Samenvatting Deel 1: Ontwikkeling van het kind
Hoofdstuk 1: Inleiding in de ontwikkeling van het kind
Ontwikkelingspsychologie richt zich op menselijke ontwikkeling. Het is de
wetenschap naar groei, verandering en stabiliteit bij mensen.
Bij de ontwikkeling van kinderen zijn vier gebieden te onderscheiden:
Fysieke ontwikkeling > Invloed van hersenen, zenuwstelsel, zintuigen > VB: Wat
bepaalt sekse van een kind of wat zijn voordelen van borstvoeding?
Cognitieve ontwikkeling > Intellectuele vermogens, zoals leren, geheugen > VB:
Heeft tweetaligheid voordelen of wat zijn onze vroegste herinneringen?
Sociaal-emotionele ontwikkeling > Sociale relaties, interacties en omgaan met
emoties > VB: Wat is de beste manier om gewenst gedrag aan te leren?
Persoonlijkheidsontwikkeling > Duurzame gedragingen, eigenschappen die zich
onderscheiden van een ander > VB: Heeft een kleuter besef van goed of fout?
Daarnaast zijn leeftijdsgroepen te onderscheiden in onderzoek, dit gaat van
prenatale periode (conceptie tot geboorte) tot de adolescentie (van twaalf tot
twintig jaar).
Ieder mens behoort dan weer tot een bepaald cohort. Dit is een groep mensen
die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren. Hier wordt een onderscheid
gemaakt in normatieve gebeurtenissen, VB:
-Historisch bepaalde invloeden: omgevingsinvloeden en biologische invloeden
die verbonden zijn aan een specifiek historisch moment.
-Leeftijdsgebonden invloeden: biologische invloeden die gelijk zijn voor ieder
mens in een bepaalde leeftijdsgroep.
-Sociaal-culturele invloeden: etnische afkomst, sociale klasse, etc.
En niet-normatieve gebeurtenissen, VB:
Specifieke gebeurtenissen van een bepaald persoon, terwijl andere mensen hier
niet mee te maken krijgen (kind die op haar zesde ouders kwijtraakt bij
ongeluk).
Er zijn op dit moment een aantal vraagstukken bij de thema’s in de
ontwikkelingspsychologie:
Continue versus Discontinue verandering: bij continue is er een geleidelijke
kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties vloeiend in elkaar overlopen, bij
discontinue zijn er aparte stappen of stadia, waarbij elke stadia gedrag oplevert
wat anders is dan gedrag in het vorige stadia.
Kritieke en gevoelige perioden, invloed van omgeving: een kritieke periode is
een bepaalde tijdsspanne waarin een bepaalde gebeurtenis onomkeerbare
gevolgen heeft, blootstelling aan bepaalde stimuli kan gevolgen hebben. Men
weet ondertussen dat plasticiteit van een kind (fysieke structuur die
veranderbaar is) groot is. Daarom wordt nu liever over gevoelige perioden
gesproken.
Gemaakt door mw. M.Jongboom
,Invloed nature-nurture op ontwikkeling: hier wordt al jaren over gesproken in
het nature-nurturedebat. Bij nature hoort de term maturatie, dit is het proces
dat genetische informatie zich ontvouwt.
Levensloopmodel versus focus op specifieke perioden: de moderne theorieen
zeggen dat de gehele periode van conceptie tot volwassenheid van belang geacht,
vroeger was er meer focus op specifieke perioden van de babytijd en
adolescentie.
Hoofdstuk 2: Theoretische perspectieven en onderzoek
Er zijn een aantal onderzoekstheorieen die in de afgelopen jaren tot stand
gekomen zijn bij het kijken naar kinderen. De eerste theorie is de basis en daar is
telkens een reactie op gekomen:
Perspectief Ideeen over gedrag en Aanhangers Voorbeeld
ontwikkeling
Psycho- Gedrag komt voor uit Freud, Een adolescent
dynamisch innerlijke, onbewuste Erikson met overgewicht
krachten uit onze kindertijd, heeft fixatie op
waarover we geen controle orale ontw.-fase
hebben (erg gericht op
seksualiteit)
Behavior- We kunnen ontwikkelingen Pavlov, Een adolescent
istisch begrijpen door Watson, met overgewicht
waarneembaar gedrag en Skinner, wordt niet
omgevingsstimuli te Bandura voldoende
onderzoeken (prikkel erin – beloond
gedrag eruit)
Cognitief Nadruk op invloed van Piaget Een …. heeft geen
veranderingen in de manier effectieve manier
waarop mensen dingen, geleerd om op
weten, begrijpen en denken gewicht te blijven
op gedrag (meten van bijv.
intelligentie)
Systemisch Gedrag wordt bepaald door Vygotsky, Een …. kan
relatie tussen individuen in Bronfen- overgewicht
fysieke, cognitieve, brenner ontwikkelen
persoonlijkheids- en sociale doordat omgeving
wereld (gericht op welke dit heeft
omgeving zit iemand) gestimuleerd
Evolutionair Gedrag is resultaat van Lorenz, Een …. heeft
genetische erfenis van onze beinvloed genetisch aanleg
voorouders (hoe is mens tot door Darwin voor overgewicht.
stand gekomen)
Gemaakt door mw. M.Jongboom
,Psychodynamisch perspectief:
Psychoanalytische theorie van Freud > id (primitieve driften) – ego (redelijke
deel van ph) – superego (geweten). Kind gaat door psychoseksuele ontwikkeling,
als er iets mis gaat in een van deze fase kan dit leiden tot fixatie: gedrag dat in
een ontwikkelingsfase is blijven steken.
Psychosociale theorie van Erikson > gaat om interactie met anderen, er zijn bij
deze theorie acht stadia die min of meer gelijk zijn voor ieder mens – groei en
verandering blijft het gehele leven doorgaan.
Behavioristisch perspectief:
Gedrag (respons) zijn het resultaat van voortdurende blootstelling van
omgevingsfactoren (stimuli). Het gaat over stimulus-respons-leren.
Klassieke conditionering > een organisme leert op een bepaalde manier reageren
op een neutrale stimulus die dat type respons normaliter niet uitlokt (kwijlen).
Operante conditionering > vrijwillige respons wordt versterkt of afgezwakt door:
positieve of negatieve bekrachtiging, of door positieve of negatieve straf.
Gedragsmodificatie is een techniek om gewenst gedrag te verhogen en
ongewenst gedrag te verlagen.
Sociaal-cognitieve leertheorie > nadruk ligt op leren door na te doen, hier zijn
vier stappen/voorwaarden voor nodig: aandacht, retentie, reproductie en
motivatie (ARRM)
Cognitieve perspectief:
Volgens Piaget doorlopen we een reeks universele cognitieve
ontwikkelingsstadia. Het menselijk denken is opgebouwd in schema’s. Er zijn
twee manieren waarop we reageren en ons aanpassen op informatie:
assimilatie= interpreteren van nieuwe ervaringen, accommodatie=
veranderingen in bestaande manier van denken. De vier fasen van Piaget zijn:
>Sensomotorisch – geboorte tot 2 jaar
>Preoperationeel – 2 tot 7 jaar
>Concreet operationeel – 7 tot 12 jaar
>Formeer operationeel – 12 tot volwassenheid
Een reactie op Piaget is de informatieverwerkingstheorie. Deze theorie zegt
dat mensen informatie coderen, opslaan en terughalen. In de loop van de
ontwikkeling maakt men gebruik van telkens verfijndere strategieën om dit toe
te passen.
En de nieuwste ontwikkeling is de cognitieve neurowetenschap. Hier richt met
zich op de invloed van hersenprocessen op een cognitieve activiteit.
Systematisch perspectief:
De omgeving is belangrijk. Bronfenbrenner ontwikkelde het bio-ecologisch
model, dit gaat uit van vijf omgevingsniveaus die elk organisme gelijktijdig
beïnvloed:
>Microsysteem: dagelijkse, directe omgeving waarin kinderen leven.
>Mesosysteem: connecties tussen verschillende onderdelen in het microsysteem
(BV: moeder had slechte dag op school, is daardoor kortaf naar kind)
>Exosysteem: algemenere invloeden, sociale instituties als gemeenten, scholen,
gebedshuizen (BV: kwaliteit van een school heeft invloed op een kind)
Gemaakt door mw. M.Jongboom
, >Macrosysteem: overkoepelende culturele invloeden waar een individu aan
blootstaat, de maatschappij in het algemeen, politiek gedachtegoed, maar ook de
brede cultuur (VB: Westers, maar onder invloed van subcultuur).
>Chronosysteem: ligt ten grondslag aan alle andere systemen, omvat de invloed
van het verstrijken aan de tijd (VB: stijging vrouwen dat buitenshuis werkt)
Daarnaast beschrijft Vygotsky’s sociaal-culturele theorie dat het verloop van
de cognitieve ontwikkeling van iemand het resultaat is uit sociale interacties
tussen de leden van een cultuur.
Evolutionair perspectief:
Een belangrijk gebied is de gedragsgenetica, hier bestudeerd men de effecten van
erfelijkheid op gedrag. Darwin omschreef het proces van natuurlijke selectie –
organismen die zich beter aanpassen aan de omgeving, blijven in leven. Bij
epigenetica onderzoekt men hoe ervaringen en leefomstandigheden van een
organisme zijn erfelijke aanleg kunnen beïnvloeden. Factoren die hier
bijvoorbeeld van invloed kunnen zijn: roken, stress, sporten.
Een theorie die los van bovenstaande staat is de zelfdeterminatietheorie
(ZDT), deze theorie gaat over menselijke motivatie. Zaken die de motivatie
beinvloeden zijn: autonomie, verbondenheid en competentie.
In dit hoofdstuk wordt ook nog gesproken over onderzoeksstrategieen en
problemen. Een aantal begrippen hierin zijn:
Hypothese – ontwerpen – data verzamelen – analyseren – publiceren.
Experimentele groep – controlegroep – onafhankelijke en afhankelijke variabele.
Experiment – corrationeel onderzoek – survey – natuurlijke observatie –
casestudy.
Longitudinaal onderzoek – dwarsdoorsnedeonderzoek – cross-sequentieel
onderzoek.
Hoofdstuk 3: Het begin van het leven
Onze genetische code wordt opgeslagen en gecommuniceerd in onze genen.
Genen hebben alles te maken met erfelijkheid. Alle genen zijn opgebouwd uit
DNA. De genen zijn gerangschikt in 46 chromosomen die georganiseerd zijn in
23 paren. De moeder en vader leveren ieder een van de twee chromosomen in
elk van de 23 paren. Alleen het 23e paar bevat twee gelijksoortige chromosomen,
bij vrouwen XX en bij mannen XY. Het sperma van de man bepaalt het geslacht
van het kind.
De eicel en spermacel wordt ook wel gameten genoemd. Uiteindelijk fuseren de
twee gameten met elkaar tot een zygote.
Genetica, het mengen en koppelen van eigenschappen. Wanneer er twee
concurrerende eigenschappen zijn (zoals bruin en blond haar) wordt de
eigenschap die tot uiting komt de dominante eigenschap genoemd. De
Gemaakt door mw. M.Jongboom