Les 1
Definitie: recht ordent het gedrag van mensen door het stellen van regels en zorgt ervoor dat
mensen zich aan die regels houden.
Functies van het recht
Normatieve functie: er zijn gedragsregels waarvan nagenoeg iedereen in de samenleving
vindt dat ze moeten worden nageleefd en opgevolgd. Deze leggen we schriftelijk vast zodat
wanneer ze worden overtreden, dit wordt bestraft.
Geschiloplossende functie: eigenrichting is in de westerse cultuur verboden. Wij kennen een
rechterlijke organisatie (rechterlijke macht) die bij uitsluiting oordeelt of iemand moet
worden gestraft en zo ja, op welke wijze en met behulp van welke procedure.
Additionele functie: niet iedereen regelt alles in de puntjes. Rechtsregels zijn daarom
opgesteld wanneer partijen vergeten zijn op een bepaald punt afspraken te maken. Hebben
zij dit wel gedaan, dan gaat die afspraak vóór en is de wettelijke regeling niet meer van
toepassing.
Instrumentele functie: de wet bepaalt dat er op wegen rechts gereden wordt; dit heeft niks
te maken met normbesef maar het is volstrekt niet toereikend als mensen daar zelf
afspraken over maken. De wetgever hakt daarom op tal van onderwerpen de knoop door: zo
doen wij het en niet anders.
Het positief recht: alle in Nederland geldende rechtsregels.
Rechtsbronnen in het Nederlandse recht
De wet
Het verdrag
De jurisprudentie
De gewoonte
Publiekrecht bestaat uit
Regels over de inrichting van de staat;
De bevoegdheden van de staat;
De uitvoering van taken die alleen de overheid mag doen.
BELANGRIJK alleen de overheid kan publiekrechtelijk handelen.
Privaatrecht: regelt de rechtsverhoudingen tussen personen, denk bijvoorbeeld aan huur of verhuur.
De overheid kan ook privaatrechtelijk handelen.
Onderverdeling privaatrecht
Personen- en familierecht: regelt zaken als geboorte, huwelijk, geregistreerd partnerschap,
echtscheiding, adoptie, ondercuratelestelling en de regeling van het vermogen tussen
echtgenoten. Veel van dit recht treffen we aan in het Burgerlijk Wetboek (BW) en wel in
boek 1.
Vermogensrecht: binnen dit rechtsgebied vallen alle op geld waardeerbare handelingen
tussen burgers onderling waaraan juridische gevolgen verbonden zijn. Bij geschillen op het
terrein van het vermogensrecht wordt vaak schade geleden, die via de rechter verhaald
wordt op degene die de schade heeft toegebracht. De regels op het terrein van het
, vermogensrecht vinden we ook in het Burgerlijk Wetboek (BW), maar dan met name in de
boeken 3, 5 en 6.
Ondernemingsrecht: het rechtsgebied dat alles regelt wat ondernemingen en bedrijven
betreft. De wettelijke bepalingen die op ondernemingsvormen betrekking hebben, worden
tot het ondernemingsrecht gerekend; dit deel van het recht staat voor een groot deel
opgetekend in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast zijn er ook nog een aantal
losse wetten: de Handelsnaamwet, de Handelsregisterwet en de Faillissementswet.
Burgerlijk procesrecht: heeft iemand een privaatrechtelijk geschil met een ander dan moet
die persoon naar de rechter stappen om zijn gelijk te krijgen. Op het terrein van het
privaatrecht is er niet een derde (onafhankelijke persoon) die daarvoor in actie komt, dat
moet de burger zelf doen. De regels die op het voeren van juridische procedures op het
terrein van het privaatrecht van toepassing zijn, worden tot het burgerlijk procesrecht
gerekend en zijn voor een groot deel in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) aan
te treffen.
Onderverdeling publiek recht
Strafrecht: de staat treedt door middel van het Openbaar Ministerie (OM) actief op om
sancties (boete, gevangenisstraf en dergelijke) te eisen bij overtreding van de normen. De
wettelijke bepalingen op het terrein van het strafrecht treft men aan in het Wetboek van
Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en een groot aantal losse wetten, zoals de
Opiumwet, de Wet op de economische delicten en de Wet wapens en munitie.
Staatsrecht: regelt ruwweg gesproken de wijze waarop het Nederlandse staatsbestel wordt
vormgegeven en de invloed die de burgers daarop kunnen uitoefenen. Op het terrein van het
staatsrecht komen de Eerste en Tweede Kamer, de regering, verkiezingen en de
totstandkoming van wetten aan de orde. Een zeer belangrijke wet op dit gebied is de
Grondwet.
Bestuursrecht: vanaf 1 januari 1994 is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op onderdelen
in werking getreden. Het bestuursrecht heeft betrekking op de mogelijkheden die de
overheid heeft om regulerend op te treden ten aanzien van de maatschappij. Voorbeelden
van wetten naast de Awb zijn de Onteigeningswet, de Wet algemene bepalingen
omgevingswet, de Drank- en Horecawet en de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Onderscheid wetten
Wet in formele zin: een wet die tot stand is gekomen door regering en Staten-Generaal
gezamenlijk, de nationale wetgever dus. Ieder product van deze wetgever wordt met
uitsluiting van alle andere daden van wetgeving, een wet in formele zin genoemd.
Wet in materiële zin: iedere regeling van een wetgever die bestemd is voor een onbepaald
aantal en dus niet bij name genoemde personen te gelden. Op provinciaal en gemeentelijk
niveau worden geen wetten in formele zin uitgevaardigd. Als Provinciale Staten of
gemeenteraad besluiten nemen die op alle inwoners van de betreffende provincie of
gemeente betrekking hebben, zijn dit wetten in materiële zin. De meeste producten van de
nationale wetgever zijn naast wetten in formele zin ook wetten in materiële zin, maar
realiseer je dat dit niet altijd noodzakelijk is.
Onderscheidingen recht: materieel en formeel recht
Formeel recht (meestal procesrecht genoemd): houdt de regels in die men moet volgen om
het materiële recht te effectueren. Het geeft aan waar men moet procederen, hoe men moet
, procederen, welke termijnen er in acht moeten worden genomen, welke rechten men
daarbij heeft en zo meer.
Materieel recht: heeft betrekking op datgene wat men mag en niet mag (geboden en
verboden), welke rechten en plichten men heeft. Materieel recht is dus inhoudelijk van aard.
Bevoegdheid wet: Regering en Staten-Generaal (nationale wetgever).
Bevoegdheid verordening: Provinciale Staten en Gemeenteraad (decentrale wetgevers).
Belangrijke voorrangsregels wetgeving
1. Hogere regels gaan boven lagere regels;
2. Bijzondere regels gaan boven algemene regels;
3. Jongere regels gaan boven oudere regels.
Rechtspersonen
Natuurlijke personen
Rechtspersonen
Onderscheidingen recht: dwingend en aanvullend recht
Dwingend recht: recht waarvan de burgers niet mogen afwijken. De wetgever vindt in zo’n
situatie een wetsartikel of een bepaalde wet zo belangrijk dat hij de mening is toegedaan dat
je er niet van mag afwijken, ook al zou je dat in bepaalde omstandigheden wel willen. Als er
het werkwoord ‘moeten’ in een wetsartikel voorkomt, bevat het dwingend recht. Wanneer
er in een wetsartikel staat dat afwijking van het gestelde in het bovenstaande lid nietig is,
duidt dat ook op dwingend recht. Ten slotte is het zo dat wanneer de inhoud van een
wetsartikel te maken heeft met openbare orde, is dit dwingend recht.
Aanvullend recht: recht waarvan altijd kan afwijken; de enige voorwaarde is dat beide
partijen met deze afwijking akkoord gaan. De wet vult aan wat partijen niet hebben
afgesproken. Hebben partijen echter wel vooraf afspraken gemaakt, dan gaat die afspraak
boven de wet. Het werkwoord ‘kunnen’ in een wetsartikel duidt op aanvullend recht.
Onderscheidingen recht: objectief en subjectief recht
Objectief recht: het geldende recht, ook wel het positieve recht. Het zijn de regels die in
algemene bewoordingen aangeven wat rechtens is. We zouden ook kunnen zeggen: objectief
recht is het geheel van regels dat uit alle al eerdergenoemde rechtsbronnen voortvloeit.
Subjectief recht: recht dat een individu in concreto bezit omdat het objectief recht dit met
zoveel woorden zegt. Subjectieve rechten komen toe aan natuurlijke personen en
rechtspersonen.
Nationaal recht: privaatrecht en publiekrecht.
Internationaal en Europees recht: hiertoe behoren verdragen als het Verdrag van de Europese Unie
(VEU) en het Europees Sociaal Handvest (ESH).