Alice van der Pas
Deel 1 – de dagelijkse praktijk van ouderschap
Hoofdstuk 1 - Basisvaardigheden
- Het gaat over ‘vaardigheden’ omdat het gaat om doen, doen en nog eens doen. Je creëert
als het ware een ‘muscle memory’ als ouder. Routine maakt de handen vrij voor plezier in
het beoefenen van vaardigheid, voor variaties, en voor onvoorziene omstandigheden.
- In de praktijk van het ouderschap worden altijd meer vaardigheden tegelijk gebruikt, maar
zelden zijn ze goed van elkaar te onderscheiden.
Veiligheid bieden
- Veiligheid bieden heeft te maken met daden, zoals zorgen voor een traphekje, een vlaggetje
achterop de fiets; en met er zijn. Dat is nu eens met een stevige hand, knuffel en dan weer op
de achtergrond. ‘Er zijn’ kan ook via een briefje of telefoontje als het kind na school enkele
uren alleen thuis is.
- Veiligheid bieden heeft niet slechts te maken met concrete daden, maar ook met zoiets
vaags als het begrip ‘thuis’.
- Ouders vinden het vanzelfsprekend om ervoor te zorgen dat het kind veilig is – zó
vanzelfsprekend dat ze verbaasd zijn als je ernaar vraagt. Het wordt zelfs een onderdeel van
hun motoriek. Zó vanzelfsprekend is het bieden van veiligheid, dat ouders het zichzelf nooit
vergeven dat ze even aan het bellen waren toen het kind de straat op liep, net bezig is met
iets in de keuken toen het van de trap viel, etc.
- Ouders zien veiligheid bieden als hun allereerste plicht: je praat het niet over, je doet het,
instinctief.
Verzorging
- Het totaal van de verzorging van kinderen behelst een geheel van veelal energie vretende en
tamelijk monotone taken die tezamen ervoor ‘zorgen’ dat het kind niet wordt geplaagd door
honger of dorst, kou of warmte, zon of ziekte, vuil of ongedierte, oververmoeidheid en boze
dromen.
- Veiligheid bieden is een kwestie van vooruitzien, terwijl verzorging zich vooral af speelt in het
hier en nu. Het is een zaak van doen, en het liefst onmiddellijk, ofwel op vaste tijden en
honderden malen herhaald, altijd verspreid over vele jaren.
Zicht houden op het kind
- Alles wat een ouder doet of laat is mede gebaseerd op een inschatting van wat het kind
behoeft, wat ze wil of niet wil, haar stemming, waar ze aan toe is, hoe ze zal reageren en
hoeveel ruimte ze de ouder waarschijnlijk geeft zonder tegen te stribbelen.
Verwachtingen en eisen
- Oudergedrag zit vol met verwachtingen. Elke boterham die het kind krijgt is niet alleen
besmeerd met boter, maar ook met de verwachting dat hij deze zal op eten en er groot en
sterk van wordt.
- Lage verwachtingen zijn ook verwachtingen, en terwijl hoge verwachtingen niet altijd wordt
behaald, worden lage dat meestal wel.
, - Ongeacht of verwachtingen worden ontleend aan traditie, folklore, genderinvloeden,
persoonlijke voorgeschiedenis of aan een ouderschapsideaal, verwachting-loos kinderen
grootbrengen is niet denkbaar.
Grenzen
- Met verwachtingen en eisen willen ouders een ‘ja’ ontlokken aan het kind; grenzen stellen is
‘nee’ zeggen tegen het kind.
Er zijn vijf soorten regels
1. Een regel van de ouder zelf wordt overtreden en de ouder verweert zich door het kind een
grens te stellen. Een ouder hoeft met het stellen van dit soort grens natuurlijk niet te
wachten tot hij boos is.
2. Het kind overtreedt eigen regels of regredieert en de ouder trekt voor hem de grens die
controleverlies bij het kind voorkomt. Ouders worden al vroeg door het kind geoefend is het
stellen van dit soort grenzen. Dit soort confrontaties doen zich in golfjes voor beginnen al
heel vroeg, en worden doorgaans voorafgegaan door een terugval in gedrag.
3. Het kind overtreedt een ‘huishoudelijke’ regel of afspraak en de ouder vraagt het kind om die
te respecteren.
4. Het kind overtreedt een sociale regel: die van respect voor andermans spullen, gevoelens,
territorium en mening. De ouder makt het kind meestal daarop opmerkzaam door een
beroep te doen op zijn empathie. Voor sociale grenzen is het gemiddelde kind al heel jong
heel gevoelig. Ook voor hemzelf wegen deze regels het zwaarst. Een kind daarop
opmerkzaam maken, vereist echter zelfbeheersing. De ouder moet namelijk eerst over eigen
ergernis en eventueel aangebrachte schade heenstappen.
5. Het kind overtreedt de regel die hem scheidt van de ouder als degene die de regels stelt. Het
kind zet daarmee het hele ouder-kindsysteem op losse schroeven en plaatst een vraagteken
achter de zojuist geformuleerde relatiedefinitie.
Hoofdstuk 2 - Timen en doseren
- De combinatie van een ouder en een kind is volgens de chaostheorie te beschouwen als een
‘dynamische instabiele organisatie’ en vergelijkbaar met het weer of het verkeer: er ‘is’ altijd
iets. En stilstand betekent niet rust, maar stagnatie.
Timing betekent niet te vroeg en niet te laat met het oog op hoe ver het kind is in zijn ontwikkeling.
Doseren betekent niet te veel en niet te weinig op dit moment.
- Doseren betekent ook dat de ouder over een hiërarchie van interventies beschikt. Er zijn
nauwelijks merkbare manieren van optreden: eventjes kijken, een knoopje dicht maken, een
knipoog, een frons etc.
- De interventies lopen op in sterkte, totdat er echt wordt opgetreden: een kind dat iets
gevaarlijks doet, wordt in zijn nekvel gegrepen; een zeurpiet krijgt te horen dat het nu
afgelopen is, anders mag hij geen tv kijken.