Samenvatting wetenschapsfilosofie voor psychologen
Aantekeningen bij de hoorcolleges en de verplichte literatuur
2020-2021 Tilburg University – Femke van Leth
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 – Inleiding en antieke filosofen................................................................................................ 1
Epistemologie = kennisleer...................................................................................................................................2
Hoorcollege 2 – Bacon, Descartes en de Britse Empiristen..............................................................................5
Francis Bacon........................................................................................................................................................6
De nieuwe rationalisten en empiristen.................................................................................................................7
Hoorcollege 3 – Kant, positivisme en hermeneutiek.....................................................................................11
Kant.....................................................................................................................................................................11
Positivisme en hermeneutiek..............................................................................................................................12
Hoorcollege 4 – Het Logisch Positivisme....................................................................................................... 14
Hoorcollege 5 – Karl Popper de Rationalist................................................................................................... 18
Hoorcollege 6 – Wittgenstein II en Thomas Kuhn.......................................................................................... 22
Ludwig Wittgenstein II........................................................................................................................................22
Thomas Kuhn: paradigmawisselingen................................................................................................................23
Hoorcollege 7 – Commentaar op Kuhn: Feyerabend en Imre Lakatos............................................................26
Imre Lakatos.......................................................................................................................................................28
Hoorcollege 8 – realisme, constructivisme, pragmatisme + naturalisme........................................................30
Wetenschappelijk realisme versus constructivistisch empirisme.......................................................................31
Pragmatisme en naturalisme versus de scepticus..............................................................................................33
Hoorcollege 9 – Voorspelbaar irrationeel..................................................................................................... 36
Hoorcollege 10 – Waarom zijn we irrationeel?.............................................................................................. 38
Hoorcollege 11 – Irrationaliteit in actie......................................................................................................... 41
Hoorcollege 12 – Hoe kunnen we ons wapenen tegen denkfouten?..............................................................43
Hoorcollege 13 – Het belang van kritisch denken.......................................................................................... 45
Hoorcollege 14 – Wetenschappelijke methode + demarcatiecriterium..........................................................47
Hoorcollege 1 – Inleiding en antieke filosofen
- Wetenschapsfilosofie: de filosofische reflectie op wat wetenschap is, doet en aan
kennis genereert -> is het terecht dat wetenschap als primaire kennis wordt gezien?
o Je blijft hierbij kritisch kijken, zonder uit te gaan van je standaard aannames
, Misschien moet je namelijk wel concluderen dat we niks zeker weten,
of dat er eigenlijk nog een betere manier van kennisverwerving is dan
de wetenschap -> je kan niet zomaar uitgaan van absolute waarheid
o Psychologie wordt gezien als een wetenschap, maar je moet als academicus
wel uit kunnen leggen waarom de psychologie dan een wetenschap is
Om dat te doen, moet je weten wat wetenschap eigenlijk is en je moet
de vaardigheid (de kunde) hebben om kritisch te reflecteren op de
wetenschappelijke aard die wordt aangenomen bij de psychologie
Probleem in de psychologie: replicatiecrisis en de voorkeur
voor het publiceren van positieve resultaten van studies
o Kennis en kunde komen samen in karakter: als je kritisch na kan denken over
wat wetenschap is en of psychologie een wetenschap is, hoop je een beter
inzicht te krijgen in psychologie als wetenschap -> betere wetenschappers
Kritisch nadenken over je eigen vakgebied is vaak wel heel moeilijk
- We gebruiken het woord wetenschap heel vaak en gebruiken het vaak ook goed,
maar wat zijn nu eigenlijk de eigenschappen van wetenschap? Wat is het nu precies?
o Deze vraag komt vooral terug in hoorcolleges 4 t/m 7 (demarcatiecriterium)
Epistemologie = kennisleer
- De epistemologie stelt enkele vragen met betrekking tot kennis: wat is (zekere)
kennis? Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen? Wat is de bron van kennis?
o Met betrekking tot deze kwesties zijn er traditioneel 2 posities ingenomen:
Rationalisme: echte kennis komt uit de ratio, de rede en het verstand
Je ziet dat dit door de geschiedenis heen steeds zwakker wordt
Empirisme: echte kennis is afkomstig van de zintuigelijke ervaring
- Rationalisme en empirisme beargumenteren allebei (op een andere manier) dat er
zekere (echte) kennis bestaat -> dit gaat in tegen het scepticisme: je weet niks zeker
o Socrates was een bekende scepticus: hij stelde vraagtekens bij alle gevestigde
(vaak mythologische) opvattingen en kennis van de meeste mensen -> hij
vroeg overal over door, maar dit werd niet op prijs gesteld -> veroordeeld
- Nu is dan de vraag: hoe kan je rechtvaardigen dat je sommige kennis zeker weet?
o Rationalisme: echte kennis komt (gedeeltelijk) voort uit het goed gebruiken
van je gezonde verstand (ratio), of je kennis wordt aan de ratio getoetst ->
geassocieerde bewering: er bestaat aangeboren kennis -> het nativisme
Plato: extreem nativisme = alle kennis is ingeboren, dus leren is
herinneren (anamnese) -> je doet dus nooit nieuwe kennis op
Plato veronderstelde dit omdat hij geloofde in reïncarnatie:
voordat je geboren wordt, zit je ziel in een andere wereld en
heeft alle echte kennis al -> dit vergeet je na je geboorte
o Epistème: kennis van hoe de dingen zijn -> dit is een
ware en gerechtvaardigde overtuiging -> je moet hierbij
dan dus wel kunnen uitleggen waarom iets waar is
o Doxa: een mening (opvatting) over hoe de dingen zijn ->
dit kan toevallig een goede mening zijn, maar je kan het
dan niet goed onderbouwen (of rechtvaardigen) + deze
opvatting is verschillend voor elk individu (er kan dan
dus niet meer worden gesproken van 1 waarheid)
, Heraclitus stelt dat alles constant stroomt
(Panta Rhei) -> dit houdt in dat alles in de
wereld die we waarnemen met onze zintuigen
verandert, waardoor we geen epistème kunnen
verwerven, alleen maar doxa -> hier was Plato
het dus niet mee eens (want dit is scepticisme)
Plato was het eens met Parmenides: de
zintuigen misleiden mensen, waardoor
we denken dat alles altijd verandert,
maar dat is niet waar -> ratio gebruiken!
o Het debat tussen Heraclites en
Parmenides is metafysisch of
ontologisch van aard: het gaat
over het onderscheid tussen
uiterlijk en realiteit (wat is echt
en wat lijkt alleen maar zo?)
Plato: je moet dus niet kennis verwerven met je zintuigen (->
doxa), maar enkel aan de hand van je ratio (-> epistème)
o Je moet denken in Vormen en Ideeën -> deze bestaan
los van ons in de Ideeënwereld -> onze ziel is daar
geweest -> je moet deze Ideeën dus herinneren!
Onthoud: allegorie van de grot (schaduwen)
Zo’n Idee als een bestaande entiteit van de
Ideeënwereld wordt beschreven als: ‘de Idee’
Correspondentietheorie van de waarheid: een overtuiging is
waar, als deze correspondeert met de feiten -> dit is dus als de
overtuiging een afbeelding is van de werkelijkheid zoals deze is
o Probleem met Plato: rechtvaardigingen van dingen die
je weet (dus je kennis) mogen niet gebaseerd zijn op
onware overtuigingen, maar dit gebeurt heel vaak wel
Plato’s werken zijn geschreven in dialoogvorm met Socrates in
de hoofdrol -> kan in een toneelvoorstelling worden opgevoerd
o Een voorbeeld hiervan is de dialoog tussen Socrates,
Meno en de slaaf van Meno -> hiermee wilde Plato het
concept van anamnese uitleggen, alleen dit doet hij niet
heel goed (omdat Socrates de slaaf enorm helpt hierbij)
Plato’s theorie voelt voor ons als een rare theorie, maar dit
komt omdat hij de eerste rationele filosoof na Socrates was
o Zijn kennis was dus nog heel erg beperkt -> bijzonder
In een later college gaan we kijken naar Descartes -> minder sterke
vorm van rationalisme dan Plato -> niet alle kennis is aangeboren
o Empirisme: de ratio is niet de bron van kennis -> de bron van kennis is de
ervaring opgedaan via de zintuigelijke waarneming -> dit is de common sense
opvatting van hoe kennis wordt opgedaan: je moet je zintuigen gebruiken ->
geassocieerde bewering: er is geen ingeboren kennis (alles komt uit ervaring)
Let op: empiristisch (kennis komt voort uit zintuigelijke waarneming) is
niet hetzelfde als empirisch (de wetenschappelijke methode, waarbij
, men gebruik maakt van observeerbare of experimentele data om
conclusies te trekken over de wereld -> dit is dus niet hypothetisch)
Aristoteles: was een leerling van Plato, maar verwerpt het grootste
deel van zijn ideeën (voornamelijk de twee-werelden theorie) -> er is
volgens hem maar 1 wereld en die is met de zintuigen waar te nemen
Hij verwerpt hiermee dus ook het idee van ingeboren ideeën
o Hij stelt dat de mens een ‘tabula rasa’ is -> blanco vel
Hij gaf zijn studenten in het lyceum al wandelend les, waardoor
het empirisme soms ook wel het peripatisch (voetgangers-)
principe wordt genoemd -> niks is in het intellect dat zich niet
eerst in de zintuigen bevond -> alles moet je eerst waarnemen
o Dit principe werd zo genoemd door Thomas Aquino
Het belangrijkste in Aristoteles’ epistemologie is inderdaad de
zintuigelijke waarneming -> daarom is hij dus een empirist
o Maar: er zitten ook rationalistische elementen in zijn
epistemologie -> is Aristoteles dan wel echt empirist?
Aristoteles kijkt niet naar ‘de Idee’ stoel als een
bestaande entiteit in de Ideeënwereld, maar
naar alle concrete, individuele stoelen die je kan
waarnemen -> maar: hoe komen wij dan aan
een universeel en abstract begrip van ‘stoel’?
Aristoteles noemt dit inductie: de manier
waarop we van concrete naar universele
dingen gaan -> o.b.v. van een aantal
(maar niet alle) waarnemingen waarin A
= B of A -> B, vaststellen dat A altijd gelijk
is aan B of dat A altijd leidt tot B -> maar:
empiristen stellen dat je nooit zeker kan
weten dat de abstracte stelling waar is,
als je niet alles echt hebt waargenomen
o Je kan niet aan de abstracte
stelling komen zonder je ratio…
A.d.h.v. inductie en de onfeilbare intellectuele
capaciteit van de geest (nous) kan je volgens
Aristoteles inzien dat abstracties noodzakelijke
waarheden zijn -> intuïtieve inductie (inzicht)
Dit onderdeel is dus rationalistisch
Als hij een algemene bewering had
gevonden a.d.h.v. intuïtieve inductie,
twijfelde hij hier vervolgens niet meer
aan -> dit was dus niet heel kritisch
Uit dit alles kan je opmaken dat Aristoteles veel waarde
hechtte aan causale relaties en syllogismen -> in deze
syllogismen ga je uit van basisprincipes die volgens Aristoteles
zeker waar waren -> dan kom je op echte kennis -> als deze
basisprincipes dus niet zeker waar waren, kom je uit op doxa