In dit document zijn twee korte samenvattingen te vinden uit het boek 'Samenlevingen' en 'Anders kijken'. Om deze reden heb ik ze samengevoegd. In combinatie met de samenvattingen van de artikelen en Schermer ('De organisatie als hulpmiddel') heb je alles wat je nodig hebt voor het tentamen.
Wilterdink & Heerikhuizen
Hoofdstuk 10.1 Ontstaan en ontwikkeling van verzorgingsstaten
Er staan vijf vragen centraal in deze paragraaf.
1. Hoe is de opkomst van verzorgingsstaten te verklaren?
2. Hoe hangt de ontwikkeling van de verzorgingsstaat samen met verschuivingen in de sociale
ongelijkheid?
3. Waarin onderscheiden de verzorgingsstelsels van verschillende landen zich van elkaar?
4. Hoe hebben verzorgingsstaten zich in de laatste decennia ontwikkeld?
5. Wat is kenmerkend voor de ontwikkeling van de Nederlandse verzorgingsstaat?
De vroege formeel geregelde verzorgingsinstellingen in West-Europa waren gericht op hulpverlening
in noodsituaties. Als mensen in geval van nood niet konden terugvallen op familieleden of buren en
als ze evenmin over de middelen beschikten om zich betaalde diensten van hulpverleners te
verwerven, waren ze aangewezen op de eenzijdige goedgeefsheid van anderen, van particulieren of
instellingen. Vanaf de late middeleeuwen tot ver in de negentiende eeuw vormde overheidssteun
daarbij het allerlaatste redmiddel, als hulp van kerken, verenigingen of particulieren onvoldoende
was gebleken.
Het begin van de ontwikkeling naar moderne verzorgingsstaten is te situeren in de tweede helft van
de negentiende eeuw, wanneer in verschillende West-Europese landen de eerste sociale wetten (op
het gebied van arbeidsverhoudingen en sociale uitkeringen) worden aangenomen en de
overheidsbemoeienis o het gebied van onderwijs en gezondheidszorg groter wordt. In de twintigste
eeuw breidt de overheidszorg zich uit. Pas na de Tweede Wereldoorlog wordt deze zorg zo breed en
veelomvattend dat de term ‘verzorgingsstaat’ ontstaat.
Externe effecten: de indirecte gevolgen die iemands tegenslagen en gebreken hebben voor anderen
die niet onmiddellijk zijn gevolgen. Mensen hebben last van elkaars ellende, de ziekte van de een
vormt een belasting of een bedreiging voor de ander, de armoede van de een bedreigt de welvaart
van een ander. Deze externe effecten krijgen een verder bereik als de interdependentieketens langer
worden en meer gaan omvatten. Een voorbeeld is de bedreiging die voor gezonde mensen uitgaat
van besmettelijke ziekten, die in verstedelijkt gebied veel groter is dan in dunbevolkte streken.
De opkomst van verzorgingsinstellingen is niet los te zien van ontwikkelingen in de sociale
ongelijkheid. Machtsverschuivingen in de relaties tussen sociale klassen. Machtsverschuivingen in de
relaties tussen sociale klassen, beroepsgroepen en gebruikers van voorzieningen zijn voorwaarden
geweest voor de collectivering en verstatelijking van de armoedebestrijding, het onderwijs en de
gezondheidszorg.
Matheus-effect: Meer draagkrachtige gezinnen onevenredig laten profiteren van
onderwijsvoorzieningen en van subsidies aan culturele instellingen als musea en theater.
De ontwikkeling van de verzorgingsstaat heeft ook de machtsverhoudingen in gezinnen beïnvloedt.
Door kinderwetten, jeugdzorg en de uitbreiding van het onderwijs en de sociale zekerheid hebben
kinderen en jongeren aan macht en zelfstandigheid ten opzichte van hun ouders gewonnen. Ook
heeft de uitbreiding van de sociale zekerheid gehuwde vrouwen minder afhankelijk van hun
echtgenoten gemaakt.
, De ontwikkeling van de verzorgingsstaat heeft ten slotte de relaties tussen verzorgers en verzorgden
veranderd. In informele setting, bijv in het geval van traditionele burenhulp, worden
verzorgingsrelaties veelal gekenmerkt door een hoge mate van gelijkheid en wederkerigheid: de een
geeft hulp aan de ander in de verwachting bij gelegenheid hulp van die ander te kunnen ontvangen.
Soms wordt verzorging gekocht; er is dan vaak sprake van een machtsoverwicht van de verzorgden
ten opzichte van de verzorgers (denk bijvoorbeeld aan huishoudelijk personeel). Waar zijn het de
verzorgden echt aan voldoende materiële middelen ontbreek, zijn zij in veel gevallen aangewezen op
de liefdadigheid van meer welgestelde en machtiger personen.
Beroepsvorming, instituutsvorming en verstatelijking van verzorgingsarrangementen hebben zich in
alle welvarende industriële samenlevingen voorgedaan en zijn niet direct te verbinden met
doelbewuste planning van uit een bepaalde ideologie.
Behalve in de omvang van de voorzieningen verschillen verzorgingsstaten ook in hun
verzorgingsregimes; de wijze waarop sociale zekerheid, onderwijs en gezondheidszorg georganiseerd
zijn, de regels die bepalen welke personen op grond van welke criteria voor welke voorzieningen in
aanmerking komen. Specifieke ideologische tradities en politieke machtsverhoudingen liggen hieraan
ten grondslag.
Esping-Andersen onderscheidt drie typen verzorgingsregimes: liberale, corporatistische en
sociaaldemocratische. Dit onderscheid baseert hij op de mate van decommodificatie,
defamilialisering en stratificatie die verzorgingsstaten kenmerkt.
1. Het liberale stelsel geeft relatief veel ruimte aan de markt. De voorzieningen zijn minimaal,
de steun die mensen ontvangen is laag en grotendeels beperkt tot specifieke categorieën
behoeftigen, waardoor stigmatisering en stratificatie in de hand worden gewerkt. Particuliere
regelingen worden gestimuleerd en de decommodificatie-effecten van het stelsel zijn gering.
Bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Canada. Het komt het meeste voor
in de VS en in mindere mate in GB en Canada.
2. In het corporatistische type verzorgingsstaat zijn de sociale rechten van mensen gekoppeld
aan hun klasse en status. Een dergelijk stelsel van sociale zekerheid bekrachtigt de
maatschappelijke ongelijkheid tussen verschillende categorieën werknemers, de
egaliserende effecten ervan zijn gering. Het handhaven van traditionele familieverhoudingen
vormt een belangrijke waarde. De verzorgingsregelingen zijn erop gericht om vaders de taak
van kostwinner te laten vervullen en moeder vrij te stellen van loonarbeid. De
verzorginsregimes van Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Italië zijn traditioneel als
overwegend corporatistisch te beschouwen.
3. Het sociaaldemocratische model gaat uit van het principe van universalisme, van gelijke
rechten voor iedereen. De uitkeringen zijn hoog en gelden voor brede lagen van de
bevolking. Gelijkheid wordt nagestreefd, al is er wel een verband tussen de hoogte van
sommige uitkeringen en de eerder verdiensten als werknemer. Het stelsel bevorder de
onafhankelijkheid van individuen ten opzichte van hun familie. De overheid neemt een groot
deel van de zorg voor kinderen en bejaarden op zich en stimuleert het in gelijke mate
buitenshuis werken van mannen en vrouwen met kinderen. In Scandinavische landen is dit
type regime in zijn mest zuivere vorm te vinden.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Esra_24. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.