Geschiedenis Havo 5
Geschiedenis hoofdstuk 1&2
Samenvatting paragraaf 1
Samenleving van Jagers- verzamelaars: maatschappij van nomaden die leven van wat ze
vinden in de natuur (woonden in Zuid- Europa, vooral zuid Frankrijk en Spanje)
Taakverdeling
Mannen: vissen, jagen op herten, beren, rendieren, kleine zoogdieren
Vrouwen: voor de kinderen zorgen, verzamelen paddenstoelen, wortels,
noten, bessen en ander plantaardig voedsel
Veel kennis van natuur (voedsel te vinden, gedrag dieren, wat kan je wel eten en wat
niet, wanneer kon je wat pukken)
Kleine groepen (tientallen mensen) (natuur kon niet meer mensen voeden)
Nomaden: iemand zonder vaste woonplaats
Tenten, hutten
Trokken verder als er niet genoeg eten meer was op de plaats waar ze waren
Basiskamp
Weinig bezit (alles wat ze hadden moest weer mee naar de volgende plek)
Jagers- verzamelaars maken verschillende dingen waardoor we kunnen zien dat ze hebben
bestaan:
Grotten met rotswandschilderingen
Werktuigen
Wapens
Kleding en tenten voor de kou
Beeldjes vorm van godsdienst???
Prehistorie/tijd van jagers en boeren (- tot 3000 v chr) : eerste periode vd geschiedenis die
duurde tot de uitvinding van het schrift
Archeologie: wetenschap die het verleden bestudeert aan de hand van ongeschreven
bronnen (botresten, voetafdrukken, potscherven, versteende voedselresten, etc)
Niet bekend:
Hoe de mensen dachten
Gebeurtenissen
Samenvatting paragraaf 2
Begin landbouw: nomaden ontdekten dat ze de vruchten ook zelf konden oogsten
Vruchtbare halvemaan: waar de landbouw ontstond (Irak, Syrië)
Mensen gingen geiten, schapen, zwijnen temmen veeteelt
,Oorzaken landbouwrevolutie:
Klimaatveranderingen (zachte natte winters, warme droge zomers)
Minder dieren om op te jagen
Dieren temmen Huisdieren
Gevolgen
Landbouw leverde meer voedsel op
Bevolking groeide
Meer opleveren
Bij hun stuk grond blijven
Bezit verzamelen
Begraafplaats geloven in leven na de dood
Agrarische/landbouwsamenleving: maatschappij met landbouw als belangrijkste middel van
bestaan.
Landbouw-/agrarische revolutie: ingrijpende verandering waarbij mensen overgaan van
jager-verzamelaar naar landbouwsamenleving.
Cultuur/beschaving: denken en doen van een groep.
Sedentaire levenswijze: leven op een vaste woonplaats stevige huizen, bezit
Samenvatting paragraaf 3
Steden: van het platteland afgescheiden plaats waar relatief veel mensen woonden.
Altrahasis (bij Euffraat en Tigris) : verhaal van ark van Noach
Mythologisch: verhaal waarin goden of andere bovennatuurlijke verschijnselen een hoofdrol
spelen.
Polytheïsme: godsdienst met veel goden
Ontstaan landbouw stedelijke samenleving:
Smeltwater uit bergen zorgde voor ieder voorjaar overstromingen dijken bouwen
oevers heel vruchtbaar dammen en kanalen bouwen voor bevloeien steden.
Landbouw stedelijke samenleving:
Banen (priesters, ambtenaren, kooplieden, etc)
Sociale verschillen (sommige rijk en machtig)
Ontstaan van bestuur (zorgde voor dijken, dammen, kanalen, voedsel opslaan en
verdelen, steden verdedigd)
Rijkste en machtigste is koning (elke stad had eigen koning)
,Nijverheid: het maken en bewerken van goederen
Bestuur Soemerië uitvinding (spijker) schrift (ambtenaren hielden bij wat de boeren
leverden, etc)
Samenvatting H2 paragraaf 1
Filosofen: wijsgeer, denker met een rationeel wetenschappelijk manier van denken
Socrates
Plato: ethiek (wat goed en fout is)
Aristoteles: theorie hoe kennis tot stand komt en hoe wetenschap werkt
Rationeel: redelijk met behulp van het verstand
zij dachten na i.p.v. alles overnemen
Wetenschap: kennis, systematisch en rationeel onderzoek (wiskunde, natuurkunde,
medische wetenschap en geschiedwetenschap) stelling van Pythagoras
Stadsstaten (poleis): staat die bestaat uit een stad met het omliggende platteland
Poleis (grootste was Athene)
Eigen bestuur
Eigen leger
Eigen wetten
Eigen munt etc
Volksvergadering
Monarchie Staat met 1 vorst aan het hoofd
Aristocratie/ oligarchie Staat geleid door een groep rijken
Tirannie Bestuur door alleenheerser die macht heeft
gekregen door geweld (tiran)
Democratie (Athene was de eerste) Het volk beslist
In de Atheense democratie beslisten de volksvergadering over:
Wetten
Koos bestuurders
Controleerden de bestuurders
In de democratie hadden iedereen dezelfde rechten en mocht je zeggen wat je wilde.
Vrouwen, slaven, immigranten mochten niet stemmen en hadden allerlei andere rechten
niet
, Filosofen niet eens met democratie:
Mensen met geen verstand mochten mee besluiten
Willen mensen met persoonlijke kwaliteit of die door traditie de macht krijgen
Sparta aristocratie VS Athene democratie
Vechten om de macht in Griekenland
Einde aan de oorlog: Griekenland verovert door de vader van Alexander de Grote
Samenvatting H2 paragraaf 2
Republiek: staat zonder vorst aan het hoofd
Senaat: wetgevende vergadering van het romeinse rijk (rijke en families)
Expansie: groei, uitbereiding
Romeinse rijk:
Carthago Spanje Griekenland Turkije, Syrië en andere delen west Azië
Burgeroorlogen: binnenlandse oorlog (tussen legeraanvoerders)
Dictator: alleenheerser (succesvolste generaal Caesar)
Caesar vermoordt door senatoren lange burgeroorlog gewonnen door achterneef
caesar eind aan republiek sticht Romeins keizerrijk (monarchie met keizer aan het
hoofd).
Imperium: groot rijk
Rome tot wereldrijk (rijk in meerdere continenten)??
Militaire kracht (beroepsleger)
Zucht naar roem en rijkdom
Goede infrastructuur (verharde wegen)
Tolerantie
o Overwonnen volken konden bondgenoot worden
o Cultuur en godsdienst gerespecteerd
o Overwonnen volkeren opname in leger
Romaniseren: onder invloed vd Grieks romeinse cultuur brengen.
Pax Romana: de romeinse vrede, periode van rust en orde in de eerste eeuwen van het
keizerrijk.