Hoofdstuk 6
Inleiding
Voedingsstoffen kun je in 6 groepen delen:
o Eiwitten
o Vetten
o Koolhydraten
o Vitaminen
o Mineralen
o Water
Elke groep heeft een eigen functie op het lichaam. Door de spijsvertering worden
de voedingsstoffen, voor zover nodig, afgebroken tot stoffen die opgenomen
kunnen worden in het bloed. Hierna worden ze vervoerd naar hun
eindbestemming, de cellen.
6.1Voeding
Bij de spijsvertering hebben we te maken met 2 zaken: 1 de voedingsstoffen en 2
het spijsverteringskanaal. Om de vertering te begrijpen moeten we eerst het
nodige te weten over het voedsel dat we dagelijks eten en drinken. Eerst moeten
we onderscheid maken tussen 2 begrippen: voedingsmiddel en voedingsstoffen.
o voedingsmiddel = de algemene benaming van producten
o voedingsstoffen = deze zitten in producten.
De voedingsstoffen worden in de 6 groepen onderverdeelt en hebben hierbij de
volgende functies:
o Bouwstof: belangrijkste bouwstoffen zijn water, eiwitten en mineralen.
Deze zijn vooral belangrijk tijdens de groei, omdat er van veel nieuwe
cellen en tussencelstof (botweefsel) word gemaakt. Maar ook ter
vervanging van afgestorven cellen nodig. Voor aanmaak van nieuwe cellen
zijn altijd water en eiwitten nodig (celplasma). Voor ontwikkeling en in
stand houden van de botten zijn mineralen met name calcium (kalk) nodig.
Dat water een belangrijke bouwstof is blijkt onder andere uit dat ongeveer
60% van ons lichaam uit water bestaat.
o Energieleverende stof (brandstof): dit zijn vetten, koolhydraten en soms
eiwitten. Iedere cel heeft energie nodig om in leven te blijven en hun
functies uit te oefenen. Energie haalt hij uit brandstof.
o Regulerende stof: dit zijn vetten en mineralen. Deze stoffen worden
opgenomen omdat ze onmisbaar zijn voor het leven. Vetten en mineralen
regelen ons lichaamsprocessen en bescherming aan ons lichaam. Hierdoor
worden ze ook wel is beschermende stoffen genoemd.
Van alle voedingsstoffen hebben we niet overal evenveel van nodig. Dit word
onder andere bepaalt door je geslacht, leeftijd, gewicht, gezondheid en het
dagelijkse werk. Ons lichaam is in staat van verschillende voedingsstoffen als
reserves aan te leggen zoals vet, van koolhydraten en van sommige mineralen
en vitaminen. Het vetreserve is opgeslagen onder de huid (warmte-isolatie) en
,rondom enkele organen zoals de nieren (bescherming/steunvet). Koolhydraten
zijn opgeslagen in de spieren en in de lever. De lever is tevens ook een
opslagplaats voor vitamines. De botten kunnen we beschouwen als opslagplaats
voor mineralen zoals calcium (kalk). Als er tekort aan voedingsstoffen zijn
ontstaan er gebreksziekten of deficiëntieziekten. Door een ernstig tekort aan
vitamine ontstaat een Engelse ziekte (rachitis). Als men meer eet dan nodig is
ontstaat er overgewicht of vetzucht (adipositas: adipeus= zwaarlijvig, vet).
6.2 Verbranding en energie
Uit het dagelijkse leven weten we dat bij verbranding energie vrij komt. Dit word
ook in de levende cellen gedaan. De brandstoffen waarover de cel beschikt zijn
vooral vetten en koolhydraten. Eiwitten dienen hoofdzakelijk voor bouwstof, maar
kunnen onder bepaalde omstandigheden ook als brandstof dienst zijn. Het
verbrandingsproces in de cel kunnen we als volgt zien: Brandstof + zuurstof →
energie + verbrandingsproducten.
Bij een verbranding van een cel moet dus niet allen over brandstof beschikken er
moet altijd zuurstof bij zitten. Met verbrandingsproducten bedoelen we de
afvalstoffen de tijdens de verbranding vrijkomen (koolstofdioxide (CO2) en water
(H2O). De energie die vrijkomt wordt uitgedrukt in joule (J). Men werkt dikwijls
met kilojoule (1000 joule= 1 kJ). Vetten hebben de hoogste energetische waarde.
Afhankelijk van onder andere ons geslacht, leeftijd, gewicht, lengte,
gezondheidstoestand en dagelijkse activiteiten, varieert bij de mens de totale
behoefte per etmaal van ongeveer 7500 tot 1500 kJ. Waarvan ong. 7000 kJ van
inwendige arbeid. Als je in rust bent word er binnen in nog steeds hard gewerkt.
Dit energieverbruik word ruststofwisseling of basaalmetabolisme genoemd.
Verschillen tussen de verbranding in de cellen (ook wel biologische oxidatie
genoemd) en e verbranding van bijv. aardgas en hout:
o Verbranding buiten het lichaam: de energie komt vrij in de vorm van
warmte gepaard met vuurverschijnselen. Deze verbrandingsreacties
verlopen zeer snel. En de warmte komt plotseling vrij.
o Verbranding in de cellen: hier komt een klein gedeelte als warmte vrij. De
verbranding verloopt vrij langzaam en bij lage temperaturen. Dit is
mogelijk door de betrokkenheid van enzymen. Zij maken het mogelijk dat
de cellen het voedsel op een rustige wijze kan worden verbrand.
De energie die bij verbranding in de cellen vrijkomt kunnen we gebruiken voor de
volgende activiteiten:
o Mechanische arbeid: deze is nodig voor de vele spieractiviteiten in ons
lichaam. Dus voor inwendig en uitwendig arbeid.
o Chemische arbeid: in ons lichaam moeten veel opbouwprocessen
plaatsvinden waarvoor energie nodig is. Denk aan de opbouw van de vele
eiwitten in ons lichaam (de eiwitten in alle cellen, met name in de
spiercellen)
o Elektrische arbeid: zenuwcellen, maar ook spiercellen kunnen alleen dan
werken als er een potentiaalverschil (spanningsverschil) bestaat tussen de
buitenkant en de binnenkant van de celmembranen.
o Handhaving lichaamstemperatuur: als alle energie in warmte zou
vrijkomen zouden we verbranden. Het overtollige warmte wat er
overhouden kunnen we dankzij het vermogen van de temperatuurregulatie
afgeven.
6.3 Voedingsstoffen.
We gaan verder in op de voedingsstoffen: eiwitten, vetten, koolhydraten,
vitaminen, mineralen en water.
, 6.3.1 Eiwitten
Bron
We kunnen eiwitten of proteïne verdelen in plantaardige en dierlijke eiwitten.
o Plantaardige eiwitten: brood, aardappelen, graanproducten en
peulvruchten
o Dierlijke eiwitten: vlees, vis, wild en gevogelte, ei, melk en melkproducten
Functie
Ze dienen vooral als bouwstoffen. Ze zijn onmisbaar in het lichaam. De cellen van
ons lichaam bestaan voor een groot deel uit eiwitten, met namen de spiercellen.
We gebruiken eiwitten ook om nieuwe cellen te maken en de afgestorven cellen
te vervangen.
Eiwitten worden ook gebruikt als energieleverende stof.
Behoefte
De behoefte aan eiwit bedraagt voor een volwassene ong. 0.75 gram eiwit per kg
lichaamsgewicht. Tijdens de groei van kinderen is de behoefte groter. Bij een
tekort aan eiwit ontstaan zwakte en verminderde weerstand.
Bouw
Eiwitten zijn opgebouwd uit bouwstenen die aminozuren worden genoemd.
Hiervan bestaan er 20 soorten van. Voor een eiwit is niet allen het aantal
aminozuren bepalend maar vooral ook de volgorde waarin ze aan elkaar
gekoppeld zijn.
Vertering
De vertering vind plaats met behulp van enzymen. Die samenvatten onder de
naam eiwitsplitsende enzym of proteïnase. Dit bevind zich in de darmsap,
maagsap en het alvleeskliersap. De vertering begint in de maag. Ook de grote
van de eiwitmolecule worden in kleinere moleculen afgebroken dit is onder
invloed van het enzym pepsine. In de dunne darm gaat dit proces verder onder
invloed van het eiwitsplitsende enzym trypsine uit het pancreassap. Na dit alles
zijn er alleen moleculen over met enkel aminozuren. Tot slot word er de vertering
voltooid door het eiwitsplitsende enzymmengels erepsine uit het darmsap. Nu is
het klein genoeg om in het bloed te worden opgenomen. Via de pootader worden
de aminozuren vervoerd naar de lever
6.3.2 Vetten
Bron
In voeding komt ook cholesterol voor. Dit is een vettige stof die evenals zichtbare
vetten (roomboter) en onzichtbare vetten (koek, chips) niet in water oplost. Het
lichaam heeft cholesterol nodig maar dit kan het lichaam zelf aanmaken. Dit
gebeurd door de lever. Cholesterol komt veel voor in eieren (eidooier),
orgaanvlees, mosselen, garnalen, roomboter en slagroom.
Functie
o Energieleverende stof: hebben een hoge energetische waarde en zijn de
belangrijkste brandstof
o Energieopslag: in het onderhuids bindweefsel ligt veel vet opgeslagen
(vetdepot)
o Isolatie: dit geld t zowel voor elektrische als warmte isolatie. Rondom de
zenuwceluitlopers bevind zich een schede opgebouwd uit myeline
(mergschede). Hierdoor kan er geen kortsluiting ontstaan.
o Steunfunctie: steunvet rondom de nieren en in de oogkassen achter de
oogbol
o Bouwstof: vetten zijn belangrijke bouwstenen van celmembranen.
Cholesterol is bekend als bouwstof van het zenuwstelsel. Het is een
gestandsdeel van het gal (chole=gal). Bovendien is de stof waaruit in ons
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper elisajacoba. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.