Neuropsychologie hoorcolleges
Hoorcollege 1
Cognitieve Neurowetenschappen: meten is weten
Klinische Neuropsychologie: toepassen in de kliniek
College 1 & 2: introductie, Methoden en Technieken
College 3 & Werkcollege 1: plasticiteit
College 4 & Werkcollege 2: Lateralisatie
College 5 & Werkcollege 3: visuele waarneming
College 6 & Werkcollege 4: aandacht
College 7 & Werkcollege 5: geheugen
College 8: motor cognitie en spiegelneuronen
College 9: brain tour en responsie
Lokalisten VS Holisten
Holisten: gehele brein dat samenwerkt
Lokalisten: specialistische delen die (op z’n minst deels) individueel functioneren
Frenologie: hoe het allemaal begon (lokalisten vanuit frenologie)
● Franz Joseph Gall: lokaliseren van deugden door te voelen aan de schedel.
Anatomical personology
● Idee van frenologie: als je een hersengebied veel gebruikt wordt deze groter en dit
zorgt voor een hobbel in de schedel
De eerste holist - dieronderzoek
Flourens (1794 - 1867)
- Onderzocht duiven en begon als lokalist. Zonder cortex geen perceptie, zonder
cerebellum geen coördinatie
- Maar vond geen “lokatie” voor geheugen of cognitie
- Aggregate field theory: gehele brein doet mee aan gedrag, percepties, intenties,
sensaties zijn in essentie een
De eerste lokalisten - patiënten onderzoek
John Hughlings Jackson (1835 - 1911)
- Keek naar epilepsie patiënten. Was de eerste die een topologische indeling
veronderstelde op basis van zijn werk. Seaser gaf soort beloop van een ledemaat
naar andere ledemaat. Aansturen van lichaamsdelen niet op dezelfde plek. De
seaserloopt door motorcortex heen.
- Jackson was de eerste die een topologische indeling veronderstelde op basis
van zijn werk met epilepsie patienten. Epilepsie zorgt voor stimulering van
een “set map” van het lichaam – karakteristieke spasmen gaan van ene deel
naar andere deel vh lichaam.
,Broca (1824 - 1880)
- Beschreef een patient die alleen maar Tan kon zeggen. Na zijn dood keek Broca
naar zijn brein en vond een beschadiging in de frontaal kwab. Hij concludeerde dit
gebied is bestemd voor spraak
Neuroanatomie- structurele organisatie
Brodmann gebieden
- Op basis van cel architectuur (cytoarchitectonics). Gebiedjes hebben nummers
(hoeven we niet uit ons hoofd te leren). Manier om een gebied aan te duiden.
Verschillende naamgeving voor een zelfde structuur:
- Area 17 (Brodmann)
- V1 (aap)
- Striate cortex (microscopisch)
- Calcarine cortex (vorm)
- Primaire visuele cortex (functie)
Lokalisten
● Hersengebieden zijn niet alleen structureel maar ook functioneel van elkaar te
scheiden
● Beschadiging van een specifiek gebied zorgt voor een specifiek functioneel verlies.
Dus gebied is gespecialiseerd voor een functie
● Welk hersengebied voor spreken?
● Welk hersengebied voor bewegen?
○ M1 voert activatie op het moment dat iemand beweegt.
○ Bij stimulatie wordt er ook een beweging uitgelokt (zorgt voor motor respons)
○ Eenzijdige beschadiging o.a. M1 zorgt voor hemiplegie
○ Training zorgt voor reorganisatie van M1
Hoewel de neuroanatomen de overstap maakten naar netwerken en verbindingen ging de
focus in de psychologie terug naar de lokalisatie mede vanwege de fMRI techniek
Holisten
Er zijn geen onafhankelijke functionerende gebiedjes. Geheel ontleed uiteraard wel
kenmerken aan de samenstellende delen, maar ook (en wellicht meer) aan de samenhang
of ordening van die delen en hun interactiegedrag
Witte stof: zorgen dat alle gebiedjes met elkaar in communicatie staan.
● Projectie banen: banen van de cortex naar subcorticale gebieden
● Commissuur banen (brug banen, links met rechts verbinden)
○ Homotopisch: zelfde plek in andere hemisfeer
○ Heterotopisch: andere plek in de andere hemisfeer
● Associatie banen (longitudinaal)
○ Ipsilateraal: intracorticaal (intrahemisferisch) naar andere plek in dezelfde
hemisfeer
, ○ Verbinding tussen dorsaal en ventraal etc
Associatie banen: U fibers connect adjacent gyri.
The uncinate fasciculus (UNC) connects the inferior frontal lobe gyri with the anterior
temporal lobe.
The cingulum (CING), a white band within the cingulate gyrus, connects the frontal and
parietal lobe and a part connects with the parahippocampal gyrus.
The arcuate fasciculus (ARC) sweeps around the insula and connects the superior and
middle frontal convolutions (which contain the speech motor area) with the temporal lobe
(which contains the speech comprehension area).
The superior longitudinal fasciculus (SLF) connects portions of the frontal lobe with occipital
and temporal areas. Bestaat uit 3 banen (inferior, middle, superior)
The inferior longitudinal fasciculus (ILF), connects the temporal and occipital lobes.
The occipitofrontal fasciculus (IFOF) inferior occipitofrontal, extends backward from the
frontal lobe, radiating into the temporal and occipital lobes.
Functionele hiërarchie Luria (1920s)
Complex gedrag is volgens Luria opgebouwd uit subcomponenten die geïntegreerd worden
1. Law of the hierarchical structure of the cortical zones
● Gaat over corticale gebieden
● Triune hiërarchie - anatomische hiërarchie is het resultaat van evolutie -
McLean
2. Law of diminishing specificity of the hierarchically arranged cortical zones
Onderscheid tussen motor netwerk en sensorisch netwerk
Top-down motorische hiërarchie Luria
- Tertiair (multimodale associatie, prefrontaal)
- Secundair (unimodaal associatie SMA, PMC)
- Primair (M1): onderste in hierarchie. Wordt aangestuurd vanuit prefrontale gebieden,
partiaal etc (de associatie gebieden). Informatie gaat via tertiair naar secundair en
dan naar primair.
Aansturing vanuit de executieve functies (hogere orde cognitie) via motor planning naar
uitvoering (lagere orde) en spieractivatie patronen
Informatie verloopt altijd via deze hiërarchie.
, Hij stelde tegelijkertijd dat er een wet van verminderde specificiteit was. Meest specifiek
organisatie vind je in M1. Primaire motorische cortex heeft meest specifieke vorm van
activatie (prikkeling van M1 leidt bv dat bewegen van de vinger, of bewegen van de arm). Er
is een specificiteit van de organisatie in M1. Dit is in tertiaire gebieden ingewikkelder, dit is
globaler (zoals een bewegingsplan, een organisatie hoe je iets aanpakt), dit is niet specifiek
aan te duiden. Dus hoe hoger in de hiërarchie hoe aspecifieker
In het boek: higher order associations area’s (gaat over gebieden als prefrontale cortex en
pariëtale cortex) en modaliteit specifieke gebieden of primaire gebieden (primaire gebied M1
of bv V1 of S1).
Bottum-up sensorische hiërarchie Luria
- Primair (S1) > secundair (S2) > tertiair (parietaal, prefrontaal)
- Van unimodaal naar multimodaal verwerking en begrip
- Verminderde specificiteit van primair naar tertiair: Van V1 (lagere orde = eenvoudig)
via visuele specialisten naar polymodale integratie (hogere orde = complex)
Figuur 2.39
● Gebieden die kleuren hebben op basis van functie. Unimodale associatie area’s,
primaire sensoriek etc.
Ook klinische neuropsychologie volgt vaak deze traditionele hiërarchische seriele indeling
- Bal rolt over straat fietser remt, wat gebeurt er in de hersenen?
- Na een CVA kan in deze stappen van alles misgaan als gevolg van anopsie,
agnosie, executieve functie stoornis, apraxie, parese
- Bal wordt te laat gezien: visueel veld defect (V1)
- Bal wordt niet als bal herkend: visuele agnosie
- Verbanden worden niet gelegd, situatie wordt verkeerd begrepen, trapt lekker
hard door i.p.v remmen: frontaal syndroom
- Ontwikkelt onvoldoende kracht: parese (M1)