Colleges Professionele kinderopvang
College 1 – Geschiedenis, beleid en sociale context
Kinderopvang in publieke opinie:
- Woman shouldn’t have children if they are going to have strangers raise them
- Childcare is not a good place for an infant
- Children learn how to get along with other children in childcare
- The right (high quality, expensive) childcare will make my child smarter
Kinderopvang in het nieuws (gaat vaak over financiën, of negatieve publiciteit):
- ‘poor behavior is linked to time in day care’ – New York Times
- ‘Kinderen vaker ziek door crèche’ – Nu.nl
- ‘Baby’s van 3 maanden krijgen stress in de crèche’ – De Volkskrant
Historisch overzicht en sociale context
Voorlopers kinderdagverblijven → het ging van ‘bewaren’ naar ‘opvangen’:
- Matressenschooltjes: scholen uit 18e eeuw. Matres is het Franse woord voor juf. Het waren
vaak alleenstaande vrouwen die iets wilde bijverdienen, en daarom kinderen opvingen in
hun huis. Maar dit was vaak in de arbeidersklasse, en dus vaak slechte voorzieningen. Er
kwamen geen baby’s, maar wat oudere kinderen van 3 tot 5 jaar. Het idee erachter was dat
ze er kwamen om goede manieren te leren, en gebeden te leren. Maar eigenlijk was het
gewoon verwaarlozing door de slechte voorzieningen
- Bewaarscholen (ook wel ‘Infant schools’): in de 1e helft van de 19e eeuw, tijdens de tijd van
de industrialisatie. Door industrialisatie moesten vaak beide ouders werken, en dit leidde
ertoe dat kinderen aan hun lot werden overgelaten. Toen zijn bewaarscholen opgericht. Dit
is de voorloper van de kleuterschool (tegenwoordig groep 1 en 2, of ‘kindergarten’). Het was
qua hygiëne iets beter gesteld dan in matressenscholen, maar nog steeds niet optimaal.
Uiteindelijk ging het enkel om verzorging, er was nog geen pedagogische functie van de
scholen. Maar ook om discipline, gehoorzaamheid, tucht en orde bij te brengen en
basiskennis wat betreft godsdienst. Er was hier veel kritiek op vanwege de grote groepen en
de slechte omstandigheden, en er kwamen steeds meer klachten. Uiteindelijk werd de
‘vereniging tot verbetering ter kleine kinderbewaarplaatsen’ opgericht
- Kinderbewaarplaatsen: in de 2e helft van de 19e eeuw werd de eerste kinderbewaarplaats
opgericht in Amsterdam (1872). Het was relatief goede kwaliteit vergeleken met de andere
twee. Kinderen kwamen hier al vanaf een paar weken tot 6 jaar. Voor die tijd, was de
kwaliteit van deze scholen ‘goed’. Maar aan pedagogische stimulering werd nauwelijks iets
gedaan.
Daarna: na de 2e wereldoorlog (1950) waren mensen het sowieso al niet eens met de term
‘bewaren’. Ze wilde het veranderen naar ‘opvang’. Het ging van kinderbewaarplaats naar
kinderdagverblijf. Er kwam toen meer aandacht voor een pedagogische inhoud. Hygiëne bleef wel
een zorg, ook waren en veel financiële beperkingen. Tegenwoordig zijn mensen ook weer tegen de
term ‘opvang’, want dat zou niet genoeg omvatten wat de taken echt zijn.
In de jaren 60 en 70 was de vraag groter dan het aanbod: er ontstaan wachtlijsten. Dit kwam omdat
er meer moeders op de arbeidsmarkt verschenen. Tot aan de 60e jaren was de kinderopvang voor
lagere SES, daarna gingen ook midden en hogere klassen er gebruik van maken. Ook komen meer
initiatieven van ouders. Ook is er een tegenbeweging bezig deze tijd: anti autoritaire crèche.
Er komen allerlei acties in de jaren 80: gratis crèches. Ook werd gezegd dat kinderopvang ook goed
was voor de ouders, en dus niet alleen voor de kinderen. Deze acties hadden niet veel succes. Het
,heeft lang geduurd voordat er echt een wet kwam op de kinderopvang. Zelfs in de jaren 80 en 90 was
er geen wet voor de kinderopvang. Toch groeide het aantal vrouwen in de arbeidsmarkt heel erg, en
de wachtlijsten werden langer. Er kwamen in de jaren 80/90 dan ook nieuwe vormen van
kinderopvang. Pas in 1989 kwam er een maatregel (nog geen wet dus): stimuleringsmaatregel
kinderopvang. Hierin werd gesteld dat er eisen gesteld moesten worden aan de kinderopvang,
namelijk:
- Kwaliteitseisen
- Opleidingseisen → van de leidsters
- Pedagogische uitgangspunten
Maar het was dus nog niet helemaal zwart op wit, want het was niet in een wet opgenomen.
Het duurde tot 2005 dat de eerste wet kinderopvang in werking kwam. Deze wet had 2 belangrijke
aspecten:
1. Controle op kwaliteit (kwaliteitseisen)
a. Er moest toezicht zijn op kwaliteit, de gemeentes moesten dit doen (bv. GGD)
2. Financiering:
a. drie partijen zijn verantwoordelijk van financiering: ouders (betalen naar
draagkracht, hoeveel ze kunnen), werkgevers en de overheid. Nog steeds zitten
weinig kinderen van lage SES gezinnen op de opvang
Er was toch te weinig aandacht voor kwaliteit in de wet van 2005. Sinds 1 januari 2018 is er een
nieuwe wet: Wet innovatie en kwaliteit (IKK). Hier staan vier pijlers centraal:
1. Ontwikkeling van het kind centraal
2. Veiligheid en gezondheid (zowel emotionele veiligheid als fysieke veiligheid)
3. Stabiliteit en pedagogisch maatwerk (zowel stabiliteit van de groep kinderen als van de
pedagogische medewerkers / leidsters)
4. Kinderopvang is een vak → heeft te maken met opleiding. Alle pedagogisch medewerkers die
werken met baby’s, moeten een specifieke opleiding hebben gevolgd
Wat bepaald nou dat ouders kiezen voor kinderopvang? → wat is vraag gestuurd kiezen? Vanuit de
werksituatie van ouders? vanuit opvattingen over werk en opvang? Vanuit kenmerken kinderen? →
je hebt het 1,5 verdien model meestal. Vaders werken vaak full time, moeders parttime. Hierdoor zie
je dat kinderen vaak maar parttime naar de kinderopvang gaan. Opvattingen over werk en opvang
hebben hier ook mee te maken: als je denkt dat opvang slecht is, ben je eerder geneigd niet naar de
opvang gaan. Ook is het moederschap ideaal diep geworteld. Veel kinderen gaan maar een aantal
dagen of zelfs uren per week. Ook kenmerken van kinderen bepalen waar en of ze naar de
kinderopvang gaan. Als kinderen bijvoorbeeld heel rustig zijn, kunnen ouders ze naar minder grote
groepen willen sturen bijvoorbeeld.
Ook het aanbod is een vraag: aanbod gestuurd kiezen → is de kinderopvang wel betaalbaar? Ook de
toegankelijkheid: is er goede kinderopvang in de buurt? En de kwaliteit is het allerbelangrijkst. Voor
ouders is het wel vaak moeilijk om de kwaliteit van de kinderopvang te beoordelen.
Redenen voor formele opvang, bij ouders van baby’s:
1. Meer kunnen werken → 30%
2. Ik denk dat het goed is dat mijn kind hier met andere kinderen kan spelen → 28%
3. Het kunnen combineren van arbeid en zorg → 25%
4. Ik denk dat het goed is dat mijn kind hier spelenderwijs kan leren → 14%
5. Het was niet mogelijk om de opvang op een andere manier te regelen → 1%
6. Anders → 1%
, Typen kinderopvang
Je hebt professionele kinderopvang, wat bestaat uit kinderdagverblijven, gastouderopvang en
buitenschoolse opvang (hebben we het niet over in colleges, want is nog weinig onderzoek naar
gedaan). Peuterspeelzalen (preschools) vallen onder de kinderdagverblijven tegenwoordig. Verder
heb je informele kinderopvang: oppas, grootouders etc.
‘Childcare centers’ of ‘daycare’ centers zijn kinderdagverblijven, de groepen zijn hier van maximaal
16 kinderen. De kinderen mogen hier naartoe van +-3 maanden tot 4 jaar. Daarna moeten kinderen
naar school. Vroeger was het zo dat kinderen minimaal 2/3 dagen naar de kinderdagverblijven
moesten, maar dat is nu niet meer zo, nu is het vaak één dag. In de kinderdagverblijven zijn
verschillende groepssamenstellingen mogelijk. Dit verschilt per kinderopvang. Over het algemeen
heb je onderscheid: horizontaal (same-age, bijvoorbeeld baby groep 0-2 jaar, of peutergroepen 2-4
jaar) en verticaal (mixed-age, vaak 0-4 jaar) → de helft is ongeveer verticaal en de helft horizontaal
Gastouderopvang: ‘family child care’ of ‘home-based childcare’ → kleinschalige opvang (max 6
kinderen) van 0 tot 12 jaar. Deze vorm van opvang valt sinds een aantal jaren ook onder de wet
kinderopvang, en moeten dus aan alle eisen voldoen, en worden beoordeeld. Het is vaak bij de
gastouder thuis, en kinderen zijn tussen de 0-12 jaar.
Buitenschoolse opvang: ‘out-of-school care’ of ‘after school care’. Dit zijn vaak kinderen in de
basisschool leeftijd (4-12 jaar), zowel voor of na schooltijd en vrije dagen. Maximaal groepen van 30
kinderen, maar met de nieuwe wet IKK kan dit veranderd zijn.
Als je internationaal wilt zoeken kom je heel veel termen tegen, hier een paar internationale
zoektermen: childcare, child care, center-based childcare, daycare, day care, preschool (vaak oudere
kinderen), nursery (vaak babygroepen), creche, home-based childcare (gastouderopvang), family
daycare (gastouderopvang), out-of-school care (buitenschoolse opvang)
Gebruik van kinderopvang
Je ziet in de figuur rechts de Nederlandse
situatie bij de pijl. Dit gaat over het gebruik van
de kinderopvang in 2015, en ze hebben 28 EU
landen geselecteerd. Wat je hier ziet: het
percentage kinderen jonger dan 3 dat gebruik
maakt van de formele kinderopvang. De gele lijn
is hier tussen 1-29 uur, en de blauwe is meer
dan 30 uur. Je ziet dat de gele lijn in Nederland
opvallend hoog is vergeleken met andere
landen, en Nederlandse kinderen dus weinig uur gaan.
De groene horizontale lijn verwijst naar een afspraak
die ooit is gemaakt, dat op een bepaald moment, 33%
van alle kinderen onder de drie naar de kinderopvang
zouden moeten gaan. Dit was vanuit de gedachte dat
het goed is voor kinderen om op jonge leeftijd naar de
kinderopvang te gaan.
Rechts zie je de groei van de kinderopvang over de
jaren. Je ziet dat het aantal kinderen dat
kinderopvangtoeslag krijgt is toegenomen (en
daarmee kan je ervanuit gaan dat deze mensen ook
echt naar de kinderopvang gaan). Je ziet dat de kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang
ongeveer hetzelfde zijn in 2017.