lei.
b. Finale kwijting = Wanneer cliënt onvoldoende afloscapaciteit heeft, betaalt hij een bepaald percentage
in een keer. Dit bedrag dat in 1x betaald wordt heet sanering tegen finale kwijting. Het bedrag leent de
cliënt bij de (gemeentelijke) kredietbank.
5. Minnelijk en wettelijk traject =
a. Minnelijk = Schuldenaar en eiser komen onderling tot een betalingsregeling.
b. Wettelijk = Wanneer partijen er niet uitkomen. Schuldenaar vraagt rechtbank de schuldeiser te
dwingen akkoord te gaan met schuldregeling. Dit kan via voorlopige voorzieningen of ‘moratorium’ aan
te vragen. De Wet schuldsanering natuurlijke personen biedt deze mogelijkheid en indien rechtbank
akkoord gaat, dan wordt WSNP bewindvoerder toegewezen.
6. Nazorg en preventie (bijvoorbeeld budgetcursus).
Noem 6 soorten schulden (+ casus om welke schuld gaat het en onderbouwing) =
1. Overbestedingsschuld = Meer uitgeven dat je verdient. Onverantwoord uitgeven door bv. druk
familie/vrienden/collega’s. Partners niet overleggen. Invloed van reclame.
2. Compensatieschuld troost = Troostaankopen, geeft je goed gevoel. Vaak psychische problemen.
3. Overlevingsschuld = Hier geldt maandelijks de vraag hoe rond te komen. Verleiding groot om
maand geen huur te betalen om andere noodzakelijke aankopen te doen.
4. Aanpassingsschuld = Te laat aanpassen leefstijl (verlies baan, scheiding, overlijden, arbeidsong.)
5. Schulden uit onmacht = Niet in staat financiën te regelen (GGZ cliënt, verstandelijke beperking,
verslaving of laaggeletterden.
6. Schulden uit overmacht = Door fouten van andere in de schulden (belastingdienst of UWV0.
Casus - Marie haar broer is overleden. Ze gaat steeds winkelen en koopt onnodige dingen. Nu heeft zij hier
een schuld door opgebouwd. Noem welke type schuld bij Marie van toepassing is = Compensatieschuld
troost.