Hoofdstuk 1 algemene inleiding
Doel van belastingheffing; met opbrengst wordt voorzien in aantal voorzieningen en behoeften van de burgers.
2 functies;
Budgettaire functie; (fiscaal doel) belastingopbrengst draagt bij aan de financiering van collectieve goederen en
diensten. Bv, subsidies, infrastructuur, bijdrage hulpdiensten; politie en brandweer.
Instrumentele functie; (niet fiscaal doel) niet vullen van staatskas, maar bv bescherming van de nationale
bedrijvigheid en het beïnvloeden van milieuvriendelijk, gezond en sociaal gedrag. Zoals zelfstandigenaftrek,
investeringsaftrek, vrijstelling groene beleggingen en accijns op sigaretten en benzine.
2 soorten heffingen;
Belastingen; verplichte bijdrage voor burgers zonder specifieke tegenprestatie.
Retributies; vergoeding die de burger moet betalen omdat deze een dienst of goed van de overheid afneemt.
Er staat een herkenbare prestatie tegenover. Bv rijbewijs, paspoort en bouwvergunning.
Andere inkomsten overheid; aardgasbaten, deelnemingen (overheids)bedrijven, en premies volks- en
werknemers verzekeringen
Rechtsgrond voor belastingheffing;
Belastingen kunnen uitsluitend worden geheven op grond van een wet. In iedere wet staan de volgende
onderdelen;
1. Het subject van heffing, dit is degene die de belasting verschuldigd is.
2. Het object van heffing, dat is het bedrag waarover de belasting verschuldigd is.
3. De wijze van heffing, hierin is geregeld op welke manier de belasting verschuldigd is.
4. Het verschuldigde bedrag/tarief.
In de belastingwetten worden de volgende termen gebruikt;
Nagenoeg geheel; > 90%
Hoofdzakelijk ; >70%
Grotendeels; >50%
In belangrijke mate; >30%
Bijkomstig; <10%
Soorten belastingen;
Directe belastingen; de belasting wordt geheven bij degene die de belasting zelf moet betalen. Bv
loonbelasting betaald wordt ingehouden op loon werknemers en ondernemer betaald ib over bedrijfsresultaat.
indirecte belastingen; degene bij wie de belasting wordt geheven, belast hem weer door aan een ander. Bv ob.
Tijdvakbelasting; verschuldigde belasting wat in een tijdvak is ontstaan moet na afloop van dat tijdvak
belasting afdragen. Bv. IB, LB en OB.
Tijdstipbelasting; belasting heeft betrekking op een gebeurtenis op een specifiek tijdstip. Bv. Dividendbelasting,
schenkbelasting, overdrachtsbelasting en kansspelbelasting.
Aanslagbelasting; de inspecteur stelt de verschuldigde belasting vast nadat de aangifte is gedaan. Als de
aangifte niet ingediend wordt legt de inspecteur een aanslag (eerst voorlopig) op, inkomen/ omzet wordt
geschat. BV bij IB en VPB.
Aangiftebelasting; belastingplichtige moet zelf de verschuldigde belasting berekenen en betalen. Bv.
Loonbelasting, dividendbelasting en omzetbelasting. Aangiftebelastingen kun je onderverdelen in;
voldoeningsbelasting; hierbij is men de belasting zelf verschuldigd. Bv bij OB.
Afdrachtsbelasting; degene die de belasting afdraagt is iemand anders dan degene die de belasting
verschuldigd is. Bv. LB en dividendbelasting.
,Subjectieve belasting; Er wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden. Zoals bij IB wordt er
rekening gehouden met leeftijd, inkomen, giften enz.
Objectieve belasting; wordt geen rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden. Bv dividendbelastin
blijft 15%.
Vindplaatsen in het belastingrecht;
Wetgeving; de 1e en 2e kamer houden zich bezig met vervaardigen van wetten. Dus ook de structuur van
belastingwetten, wat staat vastgesteld in de grondwet.
Uitvoeringsregelingen en -besluiten; wordt in wettekst verwezen naar andere regelingen. =
delegatiebepalingen. Als er in de wettekst staat dat het een en ander nader geregeld is in een algemene
maatregel van bestuur is het een uitvoeringsbesluit. Staat er dat er het een en ander wordt uitgewerkt in een
ministeriele regeling dat is het terug te vinden in de uitvoeringsregeling. Wijzigingen in regelingen en besluiten
gaan makkelijker als die van de wetten.
Europese richtlijnen: hier moet de Nederlandse overheid zich aanhouden.
Belastingdienst moet zich houden aan het; vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel.
Vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel!
Hoofdstuk 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
AWR gaat niet over de inhoud van het belastingrecht, maar over de verhouding belastingdienst-belasting
plichtige en is van toepassing op alle wetten.
Begripsbepalingen;
Belastingaanslagen; voorlopige aanslag, aanslag (definitief), navorderingsaanslag(komt soms na de def.
Aanslag), naheffingsaanslag (na een aangifte) en de conserverende aanslag.(wijkt af van de hiervoor vermelde
aanslagen. deze ziet op aantal bijzondere onderdelen van de heffingsgrondslag en omdat de aanslag niet
meteen wordt geïnd.)
Met BSN-nummer (Burgerservicenummer) = registratienummer voor natuurlijke personen. Communicatie met
overheidsinstanties.
Basispartnerschap; fiscale partners voordelen; negatieve inkomsten uit eigen woning vrijelijk verdelen IB. In
Art. 5a AWR basispartnerbegrip opgenomen.
Partner= De echtgenoot (of geregistreerde partner) en de ongehuwde meerderjarige personen met een
notarieel samenlevingscontract en die staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie
personen. Kan maar 1 fiscale partner hebben. Vanaf het moment van samenwonen ben je partner. Bij
scheiden ben je geen fiscaal partner meer als je uit huis bent en het verzoek tot echtscheiding afgerond is.
Woonplaats of vestigingsplaats; Woonplaats van natuurlijke personen bepalen, waar verblijft gezin, sport en
verblijven de kinderen van diegene. Inschrijving BRP kaan aanwijzing geven maar is niet doorslaggevend.
De vraag is, waar voor de belastingplichtige het sociaal middelpunt van zijn leven is.
Vestigingsplaats is waar het lichaam zich op dat moment bevindt.
Onderscheid aanslagbelastingen en aangiftebelastingen
Aanslagbelastingen: wordt vastgesteld door de inspecteur. Voordat de inspecteur de aanslag vaststelt, wordt
aan belastingplichtige gevraagd om een aangifte in te dienen. Voorbeelden; IB en VPB. Bedrag te laag
ingeschat? Navorderingsaanslag. (inspecteur dient over een ‘nieuw feit’ te beschikken.
De aangiftetermijn staan in art. 9 AWR. Belastingplichtige doet eerst aangifte en daarna legt inspecteur de
aanslagen op. Als er geen aangifte gedaan wordt na het versturen van aanmaning, schat de inspecteur het
inkomen en legt aanslag op.(ambtshalve aanslag) definitieve aanslag moet de inspecteur 3 jaar na ontstaan van
de schuld opleggen. Bij uitstel schuift deze periode mee op. Voorlopige aanslagen worden verrekend met de
latere definitieve aanslag. Als na deff. Aanslag blijkt dat deze te laag is wordt er navorderingsaanslag opgelegd,
als er nieuw feit is. Of als de belastingplichtige te kwader trouw was, zoals bewust onjuiste aangifte gedaan,
informatie achtergehouden of opzettelijk verkeerde informatie verstrekt. Als het nieuwe feit al bekend kon zijn
maar inspecteur heeft dit niet gezien is dit geen nieuw feit! Als inspecteur geen onderzoek start na
twijfelachtige aangifte is dit ambtelijk verzuim. Navorderingaanslag opleggen tot 5 jaar na ontstaan schuld.
, Aangiftebelastingen: belastingplichtige berekent zelf zijn verschuldigde belasting, doet aangifte en draagt het
bedrag af. Kan onderverdeeld worden in voldoening op aangifte (indiener betaald belasting zelf bv OB) en
afdracht op aangifte (afdrager en verschuldigde van de belasting verschilt bv. LB en DB) te weinig opgegeven?
Naheffingsaanslag. Als je uitnodiging ontvangt voor aangifte doen ben je verplicht, als je geen uitnodiging hebt
ontvangen ook! Aangifte dient duidelijk, stellig en zonder voorbehoud gedaan worden. Altijd aangifte
(elektronisch) ondertekenen. De aangiftetermijn staan in art. 10 AWR.
Tijdvak- en tijdstipbelastingen moeten binnen 1 maand na het einde van het tijdvak voldaan worden of binnen
1 maand na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld.
De inspecteur mag naheffen als de belasting die behoort te worden voldaan of afgedragen is in het geheel niet
of deels betaald. Of als er te weinig of geen belasting betaald is omdat ten onrechte of tot een te hoog bedrag
een vrijstelling of vermindering van inhouding of teruggaaf van belasting is verleend. Naheffing kan binnen 5
jaar na afloop van het jaar waarin de belastingschuld is ontstaan of de teruggaaf is verleend.
Bezwaar en beroep; zie stappen in schrift bij opgave 1.5
Bezwaarschrift vereisten; -ondertekening -naam en adres indiener -dagtekening -omschrijving van het besluit
waartegen bezwaar is aangetekend -gronden van het bezwaar.
Beroep bij de rechtbank de indiener is griffierecht verschuldigd. 3 uitspraken mogelijk;
1. De indiener van het beroep is niet-ontvankelijk als een gepleegd verzuim
niet wordt hersteld bv beroepsschrift buiten gestelde termijn is ingediend
of griffierecht is te laat betaald is.
2. Het beroep is ongegrond, dan krijgt belastingplichtige ongelijk.
3. Het beroep is gegrond, de aanslag wordt geheel of gedeeltelijk verminderd.
Plus eventueel schadevergoeding en griffierechtvergoeding.
Hoger beroep bij het gerechtshof: griffierecht verschuldigd. Ook die 3 uitspraken mogelijk als hierboven.
Beroep in cassatie bij de Hoge Raad: (alleen als het een rechtsvraag geschil is) dus niet over een waarde van
iets.
Belastingrente (art. 30f tm 30k AWR) bij aanslagbelastingen start de termijn voor de berekening van de rente 6
maanden na afloop van het belastingjaar. Het tijdvak waarover de belastingrente word berekend, eindigt op de
vervaldag van de betalingstermijn van de aanslag. Betalingstermijn eindigt 6 weken na dagtekening van een
aanslag. (bij navorderingsaanslagen = betalingstermijn 1 maand) zie vb blz 26 en 27!. De periode waarover
rente wordt berekent kan worden verkort als de belastingdienst niet binnen een redelijke termijn een aanslag
oplegt. (bij verzoek (voorlopige)aanslag is dat 8 weken. Bij indienen van een aangifte 13 weken.
Er wordt geen rente gerekend als de aangifte IB ontvangen is voor 1 mei en VPB voor 1 april. Bij aangifte
belastingen wordt rente vergoed als een teruggaafbeschikking niet binnen 8 weken na ontvangst van verzoek
van de teruggaafbeschikking is vastgesteld.
Belastingrentepercentage is minimaal 4% en voor vpb minimaal 8%.
Vertegenwoordigen is handelen voor en in de naam van een ander. Art. 41 tm 46 AWR.
Belastingplichtige moet schriftelijk of mondeling volmacht verlenen aan belastingadviseurs/accountants. De
inhoudt van de volmacht bepaalt de bevoegdheid.
Verplichtingen ten aanzien van de belastingheffing. 3 informatieplichten;
Informatieplicht met betrekking tot de eigen belastingheffing
Het verstrekken van gegevens en inlichtingen, en het ter beschikking stellen van boeken en
bescheiden en andere digitale gegevensdragers.
De omvang van deze verplichting is niet onbeperkt; informatie moet van belang zijn en de inspecteur
mag zijn bevoegdheid tot het nemen van besluit niet gebruiken voor andere doeleinden. De gegevens
moeten duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden verstrekt. Inspecteur stelt termijn.
Informatieplicht met betrekking tot de loonheffingen en dividendbelasting
Loonadministratie bijhouden. De inhoud plichtige voor de dividendbelasting moet ook gegevens
aanleveren ten behoeve van de belastingheffing van de dividendgenieter. Werknemers moeten zicht
kunnen identificeren voor controle loonbelasting. Bedrijven moeten kopieën hebben. Geen rijbewijs!
Verplicht inspecteur toegang geven tot gebouwen, die van belang zijn voor het onderzoek.
Belastingplichtige kan zich niet beroepen op geheimhoudingsplicht, als het gaat om benodigde
stukken voor belastingdienst. Verschoningsrecht = personen die in kader van hun beroep wel
geheimhoudingsplicht hebben voor hun cliënten. bv advocaten, artsen en apothekers.