Onderneming en recht
werkgroepen
Werkgroep 1
Je beantwoord de open vragen door middel van de FIRAC methode: Facts, Issue,
Rule(s), Analysis en Conclusion.
1. Wat zijn de relevante feiten in de casus?
2. Wat is het probleem, ofwel de rechtsvraag?
3. Welke rechtsregel(s) zijn hiervoor van belang?
4. Analyse van de rechtsregel(s) en toetsing van de feiten aan de
rechtsregel(s)
5. Daaruit vervolgens een conclusie trekken
Vraag 1
Samantha woont sinds 2002 in ‘Buitenrust’, een oude boerderij die toen nog aan
de rand van de stad lag. Het erf bestaat uit een woonhuis met daarachter twee
oude koeienstallen. Verder heeft de trotse eigenaresse ook de beschikking over
10 hectare grond rondom haar huis, waarvan bij aankoop slechts een klein
gedeelte in gebruik was als tuin. De laatste jaren is de stad steeds verder
uitgebreid en wordt ‘Buitenrust’ inmiddels omringd door nieuwbouwhuizen en
kantoren. In 2008 knapt Samantha één van de stallen op, omdat ze graag een
rijpaard wil kopen. Later dat jaar krijgt ze van vrienden en kennissen te horen dat
die ook graag hun paard bij haar willen stallen en medio 2009 geeft Samantha al
onderdak aan drie merries, twee ruinen en een zwarte hengst. Samantha besluit
€70 per maand aan stallingskosten in rekening te brengen per paard, exclusief
de kosten van stro en voer. Samantha verzorgt de paarden en geeft ze dagelijks
voer, maar het uitmesten van de stallen moeten de paardeneigenaren zelf
regelen. In 2016 heeft Samantha inmiddels 15 paarden in de stal opgenomen en
ook heeft ze een buitenmanege laten aanleggen in de weide achter de stal. Om
haar eigen financiën van die van haar bijverdiensten te kunnen scheiden, opent
Samantha in 2016 ook een aparte bankrekening op naam van ‘Stallen
Buitenrust’. Na lang aarzelen – ze heeft er zo langzamerhand een hele dagtaak
aan – laat ze in 2018 ook in de tweede stal verbouwen tot stallingen voor nog
eens 23 paarden.
a. Is hier op enig moment sprake van een onderneming in de zin van
art 5 Hrgw jo. art 2 Hrgb 2008?
Relevante feiten:
- 2009: drie merries, twee ruinen en een zwarte hengst van vrienden
- 2009: €70 per maand voor stallingskosten
- 2016: 15 paarden
- 2016: opening bankrekening ‘Stallen Buitenrust’ om bijverdiensten te
scheiden
Alle overige feiten, zoals het bewonen van Buitenrust, het opknappen van de
eerste stal voor haar eigen paard en het opknappen van de tweede stal voor 23
paarden, zijn eigenlijk niet van belang voor het beantwoorden van de vraag.
Issue: is hier op enig moment sprake van een onderneming in de zin van art 5
Hgrw jo art 2 Hgrb 2008?
Rule: art 5 Hrgw jo art 2 Hgrb 2008.
,Art 5 Hrgw geeft geen definitie van wat nou kwalificeert als een onderneming. Art
5 Hrgw illustreert slechts de verplichting dat een eenheid die kwalificeert als een
onderneming zich moet inschrijven in het handelsregister. Voor de kwalificatie
van een onderneming moet je in art 2 Hrgw 2008 kijken.
Art 2 Hgrw:
1. Van een onderneming is sprake indien een voldoende zelfstandig
optredende organisatorische eenheid van één of meer personen
bestaat waarin door voldoende inbreng van arbeid of middelen, ten
behoeve van derde diensten of goederen worden geleverd of
werken tot stand worden gebracht met het oogmerk daarmee
materieel voordeel te behalen.
2. Van een onderneming is geen sprake indien er naar het oordeel van de
Kamer onvoldoende omvang van activiteiten of omzet is.
Dit komt neer op de volgende 6 vereisten (uit art 2 Hgrb 2008):
- Voldoende zelfstandig optredende organisatorische eenheid
- Een of meer personen
- Voldoende inbreng van arbeid of middelen
- Ten behoeve van derden
- Diensten of goederen worden geleverd of werken tot stand worden
gebracht
- Oogmerk om daarmee materieel voordeel te behalen
Analysis: we moeten naar de 6 vereisten kijken.
Allereerst is de vraag of er sprake is van voldoende zelfstandig optredende
organisatorische eenheid. Samantha begint al in 2009 met het huizen van
paarden van haar vrienden. Je zou op dat moment kunnen betogen, omdat zij al
paarden van haar vrienden huist en al €70 per paard vraagt, dat zij al als een
zelfstandig optredende organisatorische eenheid functioneert. Maar uit de feiten
blijkt dit nog niet heel duidelijk. Het is dus nog de vraag of zij in 2009 hieraan al
voldoet.
In 2016 opent zij een bankrekening om haar privévermogen te scheiden van haar
bijverdiensten. Vanaf 2016 kunnen we in ieder geval zeggen dat de Stallen en de
activiteiten van Samantha als voldoende zelfstandige optredende
organisatorische eenheid kwalificeert.
Het tweede vereiste is één of meer personen. Dat spreekt redelijk voor zich. Ook
aan dat vereiste is voldaan.
Het derde vereiste is voldoende inbreng van arbeid of middelen. In casu brengt
Samantha niet alleen de stallen en de bijbehorende grond in. Daarnaast brengt
ze ook arbeid in omdat ze de paarden gaat verzorgen. Dus ook aan dit vereiste is
voldaan.
Het vierde vereiste is dan dat het ten behoeve van derde dient. Ook dit spreekt
redelijk voor zich. Ze doet het ten behoeve van vrienden. Hieraan is voldaan.
Het vijfde vereiste: er worden diensten of goederen geleverd en/of werken tot
stand gebracht. Samantha verzorgt paarden, dat is de levering van een dienst,
dus ook aan dit vereiste wordt voldaan.
Als laatste vereiste geldt dat er het oogmerk moet zijn om materieel voordeel te
behalen. Over dit vereiste valt enigszins te twisten. In het begin blijkt nog niet
,helemaal of Samantha met het verlenen van haar diensten daadwerkelijk
materieel voordeel beoogt te behalen. In 2016 kan in ieder geval, als er
gesproken word over bijverdiensten en het openen van de rekening, kunnen we
met zekerheid zeggen dat ze daarmee materieel voordeel beoogt te behalen.
Aan alle vereisten van art 2 Hrgb 2008 wordt voldaan, dus kwalificeren de
activiteiten van Samantha, in ieder geval vanaf 2016, als onderneming. Dus: in
ieder geval vanaf 2016 onderneming in de zin van art 4 Hgrw jo art 2 Hrgb 2008.
De kwalificatie van een onderneming betekent op grond van dat artikel dat
Samantha (ogv van art 5 aanhef en onder b Hrgw) verplicht is zich in te schrijven
bij de Kamer van Koophandel.
De kwalificatie van een onderneming op grond van de WOR heeft andere
gevolgen. Zo is de WOR veel ruimer. Op grond van de WOR hoeft de
onderneming onder andere geen winst te beogen, ook zit er een arbeidsrechtelijk
aspect in die kwalificatie. Daarnaast heeft de kwalificatie van een onderneming
op grond van de WOR ook nog het effect dat als er meer dan 50 werknemers zijn
dat er dan verplicht een ondernemingsraad ingesteld moet worden.
b. Indien er sprake is van een onderneming, is dan ook sprake van
een bepaalde organisatievorm of rechtsvorm? U dient de
personenvennootschappen buiten beschouwing te laten.
Contractuele rechtsvormen: institutionele rechtsvormen:
- Maatschap (boek 7A BW) - Vereniging
- Vennootschap onder firma (WvK) - Coöperatie en onderlinge
waarborgmaatschappij
- Commanditaire vennootschap (WvK) - naamloze vennootschap & besloten
vennootschap
Overige organisatievorm: stichting
De rechtsvormen zijn in de wet geregeld. Organisatievormen daarentegen zijn
niet zozeer in de wet geregeld. De eenmanszaak, die niet in de wet te vinden is
(te vinden in boek 2), kwalificeert als organisatievorm.
Relevante feiten: er word niet gesproken over enige juridische rechtsvorm. Alle
rechtsvormen vallen als zodanig af. Voor deze opgave blijft dan nog maar één
optie open, en dat is de eenmanszaak.
Een kwalificatie als eenmanszaak brengt met zich mee dat de schuldeisers van
Samantha niet alleen op het vermogen van de Stallen Buitenrust hun schuld
mogen en kunnen verhalen, maar ook op het vermogen van Samantha
persoonlijk. Vermogensrechtelijk gezien is er in geval van een eenmanszaak
sprake van slechts één vermogen.
Eenmanszaak zonder beperking van enige aansprakelijkheid, schuldeisers
kunnen zich verhalen op zowel de privérekening van Samantha en de rekening
van ‘Buitenrust’.
Verwar de kwalificatie van een eenmanszaak niet met een zzp’er. Een
eenmanszaak kan medewerkers in dienst hebben en een zzp’er heeft dat niet.
Conclusie, er is dus geen sprake van een rechtsvorm maar wel van een
organisatievorm, namelijk die van een eenmanszaak.
, Vervolg vraag: Samantha moet af en toe ‘nee’ verkopen, want als begin 2019
vanuit de paardeneigenaren ook het verzoek komt om in de buitenmanege
rijlessen te organiseren, ziet ze dat niet zitten. De organisatie rondom de stalling
kost haar al zo veel tijd, dat ze niet nog meer op haar nek wil halen. Pa, ma en
zoon Vincent Oudeschans, die alle drie een eigen paard gestald hebben op
‘Buitenrust’, zetten echter door en spreken met Samantha af dat zij de rijlessen
in de buitenmanege zullen organiseren om Samantha bij de organisatie van de
buitenmanege te helpen. Partijen komen overeen dat Samantha bij wijze van
huur voor het gebruik van de manege €5 per rijles per deelnemer in rekening zal
brengen. Om dit te kunnen bekostigen spreekt Pa Oudeschans met de
paardeneigenaren af dat iedere eigenaar €15 per maand zal gaan betalen om de
algemene organisatiekosten (waaronder dus de huur van de manege) te betalen.
Voor de rijles (duur 50 minuten) moet een deelnemer per keer €10 betalen. Om
de eigen financiën en die van de rijschool gescheiden te houden, opent Pa
Oudeschans bovendien een bankrekening tnv ‘Rijschool Buitenrust’. Eind 2019
heeft de rijschool 39 actieve en passieve (maar allemaal betalende) deelnemers.
c. Kan ‘Rijschool Buitenrust’ worden aangemerkt als een
rechtsvorm? U dient de personenvennootschappen buiten
beschouwing te laten.
Art 2:26 BW:
1. De vereniging is een rechtspersoon met leden die is gericht op een
bepaald doel, anders dan een dat is omschreven in artikel 53 lid 1 of lid 2
2. Een vereniging wordt bij meerzijdige rechtshandeling opgericht
3. Een vereniging mag geen winst onder haar leden verdelen
Relevante feiten: allereerst, de familie Oudeschans wilt beginnen met het
organiseren van rijlessen op de buitenmanege. De deelnemers van de rijlessen
gaan er ook een maandelijkse bijdrage voor betalen. Die maandelijkse bijdrage
zou je ook als contributie kunnen zien. Vader, moeder en zoon gaan het een en
ander organiseren en ten behoeve van de rijschool wordt ook nog een aparte
bankrekening geopend.
Issue: als welke rechtsvorm kan rijschool buitenrust worden gekwalificeerd?
Rechtsregel: art 2:26 BW
Bij een vraag als deze, waar wordt gevraagd welke rechtsvorm er van toepassing
is, is de eerste stap die je zet het op zoek gaan naar een notariële akte. Voor alle
rechtsvormen, behalve één, is de notariële akte een vereiste. Als er dan geen
notariële akte wordt genoemd, kan je eigenlijk alle andere rechtsvormen al
afstrepen. De enige rechtsvorm waarvoor een notariële akte geen vereiste is, is
de informele vereniging. Voor de formele en informele vereniging kijken we naar
art 2:26 BW.
4 vereisten uit 2:26 BW:
1. Heeft leden (lid 1)
2. Heeft een bepaald doel (lid 1)
3. Wordt opgericht bij meerzijdige rechtshandeling (lid 2)
4. Mag geen winst verdelen onder haar leden (lid 3)
5. Notariële akte voor formele vereniging